Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Doop en Wedergeboorte (X)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Doop en Wedergeboorte (X)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Met een beroep op de Schrift kan dus de leer van een wedergeboorte voor den doop niet worden staande gehouden, al sluit dit geenszins uit, dat de. Heere de machtige is ook aan kinderen Zijn genade te verheerlijken. De Schrift geeft zelf ons daar voorbeelden van in Obadja, Jeremia, Johannes den Dooper en Timotheus. Daartegen gaat dan ook ons protest niet. Het gaat veel meer hiertegen: dat men als regel stelt, wat de Schrift ons als uitzondering verhaalt. De doop staat wel met de wedergeboorte in verband, maar niet zóó dat de doop de wedergeboorte onderstelt, evenmin als zulks de besnijdenis deed. Dat blijkt genoegzaam uit de besnijdenis van Ismaël en Ezau en de vrijgeborenen des huizes en de gekochten met geld van allen vreemde, welke niet van uwen zade is Ex. 17:12. Die laatste woorden bewijzen, dunkt ons, genoegzaam en afdoende dat er aan een wedergeboorte vóór het Sacrament als regel niet kan en mag worden gedacht. De vader der geloovigen heeft de besnijdenis zooverre toegediend als de Heere hem aanwees, en hij heeft dit gedaan, niet omdat hij onderstelde dat er in ieder, dien hij besnijden ging, iets goeds voor den Heere was, maar hij deed dit in gehoorzaamheid aan Gods bevel. De goddelijke opdracht was de eenige grond en oorzaak waarop Abraham de besnijdenis aan de gekochten voor zijn geld, die niet van zijn zaad waren, gegeven heeft. En geen andere grond kan en mag er, wij zullen het later zien, voor den doop der kinderen worden aangenomen. Al wat daar naast als „een tweede grond” wordt gesteld, ’t zij genade in den wortel, ’t zij wedergeboorte of geloofsvermogen, is in strijd met de Heilige Schrift.
Maar hier rijst toch een bezwaar op, en wel een bezwaar dat schijnbaar niet van gewicht ontbloot is, waarom het dan ook door den schrijver onder de oogen gezien wordt. Indien het alzoo staat „hoe kan dan waar zijn, dat de Sacramenten het geloof versterken, daar er in den doopeling niets kan en mag ondersteld worden dat versterkt worden kan.” Ieder gevoelt het gewicht van deze tegenwerping. Als er niets is, dat versterkt worden kan, heeft de doop, roept men ons toe, geen zin noch beteekenis. Dan moet gij er noodzakelijk toe komen om den kinderdoop te verliezen en tot het standpunt der Doopsgezinden overgaan die den doop niet toedienen alvorens de doopeling zijn geloof beleden heeft. De Schrijver beantwoordt deze bedenking aldus: „Het is waar dat het Sacrament hel geloof versterkt; doch wijl men maar eenmaal in het leven gedoopt wordt, zoowel als maar eenmaal geboren, zoo heeft de Doop beteekenis voor heel het leven, gelijk ook de geboorte.
De doop kan daarom heel ons leven geloofssterkte geven, zoowel als onze geboorte; wij zien dit bij David Ps. 22:10—11; en Ps. 139:18—16; bij Paulus Gal. 1:5 en bij Job 10:9—12. Heel hun leven hebben zij geloofskracht geput uit hun onbewuste leven; zelfs uit het leven vóór de geboorte, ziende op wat de Heere voor hen was en voor hen deed in dit onbewuste leven.
En zoo ook kan de doop bij de uitverkorenen het geloof sterken heel hun leven door, wijl de weldaden des Verbonds, hun bij den doop verzegeld, ook gelden voor heel het leven. Derhalve is hierdoor, n.l. de versterking des geloofs, volstrekt niet te bewijzen, dat de wedergeboorte reeds voor den doop aan allen geschonken wordt; zij kunnen deze in elk tijdperk des levens deelachtig worden. De Heere is hierin vrij. Zeker zullen ze het allen ontvangen, dit staat onwrikbaar vast.” Ieder zal moeten toestemmen dat door deze redeneering de bedenking niet is ontzenuwd. In het midden latende of het juist is, dat zij n.l. David, Job en Paulus heel hun leven geloofskracht geput hebben uit hun onbewuste leven, gelooven wij met den schrijver wel, dat de doop bij de uitverkorenen het geloof kan sterken heel hun leven door. Wij gaan zelfs nog een schrede verder en gelooven dat er door de geloovigen maar veel te weinig met hun doop en met hetgeen de Heere hun daarin beteekend en verzegeld heeft, gerekend wordt. De doop ligt dikwijls in zulk een vergeten hoekje van het leven, al wordt er ook in ons Doopsformulier zoo schoon van gezegd: „En als wij somtijds uit zwakheid „in zonde vallen, zoo moeten wij aan Gods „genade niet vertwijfelen, noch in de zonde „blijven liggen, aangezien de doop een zegel „en ongetwijfeld getuigenis is, dat wij een „eeuwig verbond der genade met God hebben.”
In die woorden wordt op duidelijke wijze de beteekenis van den Doop voor geheel het leven van des Heeren volk in het licht gesteld. Maar toch gelooven wij niet, dat daarmede het bezwaar opgelost is. En daarom willen wij trachten er een andere oplossing aan te geven, met waardeering van hetgeen de schrijver ons als oplossing aanbood.

L. (Leiden) J.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 december 1907

De Wekker | 4 Pagina's

Doop en Wedergeboorte (X)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 december 1907

De Wekker | 4 Pagina's