Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een oude vraag opnieuw aan de orde (6)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een oude vraag opnieuw aan de orde (6)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het jaar 1853 verscheen de wet tot regeling van het toezicht op de onderscheidene kerkgenootschappen 10 Sept. Staatsblad 102. De geschiedenis en inhoud dezer wet laten wij rusten. Die er meer van weten wil, verwijzen wij naar de verdienstelijke dissertatie van Dr. Mr. Schokking, 1894. Artikel I van deze wet bepaalde:
Aan alle kerkgenootschappen verblijft de volkomen vrijheid verzekerd alles wat hunne godsdienst en de uitoefening daarvan in hunnen eigen boezem betreft te regelen.
De bepalingen betreffende de inrichting en het bestuur worden, voor zooveel zij niet reeds aan ons bekend gemaakt zijn, binnen eene maand na de afkondiging dezer wet, door de bestuurders of hoofden der kerkgenootschappen, aan ons medegedeeld. Nieuw te maken bepalingen worden mede vóór of bij het in werking brengen daarvan op gelijke wijze ter onzer kennis gebracht.
Voor zooveel er zich onder de bepalingen, bij dit artikel bedoeld, eenige bevindt, welke de meedewerking van het staatsgezag vereischt, wordt die medewerking niet verleend, tenzij de bepaling door ons is goedgekeurd.
Over den inhoud van dit artikel spreken wij nu maar niet. De redactie er van is verre van gelukkig te noemen en ook laat de inhoud aan duidelijkheid vrij wat te wenschen over. Alleen wijzen wij er met nadruk op, dat dit artikel de gelijkheid van alle kerkgenootschappen voor den staat nadrukkelijk uitspreekt. Alle kerkgenootschappen genieten volkomen vrijheid in alles wat hun godsdienst en de uitoefening daarvan in eigen boezem betreft. Zij behoeven niet anders te doen dan hunne bepalingen betreffende de inrichting en het bestuur aan de regeering mee te deelen. Hoe de kerk zich zelf regeeren, hoedanig zij zich noemen wil, moet de kerkzelve weten, daarover bekommert de staat zich niet. Worden er bij reeds bestaande bepalingen nieuwe gevoegd, of worden er wijzingen in de bestaande gebracht, dan moeten die op dezelfde wijze ter kennisse van de regeering worden gebracht. Alleen die bepalingen, welke de medewerking van het staatsgezag eischen, moeten door de regeering worden goedgekeurd, alvorens medewerking verleend wordt.
Het is duidelijk, dat door deze wet de kerk in geheel andere verhouding tegenover den staat en de staat tegenover de kerk kwam te staan. Ook de Afgescheidenen begrepen dit en beraamden dan ook op de Synode te Zwolle in 1854 middelen om thans als kerk op grond van de wet van 1853 door de regeering te worden erkend.
Het is niet onbelangrijk dit pogen een weinig nader in bijzonderheden na te gaan. Het zal ons doen zien, hoe weinig liberaliteit er destijds bij de regeering tegenover de Afgescheidenen gevonden werd.
Op de Synode te Zwolle werd het navolgende adres aan Z. M. den Koning opgesteld.
Sire!
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen de Synodale Vergadering der Chriatelijke Afgescheidene Gereformeerde gemeente in Nederland, thans vergaderd te Zwolle,
Dat zij gelet hebbende op Artikel I van de Wet „regelende het toezicht op de onderscheidene Kerkgenootschappen” van nu aan ook met betrekking tot den Staat zich als Christelijke Afgescheidene Gereformeerde Kerk betitelt, en het van haren plicht rekent, om bij hare eerste samenkomst na de in werking treding van bovengenoemde wet; Uwe Majesteit hiervan kennis te geven met eerbiedig verzoek, dat het Hoogst Dezelve moge behagen haar als zoodanig te erkennen.
Wij verklaren hierbij, dat de Christelijke Afgescheidene Gereformeerde Kerk als hare Geloofsformulieren volledig erkent: de Geloofsbelijdenis der Gereformeerde Kerk in Nederland, den Catechismus en de Leerregels der Synode van Dordrecht van 1618/19. En wat de Kerkregeering aangaat, zich regelt naar het kerkelijk handboekje, in verband met de voorrede door de Synode van de Christelijke Afgescheidene Gereformeerde Gemeenten van 1840 gesteld; van welk handboekje wij de eer hebben een exemplaar Uwe Majesteit aan te bieden.
Hiernevens het reglement volgende, dat wij aangenomen hebben, verzoeken wij Uwe Majesteit op grond hiervan ons verzoek in te willigen. En terwijl wij overeenkomstig nevensgaande reglement eene commissie benoemd hebben, bestaande uit: S. van Velzen, predikant te Amsterdam, A. Brummelkamp, predikant te Arnhem en P.J. Oggel, predikant te Utrecht, verzoeken wij Uwe Majesteit aan die Commissie het antwoord op dit adres toe te zenden.
Hetwelk doende;
Uwer Majesteits getrouwe onderdanen, In naam der Synode:
(Was get.) P. DIJKSTERHUIS, Praeses.
D.J. VAN DER WERP, Scriba.

Zooals duidelijk te zien is, namen onze vaderen al dadelijk een zuiver standpunt in tegenover de nieuwe wet. Zij vroegen niet, of de Koning dien naam goed vond, maar zij dienden zich eenvoudig onder dezen naam aan. Er was op de Synode bij de bespreking van dit adres door sommigen opgemerkt, dat het aandringen op erkentenis onder den naam van Gereformeerd weer aanleiding zou kunnen geven tot vernieuwde afwijzingen, maar daar tegenover oordeelden anderen, en dit zeer juist, „dat onze toestand ten dezen geheel is veranderd en wij der Regeering eenvoudig hebben te zeggen: „dat” en „wie” wij zijn.” En deze beschouwing verwierf ten slotte een meerderheid, zoodat de Afscheiding zich des tijds weer onder Gereformeerden naam bij de Hooge Regeering aandiende.
Het Reglement dat bij dit adres werd gevoegd en dat eigenaardig genoemd wordt „Artikelen van onze Algemeene Overeenstemming”, schrijven wij hier niet af.
Het bestaat uit een zestal artikelen, heeft den vorm van een statuut, en zoo wij ons niet vergissen, maar wij durven dit thans nog niet definitief vast te stellen, vertoont het kenmerkende trekken van overeenkomst met een ander Reglement dat beter bekend en meer besproken is.
Op diezelfde Synode nam de Afgescheidene Kerk nu ook als kerk de subsidiekwestie ter hand en wendde zij zich eenerzijds met een verzoekschrift tot den Koning om op grond van de wet van 1853 als kerk erkend te worden. Tegelijk wendde zij zich met een ander verzoekschrift tot den Koning ten einde ƒ 27026 subsidie te mogen ontvangen.

L. (Leiden) J.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 februari 1907

De Wekker | 4 Pagina's

Een oude vraag opnieuw aan de orde (6)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 februari 1907

De Wekker | 4 Pagina's