Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het voortbestaan der Christelijke Grereformeerde Kerk (IX)

Bekijk het origineel

Het voortbestaan der Christelijke Grereformeerde Kerk (IX)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Uit de kortelijk meegedeelde geschiedenis van de doleantie blijkt ook haar standpunt. De doleerenden beweerden dat zij zich niet afscheidden van de Nederlandsche Hervormde Kerk, doch dat zij slechts de organisatie op zij zetten, welke in 1816 wederrechtelijk aan de kerk was opgelegd. Dat zij echter door de verwerping der Synodale Hiërarchie ook zich losmaakten van de Nederlandsche Hervormde Kerk, welke sedert 1816 van eene Gereformeerde in eene Synodale genootschapskerk was veranderd, ontkenden zij ten stelligste. Neen, zij waren de Ned. Herv. of Gereformeerde Kerk en hielden op dien grond hun recht op de kerkelijke goederen staande. De burgerlijke rechter dacht er anders over en veroordeelde hen tot teruggave der goederen aan de Hervormde Kerk.
Het standpunt der doleantie verschilt dus zeer van dat der Afscheiding. De eerste afgescheidenen spraken het uit, inzonderheid Ds. H. de Cock in de acte van afscheiding, dat zij de Ned. Herv. Kerk beschouwden als een liberale kerk met leervrijheid, welke men moet verlaten, volgens artikel 28 der Nederlandsche geloofsbelijdenis, om te blijven bij de ware Gereformeerde Kerk. De doleerenden daarentegen beschouwden de Hervormde Kerk als een bond van Gereformeerde gemeenten, die wel onder het jut der Synodale Hiërarchie waren gebracht, doch slechts dat juk hadden af te werpen om weer de aloude Gereformeerde Kerk te zijn. Volgens dit doleerend standpunt is de Afscheiding een verlaten van de Gereformeerde Kerk, een plaatsen van eene kerk naast de kerk, een te vroeg gerijpte vrucht, ja volgens Dr. Kuyper was zij krank in den levenswortel. Daarom was het volgens de doleerenden de plicht der Afgescheidenen om te hereenigen met de Ned. Geref. Kerk (doleerende), door terug te keeren tot de thans van het juk verloste kerk. Let wel, men sprak in die dagen van hereenigen, niet van vereenigen. De afgescheidenen hadden, volgens het doleerend standpunt, de kerk verlaten, en moesten nu zich hereenigen met de kerk, door tot haar weder te keeren. Ligt hierin niet eene veroordeeling van de scheiding? Openlijk spraken de doleerenden het uit, dat de kerk in zeventigjarige ballingschap was geweest van 1816 tot 1886, doch nu was zij verlost, daarom moesten de gescheiden broeders, die zoolang buiten de kerk hadden gedoold, tot haar wederkeeren. Is dit niet eene miskenning van het werk des Heeren in 1834 en volgende jaren?
Intusschen deed de misleidende leuze der doleantie, dat men niet de Hervormde Kerk verliet, doch slechts de hiërarchie verwierp, bij velen opgeld. Vooral in Amsterdam, waar de geschorste kerkeraadsleden handelden alsof zij den kerkeraad der Hervormde Kerk aldaar vormden. Om die valsche beschouwing te meer ingang te doen vinden, werd in de lokalen, waar de geschorste predikanten optraden, in Juli 1886 het volgende biljet uitgedeeld aan de aldaar vergaderden:
Dringend verzoek:
In October moet er weer gestemd voor ’t kiescollege. Niemand blijve dan thuis, want de classicalen trachten de meerderheid op hun hand te krijgen. Maar denk nu niet dat gij tijd hebt tot October. Reeds 31 Juli houdt de mogelijkheid om biljetten in te leveren op. Nu kunnen de invulpapieren nog tot 26 Juli afgehaald worden aan de kosterij der Nieuwe kerk. Zijn die dagen voorbij, dan is het uit. Dan vischt gij achter ’t net. Haal dus een formulier, zoo gij nog als stemgerechtigde moet worden ingeschreven, enz.
Welk een misleiding! Zij die dus de geschorste kerkeraadsleden volgden, moesten zich nog als Hervormden beschouwen en trachten mee te stemmen voor ’t kiescollege der Hervormde gemeente. Vooral mocht de gedachte geen post vatten, dat men door meegaan met de doleantie zich losmaakte van de Hervormde Kerk. Dit blijkt ook uit het stuk dat men hen liet teekenen, die met de doleantie te Amsterdam meegingen. In dat stuk verklaarde men eenvoudig aan de geschorste predikanten: „Wie u ook mocht afzetten, voor ons blijft gij tot op uwen en onzen dood toe onze herders en geliefde leeraars, door wier herderstaf wij willen geweid worden.” Duizenden onderteekenden deze verklaring, zonder daarin te lezen dat zij zich feitelijk losmaakten van de Hervormde Kerk. In den vorm van eene liefdesbetuiging aan de geschorsten, verklaarde men zich onder hun herderstaf te stellen, m. a. w. tot aan zijn dood toe met de doleantie mee te gaan en de Hervormde Kerk te verlaten. Zoo trok de doleantie in één trek tienduizenden die nooit van afscheiding hadden willen weten en nu onbewust buiten de Hervormde Kerk kwamen te staan. Het standpunt der doleantie is dan ook dubbelzinnig: in theorie veroordeeling van de afscheiding, in practijk: afscheiding op groote schaal. Het standpunt van 1886 sluit dan ook dat van 1834 uit. Die het beginsel van 1886 omhelst, moet de afscheiding verwerpen en omgekeerd. Terecht beschreef Prof. W. Geesink in zijn „Overzicht der Ned. Geref. kerken in de negentiende eeuw” het beginsel der doleantie aldus: „Geen prijsgeven van het recht op de kerkelijke goederen werd bedoeld, maar evenmin separatie, want niet de kerken dezer landen waren valsche kerken geworden, maar slechts de over deze kerken gekomen hiërarchie was anti-christelijk. Op vrijmaking van de oude historische kerken werd dan ook gedoeld.”
Dit standpunt staat dus onverzoenlijk tegenover dat der afscheiding of separatie over. Vereeniging met de Christelijke Gereformeerde Kerk, door de doleerenden gewild, kon dus niet anders beteekenen dan vernietiging van het beginsel der scheiding, tenzij de doleerenden hun beginsel loslieten, en dit hebben zij nimmer gedaan. Hoe de mannen van 1886 hun beginsel hebben vastgehouden en dat van 1834 hebben vernietigd, zal een volgend hoofdstuk ons leeren.

s-Gr. ('s-Gravenhage) d.B.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 december 1907

De Wekker | 4 Pagina's

Het voortbestaan der Christelijke Grereformeerde Kerk (IX)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 december 1907

De Wekker | 4 Pagina's