Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kan een rechtzinnig Christen socialist zijn? (Ia)

Bekijk het origineel

Kan een rechtzinnig Christen socialist zijn? (Ia)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wat is het hedendaagsche socialisme? Die vraag is gemakkelijker gesteld, dan beantwoord. De beteekenis van het latijnsche woord „socius” waar het woord socialisme van afgeleid is, verspreidt niet veel licht over het wezen van het hedendaagsche socialisme. Het „verba valent usu” (de beteekenis der woorden wijzigt zich naar gelang van het gebruik) is hier van volle kracht. Slaan wij de verschillende standaardwerken op, of raadplegen wij de artikelen die aan dit onderwerp zijn gewijd in de onderscheiden Encyclopedieën, dan brengt ons dit niet heel veel verder.
Karakteristiek zegt Schäffle in zijn „De Quintessens van het socialisme” dat het in de eerste plaats „een maagkwestie” is en daarmede zijn wij het van heeler harte eens.
Met welk een waas van geleerdheid het zich bij tijden ook tooit en in welke duistere en onverstaanbare woorden sommigen van zijn filosofen zich hebben uitgedrukt, nuchter bezien komt het hier op neêr: Het socialisme is niet tevreden met de hedendaagsche maatschappelijke verhoudingen, en hoofdzakelijk niet met de verhouding die er tusschen kapitaal en arbeid, tusschen den rijke en den arme bestaat. Het wil niet alleen wijziging van die verhouding, maar totalen ommekeer van deze verhouding. Enka stemt dit trouwens toe, want zij zegt (pag. 13) „Het socialisme als zuiver economisch stelsel blijft eene idee, die de hedendaagsche maatschappij uit haar voegen wil wrikken” Een door en door revolutionaire idee dus. Met deze korte en kernachtige karakteristiek van het hedendaagsche socialisme kunnen wij ons volkomen vereenigen. Dat en geen ander is het doel van het hedendaagsche socialisme over de geheele wereld; ook van het socialisme in ons Vaderland. Alleen bestaat er thans onder de socialisten een ingrijpend verschil over den tijd wanneer, en de wijze waarop de hedendaagsche maatschappij uit haar voegen moet losgewrikt worden.
Dat verschil is pas door het socialistisch kamerlid Schaper zoo juist geteekend dat wij zijn woorden hier even inlasschen. Hij begint met te zeggen, dat het zóó niet langer meer kan in de S.D.A.P. Hij wil, dat de partijgenooten met forschen stap door de geschillen zullen heen komen en die geschillen teekent hij dan als volgt:
„De eene groep — uitzonderingen daargelaten, evenals persoonlijke aangelegenheden — ziet den maatschappelijken toestand zóó, dat vrij spoedig het proletariaat door een forschen greep de staatsmacht in handen zal kunnen nemen. Slechts is er een goede aanleiding noodig om zoover te komen. De Russische revolutie of iets anders zal er den stoot toe kunnen geven. De tijd, door de „Altmeister” voorspeld, is aangebroken, de evolutie slaat om in revolutie, de nieuwe maatschappij wordt geboren. Er is nu een revolutionair tijdperk aangebroken, werkstakingen wisselen elkaar af, straks een flinke algemeene politieke staking en de arbeiders sleepen alles mede en decreteeren den sociaal-democratisch en overgangsstaat.
„Parlementaire arbeid is dus bijzaak, eigenlijk klein geknutsel. Voor agitatie is het goed, om scharen te lokken, zeker; maar overbieden der bourgeoispartij en daar „maskers afrukken” is hoofdzaak. Trachten door overreding iets tot stand te brengen — haast burgerlijk idealisme. Steil, geïsoleerd moet opgetreden worden. „In isolement ligt onze kracht”, zooals Groen van Prinsterer en Domela Nieuwenhuis zeggen.”
„De andere groep ziet de inbezitneming der staatsmacht door de arbeiders nog in een verwijderd verschiet — behalve als er iets zeer bijzonders, haast wonderbaarlijks mocht gebeuren, waarnaar men zijn tactiek niet richten kan, al kan men er altijd op verdacht zijn. Zij willen met alle macht binnenhalen wat bereikbaar is om de arbeidersklasse te helpen en tevens om zoo de massa te winnen voor onze groote zaak. Op een plotselinge ineenstorting der maatschappij van thans rekenen zij niet. Zij willen ook in het Parlement agitatie voeren, doch vooral dóór het krachtig najagen van hervormingen. Zij voelen, hoeveel er nog aan de ontwikkeling des volks ontbreekt en willen dit scholen voor het verkrijgen van een arbeidersgeslacht, dat werkelijk de leiding van zaken kan overnemen. Zij hebben oog voor de werkelijkheid en zijn zich van hun verantwoordelijkheid als medewerkers aan de wetgevende macht en als leiders van een gezonde vakbeweging bewust. Zij vergeten het einddoel niet, richten zich er naar om er kracht en idealisme uit te putten; maar ze zijn diep doordrongen van het idee, dat er nu geholpen en practisch geholpen moet worden. Zij willen ook gaarne de veranarchiste arbeiders winnen, doch meenen, dat dezen alleen in het kamp der sociaal-democratie kunnen terugkeeren als ze eerst door teleurstellende ervaringen met hun taktiek zijn wijzer geworden, zooals er zoovelen reeds wijzer werden.”
Hieruit blijkt duidelijk, dat Enka zich niet vergist als zij het socialisme noemt eene idee, die de hedendaagsche maatschappij uit haar voegen wil wrikken en dat wij ons niet te sterk uitdrukken als wij zeggen: dat het socialisme dus is eene door en door revolutionaire idee. Op dien grond ware het nu al gemakkelijk uit te maken dat de vraag „of een rechtzinnig christen een aanhanger van deze idee zijn kan?” met een krachtig „neen hij” moest worden beantwoord. De natuurlijke mensch en het onherboren hart is revolutionair, maar de geestelijke mensch en het wedergeboren hart is anti-revolutionair. Wij konden dus op grond van Enka’s eigen karakteristiek van het socialisme het pleit reeds voor beslist houden. Maar zoo spoedig willen wij ons van deze zoo belangrijke kwestie niet afmaken. Te meer daar Enka zich zelf in rechtstreeksche tegenspraak met haar eigen beschrijvingen wikkelt. Want zij laat onmiddelijk daarop volgen: „Dus is het hedendaagsche socialisme het streven naar betere, harmonischer maatschappelijke toestanden, die de socialisten niet bereikbaar achten dan wanneer het private grondbezit en de concurrentie-voortbrenging vervangen worden door gemeenschappelijk grondbezit, gemeenschappelijke productie, gemeenschappelijke verdeeling.
Zij had het veel korter, veel juister en veel begrijpelijker kunnen zeggen. Als wij voor haar definitie in de plaats stellen: Het hedendaagsche socialisme is het streven naar Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap, hebben wij in duidelijker en verstaanbaarder bewoordingen immers precies het zelfde gezegd. Want dat en niets anders wil in den grond het hedendaagsche socialisme. Het wil „vrijheid” in den zin van: zonder overheidsgezag, omdat het de goddelijke instelling der overheid als Gods dienaresse ontkent, en inzake het ontstaan der overheid wel ter dege de beschouwing van het historisch materialisme huldigt. Kan en durft Enka dat te ontkennen? Het wil „gelijkheid” in den zin van afschaffing van het private grondbezit en vervanging door gemeenschappelijk grondbezit, gemeenschappelijke productie en gemeenschappelijke verdeeling. Waarom? omdat het de goddelijke ordonnantie verwerpt, krachtens welke het naar Gods bestel is dat er rijken en armen, dat er kapitaal en arbeid en dat er patroon en knecht is. Dit is niet bij geval en dat is de misstand van het maatschappelijk leven niet, dat er hier beneden rijken en armen, koningen en onderdanen, patroons en knechten zijn, dat is het door God gewilde, ja dat moet in deze zondige bedeeling alzoo zijn, zal er maatschappelijk leven mogelijk wezen. God is niet verantwoordelijk voor de wanverhoudingen en de misstanden, die er uit Zijn met de hoogste wijsheid gedachte en gewilde bestellingen voortvloeien, maar van dat alles zijn wij de schuldigen, wij allen, koningen en overheden, rijken en armen, patroons en werklieden. De schuld van alle wanverhouding en van iederen misstand moeten wij bij ons zelven zoeken en het is revolutionair te prediken dat, omdat wij het verdorven hebben en nog dagelijks verderven, wij nu maar vrijheid zouden hebben, de door God gewilde en gestelde orde van zaken om te keeren.
De door God gewilde en gestelde orde is de eenig goede en de eenig mogelijke hier beneden; haar om te keeren is revolutie en wel allereerst revolutie tegen Gods ordonnantie en hoe zou er een rechtzinnig christen kunnen zijn, die daaraan durft en mag deelnemen?

L. (Leiden) J.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 april 1907

De Wekker | 4 Pagina's

Kan een rechtzinnig Christen socialist zijn? (Ia)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 april 1907

De Wekker | 4 Pagina's