Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Korte aanteekeningen van een Bijbellezer (4)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Korte aanteekeningen van een Bijbellezer (4)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Matth. 2:23. Nazareth. Deze plaats is in ’t O. Testament niet genoemd en wordt ook bij den geschiedschrijver Jozefus niet vermeld. De naam beteekent tak, spruit. Zij lag in Beneden Galilea op een berg (zie Luk. 4:20), anderhalf uur ten W. van Thabor, 8 uur van Tiberias en 3 dagreizen van Jeruzalem. De omgeving er van was schoon. Het tegenwoordige en-Nazirah echter ligt op de westzijde van een smal, langwerpig dal, dat zich uitstrekt van ’t Z.W. naar ’t N.O., aan den voet der berghelling, terwijl die berg zich hoog en steil boven de stad verheft. Van den top van dien berg heeft men een uitzicht op de vlakte van Jisreël en Zebulon, op de bergen Thabor, Gilboa, Karmel, Hermon en de Middellandsche zee. En-Nazirah telt ongeveer 3000 inwoners, voor ’t grootste gedeelte christenen.
Het voornaamste gebouw der plaats is het Latijnsche klooster dat als eene vesting ommuurd is. De kleine kerk daarnaast (de schoonste in Syrië na die van het heilige graf) wijst de plaats aan waar naar de overlevering, het huis van Maria heeft gestaan. Onder het koor dier kerk, 17 trappen naar beneden, wordt in een hol de plaats aangewezen, waar de geboorte aan Maria werd aangekondigd (Luk. 1:26 en v.v.); eene zuil daarbij wijst aan waar de engel en eene andere zuil waar Maria stond. Volgens de legende is het huis zelve van Maria in 1291 door engelen naar Dalmatië, in 1294 verder in een bosch van Recanoti gedragen en later op een heuvel geplaatst en eindelijk overgebracht naar Loretto (Italië), waar het nog altijd wordt getoond!!! In Nazaret wijst men nog de bron van Maria en de woning van Jozef aan; ook wordt daar een groote steenen vloer bewaard, op welke de Heere Jezus met zijne jongeren zou hebben gegeten. Eindelijk wijst men als men van het dal Nazareth naar de vlakte van Jisraël gaat, de rotshelling aan, van welke de Nazareners Christus wilden neerwerpen (Luk. 4:29). Sultan Bibars heeft in 1263 Nazareth geheel verwoest; eenige eeuwen later werd het weer opgebouwd. Lang bleef het een klein dorp, totdat de Franciskaners de „kerk der aankondiging” weer opbouwden en er een klooster aan verbonden.
En nu nog iets over de bloedverwanten, onder wien Jezus te Nazareth is opgevoed. Volgens Matth. 13 had Hij 4 broeders: Jakobus, Jozes, Simon en Judas. Daarbij had hij ook zusters, wier namen echter niet bekend zijn. Of dit na kinderen waren, na de geboorte van den Heere Jezus, uit het huwelijk van Jozef en Maria gesproten? Dachsel zegt daarvan het volgende.
De Roomsche kerk is bij de stelling van Augustinus gebleven: „Of Maria nog eens gebaard zal hebben? Dat zij verre! Moeder kan die vrouw wel zijn, maar echtgenoote nietl” En inderdaad: had Maria eenmaal den door God verwekte voortgebracht, zoo moest de eerbied voor het wonderbare, de vreeze voor degene, die onmiddellijk door de kracht des Allerhoogsten was aangeraakt, Jozef voor altijd afhouden bij haar in echt te wonen, en ook haar eigen organisme, nadat het tot een bloemkelk der nieuwe menschheid was geworden, tot een moederschoot voor de verschijning des eeuwigen levens, was voor haar te verheven en te feestelijk gestemd, om zich nog toe te kunnen geven tot het voortbrengen voor de sferen van het dagelijksche leven en van de oude wereld. Van dit standpunt is slechts de andere opvatting mogelijk: dat wij bij de broeders en zusters des Heeren alleen met neven en nichten te doen hebben, en alsdan zou, om andere wijzen van verklaring, die weinig waarschijnlijkheid voor zich hebben, zonder meer voorbij te gaan, deze de toedracht zijn:
Jozef, de man van Maria, had een broeder in dien Kleopas (Joh. 19;23), die met een Griekschen naam ook Alfeus (Matth. 10:8 en Mark. 3:18) heet en wel moet worden onderscheiden van een andere van gelijkluidenden naam, in Luk. 24:18 genoemd. Deze stierf vroeg; Jozef nam de weduwe met kinderen in zijn huis op, en nu vormden deze twee (Jozef met Maria en Jezus eenerzijds en deze weduwe Kleopas met haar zoons en dochters anderzijds) één gezin, eene familie. De namen der vier zonen zijn bekend; van de namen der dochters zwijgt de Schrift. Hoe heet echter de moeder, de moeder van Kleopas. Dit wordt ons duidelijk uit Matth. 27:55, Mark. 15:40 en Joh. 19:25, daar deze plaatsen één der Maria’s, die aan den voet van Jezus kruis stonden, nu eens de vrouw van Kleopas en dan weer als de moeder van Joses en Jakobus noemen. Deze Maria nu heet, omdat zij door de opname in ’t huis van Jozef met dezen tot eene familie was samengesmolten, bij Johannes de zuster van Maria de moeder des Heeren, wat dan wil zeggen: de zwagerin, die in zusterlijke verhouding tot haar stond.
Ook Jozef, de pleegvader van Jezus, en van zijne aangenomen kinderen, moet vroeg zijn gestorven, daar hij na het 12de levensjaar van den Heere Jezus niet meer wordt genoemd.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 september 1907

De Wekker | 4 Pagina's

Korte aanteekeningen van een Bijbellezer (4)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 september 1907

De Wekker | 4 Pagina's