Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Met den bespotter uit.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Met den bespotter uit.”

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wanneer de tiran een einde zal hebben, en dat het met den bespotter uit zal zijn en dat alien, die tot ongerechtigheid waken, uitgeroeid zullen zijn. Jesaia 29: 20.

Spot is iets vreeselijks. Het is een wapen, dat wondt en smart, omdat het giftig is en vlijmend scherp. Al wie de scherpte van dit wapen voelt, wordt onaangenaam aangedaan en in den regel geprikkeld tot verzet, vaak tot wederkeerigen spot. Het is bitter als alsem en snijdt zoo ontzettend diep. Wie gedurig mikpunt is van verwaande, laatdunkende, vijandige menschen, wordt met bitterheid aangedaan en, als het zachte naturen zijn, dikwijls tot moedeloosheid gestemd. Het is in al zijn scherpte een wapen, dat veel gehanteerd wordt. Niet door enkelen, maar door velen. Niet alleen nog door menschen, „die tot de wereld behooren”, maar ook wel door anderen, die er prijs op stellen den Christennaam te dragen. Dit wapen wordt gehanteerd door hoogen en lagen, door rijken en armen, door geleerden en ongeleerden, door beschaafden en onbeschaafden, in één woord: door allerlei menschen van verschillenden rang en stand, zelfs door kinderen. En wel op verschillende manier. Een geleerde, die spot, doet dit anders, dan een ongeletterde. Soms wil men ook in zijn spot „beschaafd” zijn, terwijl de minder beschaafde, die weinig of niets van vormen weet en om alle etiquette lacht, op ongecultiveerde wijze zijn spottend woord doet hooren. Doch, in alle geval, op welke wijze men dit giftig wapen ook hanteert, het wondt en smart altijd.

Daar is echter nog verschil in de oorzaak, waaruit de spot opkomt. Spot kan opkomen uit pure vijandschap, maar ook uit behaagzucht. Uit vijandschap komt de spot voort, als iemand een vijand heeft, die hem sart en hindert, zijn naam bezoedelt en hem verdacht maakt. Komt zulk een vijand, die griefde en krenkte, in ongeval; verliest hij macht, eer, invloed, geld, dan treft hem bovendien vaak nog het wapen van den spot van den persoon, die aleer door hem bespot en gekweld werd. Dit is dan spot uit vijandschap. De vijand is terneergeveld door allerlei ongeval en verlies en de ander lacht er om en bespot hem, evenals soms een overwinnend vorst den overwonnene bespotte.
Maar de spot uit behaagzucht is iets anders. Die komt niet direkt voort uit valschheid. Hij, die met iemand spot om anderen tot lachen te verwekken of om een gezelschap zoogenaamd te vermaken, kan dit doen zonder een bepaalde veete in zijn hart tegen het slachtoffer. Het is hem niet in de eerste plaats te doen om te kwellen en te grieven, maar om anderen te behagen. Zijn doel met de bespotting van zijn slachtoffer is, om voor zichzelf de twijfelachtige eer te verwerven van heel aardig en amusant te zijn. Dit is spot uit behaagzucht. Dan … er zijn ook spotzieke menschen, bij wie het, om zoo te zeggen, een tweede natuur is geworden om met allen en alles den spot te drijven.
Echter, waaruit de spot ook opkomt, hij is altijd grievend, kwetsend en dies afkeurenswaardig en scherp te veroordeelen, want zijn aard is altijd te kwellen, te vernederen, te minachten.
Vooral de Christen heeft hier toe te zien en behoort de heilige roeping te behartigen om dit wapen nooit op te nemen, dan om het verre van zich te werpen. Die een gevaarlijk wapen hanteert, wordt dikwijls zelf door zijn eigen wapen gewond.

Daar gaat in bovenstaanden tekst eene profetie uit tegen den bespotter. De bespotter, in die Godsspraak bedoeld, is niet iemand, die, nummer één, uit behaagzucht, maar die uit pure vijandschap met dit wapen wondt. De banvloek, hier uitgesproken, gaat over hem, die verteert van nijd en gloeit van haat en deswege bespot. Het is iemand, die lacht om anderer smart en zich verblijdt in de ellende en den jammer van zijn tegenpartij.
Hier is bedoeld de vijand van Christus’ Kerk. De vijand van het volk des Verbonds, met hetwelk God Zijn genadig Verbond gesloten heeft. Israël zou in groote moeilijkheid komen. Dan zou aanbreken een tijd van diepgaand lijden en van grievende vernedering. O! ontelbare tranen van weemoed zouden er gestort worden, vanwege de verschrikkingen der vijanden. De stad Jeruzalem zou belegerd en ingenomen worden. Dit niet alleen, maar ook verwoest en verbrand zou worden die heilige stad. Zelfs de heilige tempel zou moeten bezwijken voor de verwoestende wapenen des vijands. En dan …. dan zou de vijand bovendien het volk des Verbonds belachen en bespotten. Ja, de volkeren der wereld zouden den treurenden Sions het smalend woord toeroepen: „Waar is nu uw God?” „Waar is nu Jehova, op wien gij bouwdet?” „Als uw God zoo machtig is en gij Zijn volk zijt, waarom verlostte Hij u dan niet uit onze hand?” Zoo zou bij alle verwoesting ook de spot met zijn wapen wonden, waardoor het volk nog dieper gegriefd en vernederd zal worden. De Heere zou dat toelaten.
Maar slechts een wijle tijds. Want wel had Israël tienduizendmaal de roede der verbolgenheid verdiend, vanwege zijne herhaalde afbuiging van den rechten weg. Hoewel vele profeten gewaarschuwd hebben door hun dreigend woord en tot Jehova’s dienst genoodigd hebben door hun uitlokkende taal, toch zwierf men af. Zelfs had men Gods profeten gescholden, benadeeld, vervolgd. Daarom zou de Heere volkeren in Zijn dienst nemen om Israël te tuchtigen. Hij zou toelaten, dat het volk vernederd werd en gegriefd, hun stad en tempel werd verwoest en geplunderd en dat bun ziel doorwond werd door de spottaal der machtigen. Doch slechts een wijle tijds. Want straks zou de bespotter zelf gestraft worden. Den spotter met Gods volk zou de banvloek treffen. Het zou straks „met hem uit zijn” d.w.z. dat zijn eigen macht zou gebroken worden en bij zelf tot spot van anderen zou gesteld worden. En dat, omdat God getrouw is.
’t Is dus een woord van troost voor het benarde Israël. Dat woord, dat den bespotter met ellende dreigt, is voor Israël een levenswoord. Dat is het voor de gansche Kerke Gods van alle tijden. O, die Kerke werdt bespot. Het volk van Jezus wordt gehoond en met smaad en schimp overladen. Men spot met God, met Zijn Woord, met Zijne ordinantiën, met Zijn heilige wet, met Zijne rechtvaardigheid, ja, zelfs met Zijne goedheid en genade. Zou men dan niet met Zijn volk spotten? Met dat volk, dat zich buigt voor God, dat Zijn Wet eerbiedigt, dat zich laaft aan Zijn Woord, dat Zijne deugden bemint. Ja, wie opkomt voor de eere Gods en de zuivere waarheid zoekt en liefheeft en wil beleven, heeft spot, bittere spot van menschenkinderen te verduren. Hun God zelf zal ze bestraffen. Hij zelf zal spotten met vele bespotters, als hunne vreeze komt. Hij zal lachen in hun verderf. Dan zal het „met den bespotter uit zijn.” Want wel is Gods volk in zich zelf ontrouw, wel moet Gods kind belijden met den zanger van Ps 119, dat het soms als een schaap in het rond dwaalt, maar God is de Getrouwe, die hen redt uit duizend nooden en den vijand bestraft, die ben naar het leven slaat. De Heere twist met de bespotters van Zijn volk. De Heere Jezus is op aarde gekomen; en Zijn gansche leven, inzonderheid het laatste van Zijn leven, bijzonder Zijne verhooging aan het kruis en Zijn lijden aan het vloekhout, was één strijd, was de strijd, waarin Hij ook triomfantelijk overwon. Ja, aan het kruis, daar twistte Hij met den Satan, maar overwon hem ook, waardoor het „met den bespotter uit zal zijn.” Voor eeuwig uit zal zijn.
Kind van God, dat is u tot troost in benarde omstandigheden en toestanden. Soms vermenigvuldigen zich de zuchten en de zorgen. Den weg Gods erkent gij wel als volmaakt, maar hij schijnt u wel eens raadselachtig toe, als gij door diepe wegen geleid wordt. Dan komt vaak de bespotter uwe ziele benauwen. Dan komt hij met spot- en schimptaal tot uw hart, opdat gij uw God zoudt gaan verdenken en Hem zoudt gaan miskennen. Dan wordt gij door die venijnige taal gewond. Want hoe donker uw pad soms wezen moge, gij blijft toch vasthouden aan het woord, dat de Heere niet plaagt uit lust tot plagen, maar om u te beproeven. Neen, gij kunt uw God niet gaan verdenken. Daarom schreit uw hart, als de vijand met de macht en de goedwilligheid van uw God spotten komt. Maar de Heere bestraft hem weer ook. Op ’s Heeren tijd is het met den bespotter uwer ziele uit.
Daarom zult gij bestaan en zal de gansche Kerke Christi bestaan, want, zeker, onze macht is klein en onze kracht is zwak, maar, al laat de Heere den Satan soms toe, om onze ziele te bestrijden, het is maar voor een wijle tijds en dan nog levert het ook vrucht op. Troost u dan daarmede, dat het eenmaal „met den bespotter uit zal zijn.” Immers de Heere zelf geeft die belofte, die toezegging, die vastbezegelde bemoediging, dat de vijand niet zal blijven lachen, maar dat hij zelf bespot zal worden. Dan zal het met hem uit zijn, niet voor eenigen tijd, maar voor eeuwig. Dan worden de rollen omgekeerd. Dan is er voor den bespotter een smart, die niet te beschrijven is, een hoon, die niet te ontgaan is, maar voor Gods gunstgenoot storelooze vreugde en een eeuwig vrij zijn van den belager en bespotter. Dan is het voor goed met den bespotter uit.

H. (Hoogeveen) J.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 april 1907

De Wekker | 4 Pagina's

„Met den bespotter uit.”

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 april 1907

De Wekker | 4 Pagina's