Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een uitnemender weg

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een uitnemender weg

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

…..„en ik wijs u eenen weg, die nog uitnemender is.” 1 Cor. 13:31b.

Verscheidenheid van gaven, verscheidenheid van bedieningen, verscheidenheid van werkingen gaf de Heere aan Zijne gemeente. In den apostolischen tijd vooral was die verscheidenheid, met het oog op de buitengewone gaven, bijzonder groot.
Weldra bleek echter in de eerste Christengemeenten, dat bij de vele en velerlei gaven bijzondere genade Gods wordt vereischt, om van alles wat de Heere geeft, een nuttig gebruik te maken. In de gemeente van Corinthe, waar met verscheidenheid van personen en gaven was gearbeid, ging de een zich noemen naar Paulus, de ander naar Cefas, een derde naar Christus.
Dit was een allertreurigst verschijnsel en was wel een bewijs, dat men niet verstond dat bij verscheidenheid van gaven, het dezelfde Geest is en dezelfde God, die alles in allen werkt. Elke gave behoort gewaardeerd en naar de beste gaven mag en moet geijverd worden, doch men bedenke daarbij wel, dat geen enkele gave op zichzelf genomen, hoe uitnemend en voortreffelijk ook, den eenen mensch voortreffelijker doet zijn dan den anderen. Al wat iemand als zoodanig bezit, is slechts gave, van God uit genade geschonken. De groote vraag is maar, hoe men die gave besteedt, wat men met die gave doet. Al de gaven door Paulus in dit hoofdstuk genoemd dienen tot één en hetzelfde doel. Eerst dan als dat doel aanvankelijk wordt bereikt en men daarnaar voortdurend streeft, dan is men Gode welgevallig, dan zal men den naaste kunnen stichten en voor zichzelven de bate daarvan genieten. Dit is het, wat de apostel hier bedoelt met een weg, die nog uitnemender is. Daartoe is noodig liefde, ware, ongeveinsde, Christelijke liefde.
En al had iemand nu alle gaven en al bezat men alle wetenschappen en al had men al het geloof, en men had de liefde niet, wat dan? Dan was men slechts gelijk aan een klinkend metaal of luidende schel.
Opmerkelijk is het: wat het beste en uitnemendste door den Heere wordt geoordeeld, dat wordt, in ’t algemeen genomen, onder de menschen het minste geacht. En wat nog meer zegt, wat wordt zelfs onder de belijders der waarheid hier veelal nog weinig mee gerekend. Had men te Corinthe dit beter in praktijk gebracht, dan zou er zeker geen plaats geweest zijn voor al de verdeeldheid en voor de scheuring welke allerwege dreigde.
Liefde, voortspruitend uit het ware beginsel, heeft haar oorsprong in God zelf. Van nature is de mensch een vijand van God en een vijand van zijn naasten. De liefde Gods in ons hart uitgestort door den Heiligen Geest, noopt tot wederliefde. Daardoor leert Gods kind zeggen met Johannes: „Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst liefgehad heeft.” Deze liefde is niet eenzijdig. De liefde tot God en de liefde tot den naaste zijn onafscheidelijk aan elkander verbonden. Liefde is de vervulling der wet. Te zeggen: ik heb God lief, als men zijn naaste haat, is geheel in strijd met hetgeen de H.S. ons leert. „Indien iemand zegt: Ik heb God lief en haat zijnen broeder, die is een leugenaar”. (1 Joh. 4:20) En zulke leugenaars zijn er heel wat. Men treft ze helaas overal aan. Alles wat oprecht geloof schijnt te zijn, is daarom nog geen oprecht geloof. Uit de vrucht moet blijken, van hoedanigen aard het geloof is. Alle oprecht geloof is hieraan kenbaar, dat het werkzaam is door de liefde. Geloof zonder werkzaamheid en zonder vrucht is een dood geloof. Wat baat al ons spreken, al ons belijden, al ons werken, als in en aan dat alles het beginsel der liefde gemist wordt.
Ach, dan kan de mensch zooveel vertooning maken en zoo hoog bij anderen zijn aangeschreven, terwijl toch de ware geloofsvereeniging met Christus ontbreekt. Korter of langer kan men dan contrabande onder een valsche vlag verbergen, maar als dat werk op de proef komt, zal blijken, wat al en wat niet uit God zijn. Ieder mensch heeft een weg, die hem recht schijnt, maar ’t laatste van dien zijn wegen des doods.
De uitnemender, ja de eenige ware weg ten leven is de weg door Paulus in 1 Cor. 13 geteekend. Dat is de weg waarin en waardoor God op het hoogst verheerlijkt en de zondaar op het diepst vernederd wordt. Dat is de weg, waarop profeten en apostelen, de weg waarop al Gods heiligen ons zijn voorgegaan en die nog spreken nadat zij gestorven zijn. Die weg is de weg der waarheid, de weg der zelfverloochening, de weg waarop de reizigers naar het hemelsche Kanaän het bewijs geven, dat zij den Heere Jezus Christus in onverderfelijkheid liefhebben. Die weg is geen eigengemaakte, geen zelfgekozen, geen eigenwillige, maar een door God zelf uitgedachte, daargestelde, in Zijn heilig Woord aangewezen weg.
Het einde waartoe de Heere vele en velerlei krachten en gaven aan Zijne gemeente heeft geschonken, is tot haar geestelijk welzijn. En nu mag de één deze, en de ander een andere gave als de beste en de uitnemendste aanmerken, maar de vraag is: wat doet de mensch met de gave hem geschonken? Doet men er mede gelijk de man in de gelijkenis deed met het ééne talent door hem ontvangen? Doet men er mede gelijk sommigen in de gemeente van Corinthe deden, die zich meer beijverden om hunne gaven te vertoonen, dan wel om die gaven Gode tot eer, ten nutte van anderen aan te leggen. Geschiedenis en ervaring hebben steeds geleerd, dat de eene mensch met weinig gaven zooveel kan doen, terwijl een ander, die zooveel meer en zooveel grooter gaven bezit, zoo uiterst weinig daarmee doet. Daarom is de gave die alle anderen overtreft, de liefde. Van niet ééne gave kan gezegd worden, wat van haar wordt getuigd. Als alle andere gaven gelijk zijn geworden aan lek geworden schepen, die gaan zinken, dan blijft de liefde alleen nog drijven. Waar alle andere krachten het opgeven, weet de liefde te volharden en door volharding te winnen.
Met al zijn talen, wetenschappen en gaven, had Paulus nooit zulk een uitnemend instrument in des Heeren hand geweest, als hij bij en met dit alles niet had kunnen getuigen: de liefde van Christus dringt ons. Ieder mensch is het eigen om een weg te kiezen en een weg te zoeken waarlangs men zijn doel tracht te bereiken. Is iemands keuze in dezen verkeerd en zijn daarbij ook verkeerd de middelen daarbij gebruikt, dan zegt men spreekwoordelijk: dat is de rechte, dat is de juiste weg niet om het voorgestelde doel te bereiken. Een weg, in eigenlijken zin, is een verbindingsmiddel, waardoor de eene plaats aan de andere verbonden is. Zoo kan ook het leven van den mensch als een weg worden aangemerkt, een weg, welke den tijd aan de eeuwigheid verbindt. Maar het leven als zoodanig is meer dan een weg. Het leven is niet denkbaar zonder doel. God heeft den mensch niet te vergeefs, niet zonder doel geschapen. Alles heeft in Gods schepping een bestemming, en zou dan de mensch, zou dan de geloovige ieder voor zich niet hebben te vragen: hoe heb ik mijn leven, mijn gaven, mijn krachten, hoe heb ik alles te besteden, wat de Heere mij genadiglijk heeft verleend?
Aan het ware en juiste antwoord op die vraag is voor den mensch ontzaglijk veel gelegen. Te meer, omdat we maar éénmaal leven op deze aarde, omdat de tijd hier genoten, eenmaal voorbijgegaan, nooit meer terugkeert. En eindelijk: omdat ieder mensch voor den rechterstoel van Christus eenmaal ter verantwoording zal geroepen worden om rekenschap te geven van zijn rentmeesterschap. Ach hoe velen zagen het te laat in, dat zij een verkeerden weg hadden gekozen, een verkeerde praktijk waren nagevolgd, een gansch verkeerde voorstelling van het leven zich hadden gemaakt. En nu kunnen we geloovige en begenadigde menschen zijn, en toch in en omtrent vele dingen nog zoo dwalen. De uitnemendste van Gods kinderen hebben dit steeds erkend en daarbij beleden hún afhankelijkheid van den Heere. Een gemeente, die onverschillig is omtrent gaven, beantwoordt niet aan haar roeping, wijl het niet slechts voor Corinthe, maar ook voor alle andere gemeenten geldt: ijvert naar de beste gaven. Maar zou een gemeente nu niet anders doen, dan jacht maken op gaven, en daarbij het allernoodzakelijkste missen, wat dan? Niet waar alleen gaven zijn, maar waar liefde woont, gebiedt de Heere den zegen. O hoe weldadig doet het aan, als we van die eerste Christengemeente lezen, hoe de liefde allen aan elkander verbond en zij saamgesnoerd in de liefde, in de meest innige gemeenschap met en onder elkander leefden. Wat deed de Heere in die dagen groote dingen. En wat zou nu de oorzaak zijn, dat thans zoo menigmaal geklaagd wordt over dorheid en doodigheid? Toen er een ban in ’t leger was, werd Israël geslagen voor het aangezicht zijner vijanden.
En zou dit niet als een ban in ’t leger zijn aan te merken, dat de liefde wordt gemist? Altijd is het satans toeleg om op allerlei wijze den vrede te verstoren, en waar de liefde als een fakkel brandt, die zoo mogelijk uit te blusschen. En wat is het niet duizenden malen gebleken, dat maar o zoo weinig onder Gods toelating noodig is om dit doel te bereiken. Een eenig zondaar bederft veel goeds. Eén doode vlieg doet de zalf des apothekers bederven. Waar de liefde ontbreekt, daar is geen gebed, en waar geen gebed is, daar wijkt de Geest. Zoo volgt de eene ellende uit de andere.
Nooit zal het iemand gelukken, een mensch door dwang den weg des levens te doen bewandelen. De Heere wil een vrijwillig volk, en God maakt Zijn volk gewillig om Hem te dienen. Zijn dienst is in al de kracht van het woord een liefdedienst. En hoe ongelukkig is de mensch die in het dienen van den Heere alleen op zijne gaven steunt en vertrouwt. Als niet de liefde van Christus u dringt, welk ambt ge dan ook bekleedt in de gemeente des Heeren en met hoeveel gaven ge ook zijt bedeeld, dan zal er weinig kracht van u uitgaan. En als ge slechts een eenvoudig belijder en discipel of discipelin van Jezus heet te zijn, en de liefde ontbreekt, dan zult ge niet eens voor zware proeven behoeven gesteld te worden om te doen openbaar worden, van welk gehalte uw Christendom en van welken aard uw geloof is. Waar de liefde heerscht, daar is de zwaarste arbeid nog licht. De liefde bedekt alle dingen, zij gelooft alle dingen, zij hoopt alle dingen, zij verdraagt alle dingen, de liefde vergaat nimmermeer.
Een vijand, dien ge met geen wet en met geen zwaard kunt bereiken, is menigmaal te overwinnen door de liefde. Bij menschen met wie alles beproefd was om hen doen breken met de zonde, maar waar alle middelen waren uitgeput en alles te vergeefs bleek te zijn, mocht men in den weg der liefde slagen, om ze voor den Heere en Zijn dienst te winnen. Wat anderen zwaar, moeilijk, ja onoverkomelijk schijnt, dat is u gemakkelijk en aangenaam, omdat ge den weg kent niet alleen, maar ook bewandelt, die een uitnemender weg is dan alle andere. Als ik dit of als ik dat maar had, hoort men gedurig zeggen, dan zou ik gelukkig zijn. En men vergeet, dat het oog niet verzadigd wordt van zien, noch het oor van hooren. Alleen door en langs dien uitnemender weg, is dat heerlijk einde verkregen, door zoovele bloedgetuigen en oprecht geloovigen bereikt. Alleen daardoor kunt ge, als het er op aan komt, alles verlaten om des Heeren wil, om een Paulus na te zeggen: „Ik acht alle dingen schade en drek te zijn om de uitnemendheid der kennis van Jezus Christus.” En nu blijft geloof, hoop en liefde, doch de meeste van deze is de liefde.
Wat het geloof in de verte doet zien, en wat de hoop van verlangen doet branden, dat geeft de liefde in dadelijkheid te genieten, als voorsmaak van de eeuwige heerlijkheid.

W.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 juni 1907

De Wekker | 4 Pagina's

Een uitnemender weg

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 juni 1907

De Wekker | 4 Pagina's