Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Brieven uit het Zuiden - 1908 (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Brieven uit het Zuiden - 1908 (1)

1908

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Terwijl we onzen eersten brief in dit jaar voor „De Wekker” gaan schrijven, is het, zooals men dat wel eens uitdrukt, hard winter. Bij felle vorst en een alles doordringende koude, bij zulke korte dagen en zulke lange nachten, kunnen velen, die geen armoede kennen, niet beseffen, hoeveel er in menig gezin, waar het schier aan alles ontbreekt, geleden wordt, Het meeste en het zwaarste lijden moet men in den regel in dezen niet zoeken, waar het naar buiten uitgedragen wordt, maar waar men dit zooveel en zoolang mogelijk nog voor anderen verbergt. ’t Is waar, veel, ontzaglijk veel wordt gedaan om de ellende van anderen te verzachten, daarvan liggen de bewijzen voor de hand, maar toch is en blijft er altijd nog zooveel verborgen voor de oogen van menschen, terwijl er ook gezinnen zijn waar de behoefte zoo groot en zoo uitgebreid is, dat men bij kennisneming daarvan zich wel verlegen kan gevoelen, waarmee te moeten beginnen. Honger is een scherp zwaard. Zonder eten kan een mensch niet leven. Maar behalve dit zijn er ook nog zooveel andere behoeften. Beschutting tegen de koude kan een mensch ook niet missen. Men kan zoowel van koude als van honger omkomen. Wat daarbij nog zoo treurig is, dat er zooveel misbruik wordt gemaakt van de liefdadigheid van anderen. Er zijn menschen, die zonderling de kunst verstaan om zich arm, nederig, door en door ongelukkig, soms nog vroom ook, voor te doen. Wordt aan dezulken hulp verleend en weldaden bewezen, en blijkt dan van achteren, dat alles slechts geveinsd, voorwensel was, om aan geld te komen voor de kroeg, gelijk daar zooveel voorbeelden van zijn, dan is het immers geen wonder, dat zij, die denzulken wel deden, door zulke droeve ervaring geleerd, ten laatste onvoorwaardelijk alles afwijzen, wat zich met klachten aanmeldt. Zeker is dit laatste ook niet goed te keuren, men mag alles niet over een kam scheren.
Het allerbeste en verstandigst is, eerst eens degelijk te onderzoeken, alvorens men alles gelooft, wat de menschen zeggen. Door dat onderzoek voorkomt men dan, dat men het bedrog in de hand werkt en dat met zijn geld en goed, ondanks zich zelven, tot slechte doeleinden uitreikt. Daarenboven is men dan daarbij ook nog in de gelegenheid, om naar de gelegenheid van het oogenblik te vermanen of te vertroosten.
Allertreurigst is het, als men zijns ondanks het kwaad steunt, ten koste van hen, die waarlijk ellendig en nooddruftig zijn.
Goed is het, ook in zake het beoefenen van liefdadigheid een weinigje gewapend te zijn. Een enkel voorbeeld diene tot bewijs. Nog niet lang geleden was een ons goed bekend Christen in een gezelschap socialisten. De man moest daar zijn voor zijn beroep. Deze mannen hadden het druk onder elkander over de ellende der armen. Onwillekeurig noodzaakten ze den Christen zich in het gesprek te mengen. Onder meer werd er in het gesprek gewezen op een predikant die een gezin van groote armoede had bezocht, (’t was een weduwe met kinderen). De predikant had met die vrouw gesproken, gebeden, haar een tractaatje gegeven en was zoo vertrokken. Ge begrijpt, dat ging er van langs.
„Zoo doen de dominee’s, en de geestelijken, daar kunnen de arme drommels hun buik mee vullen”, enz. Toen men wat uitgeraasd was, zei de Christen: Ik spreek u volstrekt niet tegen mannen, ’t zal wel waar zijn, zooals ge dat daar mededeelt. Maar tegenover dat voorbeeld noem ik een ander. Dat gold ook een zeer arm gezin. Dat was ook bezocht door een predikant. Deze had ook met de daar inwonenden gesproken en gebeden, doch had daarna, vóór hij vertrok, zijn beurs te voorschijn gehaald en die menschen naar zijn vermogen rijk bedeeld. Om u te bewijzen zei de Christen, dat dit waarheid is, noodig ik twee personen van het gezelschap uit om mij te volgen, dan kan men zich nader van de waarheid der zaak overtuigen, Niemand had daar echter lust in, en het was uit met dat geschetter. Liefde, die alleen in woorden bestaat, beteekent niet veel. Op daden komt het aan. En gelukkig, bij al de ellende, die er is, is er ook nog wel wat goeds.
Er is onder het Christendom veel klatergoud, er is ook nog echt goud. Zoodra we op de proef komen, zal blijken, hoedanig het beginsel is, waaruit we leven. Waar oprechte liefde is in het hart, zal dit in de vruchten zich wel openbaren. En gelukkig zij, die door Gods genade steeds zóó tegenover den naaste handelen, als men in gelijke omstandigheden, zelve zou wenschen behandeld te worden.
Daarbij zal het steeds zaliger zijn te geven dan te ontvangen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 januari 1908

De Wekker | 4 Pagina's

Brieven uit het Zuiden - 1908 (1)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 januari 1908

De Wekker | 4 Pagina's