Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit kleine beginselen (II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit kleine beginselen (II)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het mosterdzaadje der Theol. School werd allengs tot een boom. In 1888 verkreeg de School een derden docent in Cand. G. Vos, die inmiddels is Duitschland den graad van doctor in de philosophie had behaald. Toen Dr. Vos dien graad had behaald, logeerde hij nog korten tijd bij zijn oom Ds. H. Beuker te Leiden. In dien tijd, het was in ’t voorjaar van 1888, hebben wij hem hooren prediken. Dr. Vos hield de inaugurale rede over „De vooruitzichten der Theologie in Amerika.”
De arbeid aan de School werd nu in hoofdzaak aldus geregeld: Dr. G. Vos, docent voor de Leerstellige en Exegetische Theologie; Ds. G.K. Hemkes voor de Historische Theologie en Ds. G. E. Boer voor de Practische Theologie. De litt. vakken waren onder de drie docenten verdeeld, terwijl aan Docent Boer tevens de redactie van „De Wachter” was opgedragen.
De komst van Ds. G. Vos was voor de School van veel beteekenis. Was de localiteit in de Christ. School in de Commercestreet reeds beperkt voor twee docenten, voor drie was zij bepaald ontoereikend. Vandaar dat tot stichting van een gebouw als Theol. School werd uitgezien. Toch was de komst van Dr. Vos aan de Theol. School in een ander opzicht van ingrijpender aard. Dr. Vos, die, gelijk wij hierboven neerschreven, de dogmatiek doceerde, was een voorstander van het supralapsarisme. Tot 1888 was steeds onderwezen (docent Boer en Hemkes waren infralapsaristen), dat de infralapsarische beschouwing in de belijdenisschriften der Geref. Kerken in Nederland, ook door de Christ. Geref. Kerk in Amerika aanvaard, gehuldigd wordt. Dit veroorzaakte wrijving, niet zoozeer onder de studenten, die Dr. Vos als hun leermeester hoogachtten, maar onder de curatoren der School. In de September-vergadering van het Curatorium in 1891 diende een der Curatoren, nadat hij het Curatorium een tweetal voorstellen had voorgelegd, waarop men meende niet te moeten ingaan, het volgende protest in:
„Ondergeteekende, overwegende dat hij ook als Curator aan de Standaards (belijdenisschriften) der Geref. kerken gebonden is; overwegende, dat het nu al twee jaar op de examens gebleken is, dat het onderwijs aan de School, vooral in de dogmatiek, buiten de lijst onzer Standaards getreden is; overwegende, dat hij onderscheidene malen heeft voorgesteld Dr. Vos te verzoeken, vooral in zijn dogmatisch onderwijs binnen de lijnen te blijven, zonder steun bij het Curatorium gevonden te hebben; overwegende, dat ook het Curatorium onwillig is om deze kwestie de eerste Synode voor te leggen; overwegende dit alles, wordt hij genoodzaakt om mits dezen te protesteeren tegen de invoering van het supralapsarisme met den aankleve van dien op onze Theol. School en tegen de houding van het Curatorium daaromtrent als onwillig om iets daartegen aan te wenden.”
In Maart 1892 werd Dr. Vos beroepen als professor is de Bijbelsche Theologie aan het Seminarie te Princeton. Het Curatorium verzocht Dr. Vos aan de Theol. School te blijven, terwijl het tevens besloot Dr. Vos te verlichten in zijn werk aan de Theol. School. Dat die verlichting noodig was, zal men toestemmen, als men weet dat Dr. Vos 25 uren in de week les gaf in de theol. en litt. vakken te saam, en daarbij dictaten gaf van de Dogmatiek, van de Inleiding op de Dogmatiek, van de geschiedenis der Wijsbegeerte en van het Nieuw Testamentisch Grieksch en de Idolatrie. Dr. Vos bedankte voor Princeton. Ter Synode van 1892 deed het Curatorium het voorstel een vierden docent te benoemen. Dr. Vos adviseerde daarbij „voor de leerstellige Godgeleerdheid,” opdat de dogmatiek dan in andere handen zou kunnen overgaan. De Synode besloot als vierden docent prof. Prof. Dr. N.M. Steffens van Holland te beroepen, doch werd door Dr. Steffens bedanken teleurgesteld.
Prof. D.K. Wulvenga uit Kampen werd vervolgens beroepen, doch bedankte eveneens. Nu werd voorloopig door het Curatorium student G. Berkhof benoemd, om als tutor werkzaam te zijn.
In September 1892 werd het nieuwe Schoolgebouw te Grand Rapids geopend. Het is een prachtig gebouw, zooals ons de teekening in het gedenkboek doet zien.
In April 1893 ontving Dr. Vos voor de tweede maal de roeping naar Princeton, welke thans door hem aangenomen werd. De Theologische School kwam door het vertrek van Dr. Vos in groote ongelegenheid. Docent Boer gaf weinig les, daar hij als redacteur van „De Wachter” een groot deel van zijn tijd aan dit kerkelijk blad moest besteden. Docent Hemkes moest nu het voornaamste deel op zich nemen. Het Curatorium besloot om student Berkhof nogmaals voor een jaar aan te stellen en Ds. H. Beuker van Muskegon te beroepen als hulpdocent voor de dogmatische en aanverwante vakken. Ds. Beuker bedankte. Wat nu te doen? De Synode van 1892 wilde een vierden docent aanstellen en in plaats daarvan had de School nu maar twee docenten. Om in den nood te voorzien, namen nu de predikanten J.H. Vos, L.J. Hulst, K. Kuiper en G.D. de Jong ieder eenige lessen op zich gedurende den cursus 1893—1894.
De Synode van 1894 benoemde weder een docent in de leerstellige Godgeleerdheid. Uit het drietal Ds. H. Beuker van Muskegon, T. Bos van Bedum (Nederland) en G. Elzinga van Kampen (Nederland) werd Ds. Beuker beroepen, die deze benoeming aannam. Docent Boer ontving op deze Synode eervol ontslag als redacteur van „De Wachter,” ten einde zich geheel aan de School te kunnen wijden. Tevens werden voor de litterarische vakken benoemd: A.J. Rooks, A.M. van Ann Arbor, en Cand. Berkhof. De Theol. School had nu drie theol. professoren en drie leeraren voor de talen en aanverwante vakken.
Cand. Berkhoff was echter reeds ongesteld tijdens de Synode en overleed 16 November 1894. Zijne vakken werden nu waargenomen door K. Schoolland, die door overspanning ter voorbereiding van het candidaatsexamen in de letteren aan de Hoogeschool te Groningen (Nederland) de studie had gestaakt, maar nu wel in staat was intellectueelen arbeid te verrichten. De theol. professoren waren nu zeer verlicht in hun lesuren zoodat docent Beuker 14, docent Hemkes 21 en docent Boer 13 uren les gaven.
Thans nam de Theol. School in bloei toe; zelfs besloot het Curatorium in de Juni-vergadering van 1900 het litterarisch gedeelte uit te breiden tot een Academie van vierjarigen cursus, gevolgd door een overgangsjaar voor studenten, die Theologie wenschen te studeeren.
Den 2den Mei 1900 trof de Theol. School echter een zware slag. Prof. H. Beuker (vroeger pred. te Leiden) ontsliep na eene korte ongesteldheid van een week. Dr. Beuker (die in 1897 van Westminster College der U.P. Church [Vereenigde Presbyteriaansche Kerk] den titel „Doctor in de Heilige Godgeleerdheid” had ontvangen), was zeer bemind, zoowel in ons land als in America. Van hem sprak de afgevaardigde der U.P. Church als volgt: „Ik betuig U de sympathie onzer kerk in het overlijden van prof. H. Beuker: Gij die lang met hem in de bediening des Evangelies waart, bevoorrecht zijt geweest met zijn omgang, gebaat werdt door zijne raadgevingen, en gij, die door hem zijt opgeleid tot het werk des Evangelies, gij allen gevoelt het gewis: Een vorst, ja een groote in Israël is gevallen; en gij zijt gereed uit te roepen: Behoud, o Heere, want de goedertierene ontbreekt, want de getrouwen zijn weinig geworden onder de menschenkinderen. Er is kommer als de Elia’s wegvallen. Maar Gode zij dank, dat Hij de Eliza’s in reserve houdt, en hen te voorschijn zal brengen om zijn werk op te nemen en voort te zetten.”
Wel een bewijs dat Dr. Beuker ook in Amerika buiten de Chr. Ger. Kerk geliefd was.
De volgende maal hopen wij onzen lezers mede te deelen hoe het in deze eeuw met de Theol. School gegaan is. Wij zagen thans dat zij uit kleine beginselen tot een boom werd. Dat ook de boom nog een stormperiode doorleven kan, zal ons de volgende week blijken.

’s-Gr. ('s Gravenhage) d.B.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 juni 1907

De Wekker | 4 Pagina's

Uit kleine beginselen (II)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 juni 1907

De Wekker | 4 Pagina's