Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vragenbus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vragenbus

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

P. B. te A. vraagt of Gods Woord de Assurantie afkeurt. Wij zouden dezen broeder raden zich aan te schaffen het werkje van den heer P. Bloot, Hoofd der Christelijke School te Gorinchem, over „Het assurantiewezen,” beschouwd in het licht van Gods Woord en van de Christelijke leer.
In dat werkje wordt er op gewezen dat het eerste spoor van verzekering te vinden is in Genesis 4:17, waar van Kaïn gezegd wordt: „En hij bouwde zich een stad.” De gewetensvroeging van den broedermoordenaar was oorzaak dat hij nergens rust had. Hij vreesde dat ieder hem zou doodslaan. God stelde hem echter- een teeken dat hij niet gedood zou worden. Wat deed Kaïn echter? Uit ongeloof en wantrouwen aan dat woord van God, bouwt hij eene stad tot zijne verzekering, uit vrees zijner conscientie. Kaïn gelooft niet aan de goddelijke bewaring en bouwt tot verzekering zijner veiligheid eene stad.
Een tweede spoor van verzekering vindt men in Genesis 11:4, waar gezegd wordt: „Kom aan, laat ons voor ons eene stad bouwen en eenen toren, welks opperste in den hemel zij!” De kantteekenaren van onze Staten-vertaling voegen bij dezen tekst het volgende: „Dit is een gansch goddeloos en stout voornemen, alsof zij wilden God en alle menschen ten trots zulk een werk maken, waardoor zij zich tegen alle geweld mochten verzekeren.” Uit vrees dat zij verstrooid zullen worden over de aarde, gaan de torenbouwers aan het werk om zich een naam te maken, dat is, om groot en sterk te worden. Door vereeniging op één punt (n.l. bij Babels toren) zal men sterk en verzekerd zijn tegen allerlei gevaar. Hier vindt men weer den assurantiegeest. Hoe God daarover oordeelt, leert het vervolg van de geschiedenis daar de Heere den bouw verstoort.
Ook bij kinderen Gods zien wij den trek naar verzekering in Genesis 12 vers 11—13, alwaar Abram tot Saraï zegt, als zij optrekken naar Egypte om aldaar tijdelijk te verkeeren: „Zie toch, ik weet dat gij eene vrouw zijt, schoon van aangezicht. En het zal geschieden als u de Egyptenaars zullen zien, zoo zullen zij zeggen: Dat is zijne huisvrouw, en zij zullen mij dooden en u in het leven behouden. Zeg toch, gij zijt mijne zuster, opdat het mij wel ga om u en mijne ziel om uwentwil.” Hier neemt Abraham een voorbehoedmiddel te baat om zijn leven te verzekeren. Of hier geloof of ongeloof den toon aangeeft, behoeven wij niet te zeggen. Abram’s geheele redeneering en het middel tot verzekering zijns levens groeiden op den bodem des ongeloofs. Evenzoo handelden Rebekka (Gen. 27 vers 6—17) en Asa in zijne verbondsluiting met Benhadad (1 Kon. 15 vers 18 en 19).
Een bepaalde afkeuring van den assurantiegeest vindt men in Jesaia 80 en 31, waar de Heere eischt dat Zijn volk op Hem betrouwt in alle omstandigheden en het ten strengste afkeurt dat Zijn volk, vreezende de macht van Assyrië, zijn vertrouwen stelt op de Egyptenaren. Uit politiek verbond Juda zich met Egypte dat paarden en wagenen bezat, om verzekerd te zijn tegen het machtige Assyrië. Met de hulp van Egypte wilde Juda zich van het bezit van zijn land verzekeren tegen het dreigend gevaar. De wereld noemt dit wijze staatkunde en eerlijke politiek, doch de Heilige Israëls getuigt er van (Jesaia 30): „Wee den kinderen, die afvallen, spreekt de Heere, om een raadslag te maken, maar niet uit Mij; om zich met eene bedekking te bedekken, maar niet uit Mijnen Geest; om zonde tot zonde te doen. Die gaan om af te trekken naar Egypte en vragen Mijnen mond niet; om zich te sterken met de macht van Farao en om hunnen toevlucht te nemen onder de schaduw van Egypte,” enz.
Doch wat behoeven wij meer uit Gods Woord te noemen. De Christen immers belijdt dat zijn God hem met alle nooddruft des lichaams en der ziele verzorgen zal en dat ook al het kwaad, dat Hij hem in dit jammerdal toeschikt, hem ten beste zal keeren. Ja het kind van God gelooft dat gezondheid en krankheid, rijkdom en armoede en alle dingen niet bij geval, maar van zijne Vaderlijke hand hem toekomen, wat dienen moet om een goed toevoorzicht te hebben op zijnen getrouwen God en Vader, aangezien dat alle schepselen alzoo in Zijne hand zijn, dat zij tegen Zijnen wil zich noch roeren, noch bewegen kunnen.

’s Gr. ('s-Gravenhage) d.B.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 september 1907

De Wekker | 4 Pagina's

Vragenbus

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 september 1907

De Wekker | 4 Pagina's