Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Waar is uw God?”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Waar is uw God?”

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Psalm 42:4b.)

De tweeenveertigste psalm is voorzeker één der allermeest bekende uit geheel onzen psalmbundel. Ofschoon David hier niet wordt genoemd, is hij door de Schriftuitleggers vrij algemeen als de vervaardiger van dezen psalm erkend. Geheel de psalm is, gelijk men dat noemt, zoo door en door Davidisch, dat velen hieraan zelfs niet twijfelen of hij is van den zoon van Jesse afkomstig. In het opschrift lezen we, dat het eene „onderwijzing” is. En de ware vromen van alle eeuwen hebben als pelgrims naar het hemelsch vaderland daarin steeds een schat van dierbare onderwijzingen gevonden op hun vaak moeielijken weg door de woestijn van dit ondermaansche leven.
Het kan zoo leer- en zoo troostrijk zijn, te luisteren naar de ervaring van Gods zwaar beproefde kinderen. Wie met aandacht en opmerkzaamheid dezen psalm leest, kan er geen oogenblik aan twijfelen, dat we hier te doen hebben met een man Gods, die niet alleen zijn diepe smart doet blijken, verwijderd en verstoken te zijn van de plaats der aanbidding, van het huis des Heeren, maar daarenboven worstelende met vrees en twijfel, gesmaad en veracht door vijanden, nochtans vasthoudt aan zijn geloof in den levenden God.
Gelijk een hert gejaagd op de bergen, dorst naar de frissche waterstroomen, alzoo dorst zijne ziel naar de gemeenschap met den levenden God.
Smachtend en verlangend ziet hij uit naar het einde van zijn ballingschap, en uit het diepst zijner ziele klimt zijn gebed tot God, waar hij uitroept: wanneer zal ik ingaan en voor Gods aangezicht verschijnen?
Maar wat bij en onder dit alles zijne smart zoozeer vergroot, is het schimpend en honend vragen der vijanden, die hem smadelijk toeroepen: Waar is uw God? Moet een mensch, in het stof gebogen en zoo diep vernederd, dan nog meer worden geperst, moet men smalend en honend hem dan nog krenken in het innerlijke van zijn zieleleven? Maar dit diep gedrukte hart en gemoed kan men toch immers niet meer doen weenen en niet harder doen zuchten dan het nu reeds doet? Het is hetzelfde, wat hierbij als historische achtergrond gedacht moet worden. Of we daarbij hebben te denken aan David, toen hij voor Absalom vlood en door Simeï bespot en gehoond werd, of dat een ander historisch feit hieraan ten grondslag ligt, doet er niets toe. Het is hier niet de vraag: wie is het, of waarom is het, maar wel: hoe is dit.
En dan vragen we, of er wel iets is te bedenken, dat het godvruchtig gemoed zooveel en zulk een diepe smart kan veroorzaken, dan wanneer God de Heere gelasterd wordt. Wat men ook treft en aantast, hoe men ook wondt en vlijmt, maar zijn God te hooren lasteren snijdt door merg en been.
Wat dit uitwerkt en tengevolge heeft bij en voor een ziele, die in waarheid den Heere vreest, is niet te beschrijven. Bij het geloof in de heiligheid van Gods wezen, de reinheid en de rechtvaardigheid van Zijn richten, doet zoo iets sidderen en beven. En al zucht en weent ge korter of langer onder den druk der omstandigheden en onder de vele en zware beproevingen welke de Heere in Zijne vrijmacht over u brengt, — ja al worstelt ge bij oogenblikken tegen de macht van het ongeloof, gelijk een schip in het hart der zee tegen de schuimende golven, toch kunt ge immers niet ophouden Hem lief te hebben, die zoo veel weldadigheden u bewees. En juist omdat de liefde Gods in uw hart uitgestort is door den Heiligen Geest, wordt ge steeds tot wederliefde gedrongen. Hoe kan het dan anders, of dat grievend en honend vragen: Waar is uw God? moet een gevoel en gewaarwording teweeg brengen, nergens beter mee te vergelijken, dan dat een kind zijn vader of moeder hoort lasteren en smaden. Zelfs al verkeert ge korter of langer in duisternis, dat de Heere Zijn aangezicht voor u verbergt en dat een gevoel van verlatenheid bij oogenblikken u tracht te overmeesteren maar ook dan immers zou zelfs de zwaarst beproefde van Gods kinderen nog wel een antwoord hebben op de vraag: Waar is uw God? Dan weet en erkent ge immers nog, dat onze God in den hemel is, en dat Hij alles doet, wat Hem behaagt. Zien anderen niet en ziet ge dan ook zelve niet, waar in uw bange nood en uiterste benauwdheid de verlossing vandaan moet komen, toch staat het vast, dat de Heere getrouw is. Al loopt Zijn weg door de zee en Zijn pad door diepe wateren, maar Zijn beloftenissen zullen nimmer haar vervulling missen. Al zegt ge zelfs voor een oogenblik; daar heb ik niets aan, ik geniet er den troost niet uit, dan moogt u toch verzekerd houden op grond van Gods eigen Woord en belofte, dat uw God u niet vergeten, u niet begeven, noch verlaten zal. Omdat die uitkomsten niet gezien en die verlossingen, waar ge u in beroemdet, niet gezien worden, ja zelfs veeleer ellende op ellende u treft, meent de vijand u in ’t hart te treffen door onder hoongelach te smalen op uw God. En al zijt ge geen vluchteling voor een vijand, die u naar het leven staat, gelijk een David, al wordt uw godsvrucht nog niet door vrome vrienden verdacht gelijk bij Job het geval was, ach het wordt daarom door alle pelgrims, die op weg zijn naar het hemelsch Kanaän, wel gekend, wat de vrome dichter van dezen psalm uit diepten van ellende tot God deed roepen, dat spottend vragen: Waar is uw God? Zoo geweldig zijn onder Gods toelating de aanvallen van den Satan, zoo menigvuldig de netten, welke hij spant, zoo tartend, sarrend en aanhoudend zijn pogen, om was het mogelijk uw geloof aan ’t wankelen te brengen en u afvallig te doen worden van uw God. Zoo deed hij met Eva in ’t Paradijs; zoo deed hij tegenover den godvruchtigen Job; zoo doet hij met ieder kind des Heeren. Maar, Gode zij dank! de oprechten worden bewaard in de kracht Gods tot de zaligheid, welke aan hen zal geopenbaard worden. Er is een Sterkere dan Satan, in wien de zaligheid en de overwinning van al Gods uitverkorenen is gewaarborgd. Er is een Voorspraak bij den Vader, Jezus Christus de Rechtvaardige. Dit deed Job reeds uitroepen in de grootheid zijner smarten: Ik weet, mijn Verlosser leeft. Dit deed een Petrus, hoe ook aan den rand van een geopenden afgrond genaderd, ervaren: als Jezus voor ons bidt, dan zal, dan kan ons geloof niet ophouden. Hoe diep ons scheepje dan ook onder de golven doorgaat, het zal telkens weer boven komen. Hoe heet de oven ook gestookt wordt, gij zult niet verbranden. Hoe vroolijk zich de vijand ook maakt over de diepte, waar ge keer op keer in weg zinkt, op Gods tijd zal uw redding dagen. Dan zal het uit zijn met ’s vijands honen en smaden. Dan zal het uit zijn met al dat satanisch gelach en gespot. Dan is het aan het eind met al dat leedvermaak van de hel. Dan daagt de blijde en heerlijke morgen, waarop de macht en de heerlijkheid van uw Verlosser en Immanuel zal blijken. Neen, dan zal geen booze vijand u meer lasteren en schelden. Dan zal geen helsch gebroed uw ziel meer wondden met duivelentaal, door u te vragen: waar is uw God? — Der heeren Heere en der koningen Koning zal dan uw lot en uwe gevangenis wenden. De Allerhoogste maakt het goed, na het zure geeft Hij ’t zoet. Wee dan hun, die niet slechts als vijanden der vromen, maar die tevens als vijanden van God, des Heeren Naam gelasterd en Zijn volk gesmaad en verdrukt hebben. De Heilige Israëls zal als de God der wrake, ook Zijne vijanden richten. Hij die den hoorn der rechtvaardigen zal verhoogen, die zal de hoornen Zijner vijanden verbreken.
Hieraan gedachtig en daarvan ten volle verzekerd, moest de man Gods in dezen psalm wel met een doodsteek in zijne beenderen den ganschen dag hooren het honen zijner wederpartijders, die herhaaldelijk en aanhoudend zeiden: waar is uw God, maar kon hij toch desniettegenstaande in alleenspraak tot zijn eigen ziel zeggen: Wat buigt gij u neder, o mijne ziel! en wat zijt gij onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem nog loven; Hij is de menigvuldige verlossing mijns aangezichts en mijn God.
Zoo voert de kracht en de genade des geloofs den bitterlijk bedroefde van geest weder opwaarts uit de diepte, om schuilplaats zoekend onder de vleugelen des Almachtigen, zich te beroemen in den God zijns heils.
Kon het den vijand gelukken u uw geloof te ontnemen, dan waart ge gewis en zeker verloren. Want het geloof is het middel dat u aan den Heere verbindt. Maar Hij, die het goede werk in de Zijnen begint, zal dat ook voleinden tot op den dag Zijner heirkracht. Als de Heere door genade uw Deel is geworden, dan zal alle instrument tegen u bereid niet gelukken. Vraagt iemand wat heil er in ligt voor den Satan en zijne handlangers het volk des Heeren zooveel leed en smaadheid aan te doen, dan antwoorden we, daar is geen heil in, dat brengt niet het het minste voordeel aan. Maar het is des duivels aard en natuur om niet anders te kunnen en te willen doen. Daaruit blijkt dan ook, hoe diep verdorven de mensch is, die in navolging van Satans praktijken, God die heilig, almachtig en rechtvaardig is, durft lasteren en des Heeren erfdeel smaadheid durft aan te doen.
Geen opvoeding, geen wetenschap, geen beschouwing, niets ter wereld kan een Adamskind van die natuur verlossen. Alleen de wedergeboorte, dat is de vernieuwing van den mensch, kan een vijand tot een vriend, een vloeker in een bidder veranderen. Eén wenk van Gods alvermogen is daartoe genoeg, en de lasteraar zien we in een bidder, in een smeekeling veranderd. Had ge te voren u opgehouden in een gezelschap van vijanden des Heeren, die hun vermaak zochten in het tergen van den Heere en in het smaden en lasteren van het volk van God, zoodra het Gode behaagt Zijne genade aan u te verheerlijken, moet ge met dat alles breken, dan kunt ge onmogelijk dit langer volhouden. In plaats van anderen dan in hun teederste, in hun heiligste belangen te kwetsen, te honen, te lasteren, of hoe dan ook aan te tasten, ziet ge dan met een heilige jaloerschheid op hen neêr, die nu in uwe schatting zooveel gelukkiger zijn dan gij. Kunnen anderen die verandering niet begrijpen en vraagt men waaruit dit moet verklaard worden, dan ligt het antwoord voor de hand. Een blinde kan op het vuur en op het water aanloopen en daarin den dood vinden. Niet omdat die blinde dat zocht of verlangde. Juist integendeel. Maar die blinde was zich het gevaar niet bewust en miste door zijn blindheid het vermogen om dat gevaar te zien en mitsdien er zich voor te wachten. En evenzoo gaat het den mensch, dien God de Heere van zijn geestelijke blindheid geneest. Hij ziet, nu hij genezen is, het gevaar waarin hij verkeert, en hij verstaat wat de gevolgen zullen zijn van dit alles, als men zich niet bekeert. Schijnt dit in de oogen van anderen schande te zijn en de allergrootste vernedering, welke men zichzelven kan aandoen, om zich af te keeren van hetgeen men altijd heeft nagejaagd, om zich te gaan voegen bij menschen welke men tot dusverre altijd had gehaat, bespot en veracht, — als Gods genade over den mensch heerschappij voert, wordt dit bezwaar gemakkelijk overwonnen. Erger, duizendmaal erger zou het u dan zijn, langer in het gezelschap van spotters te leven en ten laatste als een spotter te moeten sterven. „Waar is uw God?” — zoo schimpt, zoo spot, zoo lastert de goddelooze, zonder te bedenken en zonder te verstaan, wat in het Spreukenboek staat, dat God zal lachen in hunlieder verderf en spotten als hunne vreeze komt. Zij daarentegen, die hier de smaadheid van Christus hebben gedragen, zullen eens met Christus verheerlijkt worden.
’s Menschen leven op aarde is een zaaitijd, maar de maaitijd zal volgen.

W.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 februari 1907

De Wekker | 4 Pagina's

„Waar is uw God?”

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 februari 1907

De Wekker | 4 Pagina's