Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Genezing voor allen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Genezing voor allen

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

. . . .„en Hij genas ze allen.” Luc. 6:19 1/ged.

Heeft de schare van Jezus bij zekere gelegenheid getuigd, dat nooit een mensch had gesproken gelijk deze mensch, nooit was ook gehoord noch gezien, dat er een arts was gelijk Hij, die alle ziekten en kwalen kan genezen.
Afgekomen van den berg, waar Jezus den nacht in het gebed had doorgebracht, roept Hij Zijne discipelen tot zich, verkiest uit hen Zijne twaalf apostelen en komt met hen in een vlakke plaats, in de nabijheid van den berg, waar een groote menigte des volks van geheel Judea en Jeruzalem en van den zeekant van Tyrus en Sidon rondom Hem vergaderden. Midden in die volksmenigte bevinden zich lijdenden, kranken en die van onreine geesten gekweld waren.
Allerlei ellende is daar vertegenwoordigd. En wie onder al de wijzen, grooten en machtigen dezer wereld is in staat om al die ellendigen te helpen?
Reis de wereld maar rond, zoek en vraag waar ge wilt, maar nooit is het gehoord, dat er iemand was, van wien in waarheid gezegd kon worden, dat hij alle ziekten en kwalen kan genezen. ’t Is dan ook niet vreemd, maar zelfs algemeen bekend, te hooren spreken van ongeneeselijke krankheden. De meest bekwame arts uit de menschen moet dit erkennen, dat er steeds zulke ziekten en kwalen voorkomen, waarvoor bij en onder de menschen geen middel tot genezing bestaat. Hadden menschen moeten oordeelen over elk dier ongelukkigen in ’t bijzonder, men zou ongetwijfeld van menigeen dier kranken niets anders gehoord hebben, dan dat er geen uitzicht of hoop op redding meer voor hen was. Op het gerucht echter, dat Jezus hier was, is men van alle zijden toegestroomd. Wel een bewijs, dat men vol goede verwachting was en dat men geloofde, dat Hij machtig was te doen, wat voor anderen onmogelijk was. In die hoop en in dat geloof werd niemand hunner teleurgesteld, want we lezen: Hij genas ze allen. Dit is een treffende openbaring van Jezus’ grootheid en macht, zoowel als van Zijne ondoorgrondelijke liefde en barmhartigheid. Is het in gewone omstandigheden voor een geneesheer van groot belang, den oorsprong en de aard van de ziekten zijner patiënten juist te kennen, hoe menigmaal is niet gebleken, dat de uitnemendste in wetenschap en kennis hierin nog zoo kan mistasten. Hiervan kan echter bij Jezus geen sprake zijn. Staat tegenover het lijden en de geweldige smart der menschheid alle wetenschap en kunst vaak verlegen, zoo hopeloos en ellendig kon het er met niemand voor staan, of er was bij Jezus raad en uitkomst.
Al lezen we zelfs ergens van een achtendertigjarig kranke, door wie alle middelen te vergeefs zijn beproefd, bij Jezus en bij Hem alleen is redding. Zonder medicijnen, zonder eenig kunst-of hulpmiddel; alleen Zijn wil en woord is genoeg, om alle smart te doen ophouden, alle krankheid te genezen, ja om zelfs de duivelen te doen uitgaan. Meer dan Abraham, meer dan Salomo, meer dan al de profeten is hier. In het licht der profetie zien we in Hem den Verlosser, van Wien we lezen, dat Hij onder meer daartoe is gezalfd, om krankheden te genezen. Eenig in namen, eenig in eigenschappen, eenig in werken en in eere, is in Hem geopenbaard de waarachtige God en het eeuwige leven. Wél openbaart zich Jezus in nederige dienstknechtsgestalte, wél heeft Hij de menschelijke natuur aangenomen en is Hij den broederen in alles gelijk geworden, uitgenomen de zonde, — wél deelt Hij naar Zijne menschelijke natuur in al de zwakheden van Adams geslacht, maar door al die nederigheid schittert de heerlijkheid en de majesteit Zijner Goddelijke natuur.
Eenswezens met den Vader en den Heiligen Geest, kan Hij zeggen, wat geen sterveling vermag te zeggen: Die mij gezien heeft, die heeft den Vader gezien. Ik en de Vader zijn één. Waar en wanneer het Hem behaagt, waar en wanneer Hij het nuttig en noodig oordeelt, om Zijn geheel eenige afkomst en zending in het licht te stellen, doet Hij teekenen en wonderen. Dan gaat er kracht van Hem uit. Dan moeten zelfs zijne vijanden bekennen, dat in Hem een groot profeet is opgestaan. Stormen bedaren en de zee wordt stil op Zijn bevel. De booze geesten Zijn Hem onderworpen. Alle krankheden genezen op het woord Zijner heerschappij. Zoo openbaart zich Christus de Heere als den Gezalfde des Vaders in een wereld vol jammer en ellende.
Overal waar Hij komt, verschijnt in Hem het Licht en het Leven, Veel en groot is het, wat we hier te midden van zooveel kranken en lijdenden aanschouwen, die allen door Jezus worden genezen, maar toch is dit het grootste nog niet, o neen, dit alles is nog maar een schaduw, vergeleken met Zijn macht en heerlijkheid, welke nog op andere wijze zich openbaart.
Een gezond lichaam, vrij van kwalen en smarten le mogen omdragen, is een onwaardeerbaar voorrecht. Wie zou dit kunnen tegenspreken. Maar de mensch heeft niet alleen een lichaam, dat aan vele behoeften en aan veel lijden onderworpen is, hij heeft ook een ziel, die voor de eeuwigheid geschapen is. Ook die ziel heeft behoeften. Ook die ziel is aan velerlei lijden onderworpen. En wanneer blijkt duidelijker de afhankelijkheid en de machteloosheid van al wat schepsel is, dan wanneer we voor die behoeften ons geplaatst zien.
Niemand, zegt de Schrift, zal zijnen broeder immermeer kunnen verlossen. Is uwe ziele in nood en moet ge in benauwdheid en weemoed uitroepen, geperst door het gevoel en de bewustheid uwer schuld en zonde: wat moet ik doen opdat ik zalig worde? dan kunnen menschen als middelen in Gods hand u den weg en het middel tot behoud aanwijzen, maar redden kan u geen enkel schepsel. Maar Hij, die hier onder al die kranken en ellendigen staat, is Jezus. En op de vraag, wat die naam beteekent en waarom Hij dien naam draagt, luidt het Goddelijk antwoord: dien naam draagt Hij, want Hij zal Zijn volk zalig maken van hunne zonden. Niet slechts van alle lichaamssmart en ellende, maar ook van alle zielsellende kan Jezus verlossen. Daartoe is Hij van den Vader gegeven.
Daartoe heeft Hij vrijwillig zich vernederd, zelfs tot in den dood, opdat Hij voor ellendigen, voor dood- en doemschuldigen de eeuwige zaligheid zou verwerven. Niet om bij wijze van een arts op te treden, die menschen door zijn wijsheid en macht van tijdelijke ellende verlost, is Jezus in de wereld gekomen. Neen, Hij kwam en Hij openbaarde zich, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige.leven hebben. Om in Hem te gelooven, moet Hij gekend worden. En hoe kan de Heere zich duidelijker doen kennen, dan gelijk hier, als Hij alle krankheden en ziekten geneest. Menschen mogen soms gelijk zijn aan sterren, als God de Heere hen met bijzondere gaven bedeelt. Dan zijn ze als sterren, die in nachtelijk duister de aandacht trekken. Maar van met één der menschen kan gezegd worden, dat zij gelijk Christus, aan de zon gelijk zijn. Het licht der zon doet alle sterrelicht verbleeken, Christus is de Zon der Gerechtigheid. Uit Hem straalt glans en heerlijkheid in geheel eenigen zin. En heil de ongelukkigen, die tot Hem gaan, want Hij zal niet afwijzen degenen, die tot Hem komen. Bij Hem Zijn uitkomsten zelfs tegen den dood. „En Hij genas ze allen”. Zoo zegt ons de geschiedenis. En in die historische mededeeling van den evangelist ligt een geheim, een leering waar o zoo weinig op wordt gelet. We lezen niet, dat Jezus al de zieken uit de in het tekstverband genoemde plaatsen genas, maar zeer zeker worden hier alleen bedoeld de kranken en de met onreine geesten ge-kwelden, die hier tot Hem gekomen waren. Te weten dat er een groot profeet was opgestaan, die teekenen en wonderen deed, was niet genoeg. Het gerucht hiervan was verspreid door het geheele land. Maar de vraag was: wie gelooft het, wie heeft er eerbied voor, en wie is vol vertrouwen, dat Hij de Heere is, die helpen kan en wil.
Thans, na zooveel eeuwen, staan we nog altijd voor dezelfde vraag. Zoovelen weten en gelooven, dat zij door en van wege de zonde ellendig zijn. Zij weten en gelooven ook, wat de Heilige Schrift leert, dat Jezus Christus Gods Zoon in de wereld gekomen is, om te zoeken en zalig te maken dat verloren was. Deze en zoovele andere grondwaarheden der Schrift, houden zij met hand en tand vast, zij zouden aan die waarheden niet gaarne één oogenblik twijfelen.
En toch worden zij niet genezen, niet gered. Men kan er schier zijn leven lang over spreken, maar daar blijft het bij. Men gaat niet uit, om Jezus te zoeken, men tracht niet met den eenigen Verlosser in aanraking te komen. Er is geloof, wel zeker, maar het is een dood geloof, zonder eenige werkzaamheid. Dit plaatst ons voor een ontzaglijke werkelijkheid: een wereld vol jammer en ellende en in het midden van al dien jammer het evangelie, waarvan Christus de hoofdinhoud is. In en door het evangelie komt tot alle ellendigen de openbaring van den eenigen Zaligmaker en Verlosser. Maar wie is er nu uit al die ellendigen, die in waarheid en met ernst zich tot Jezus wendt? Men leest dit in Gods Woord, en telkens dit gelezen hebbende, sluit men zijn Bijbel weer. Men hoort het, zoo menigmaal als men onder de verkondiging van Gods heilig Woord zich bevind, maar na het gehoord te hebben verlaat men de kerk, en noch het één, noch het ander heeft de gewenschte uitwerking. Waarom niet? Is dit geen zaak, waardig om er ernstig over na te denken? Moest dit ieder niet ter harte gaan? Te meer nog als men bedenkt, dat Gods Woord nooit zal ledig wederkeeren.
We zullen die openbaring van reddende liefde en genade niet te vergeefs ontvangen hebben. Waarom niet, zoo vragen we nog eens, overal en altijd een gewenschte uitwerking? O dat „waarom” geeft zooveel stof om te denken. Dat grijpen zoo velen aan om allerlei uitvluchten en verontschuldigingen op te werpen. „Ik wil wel”, zoo meent men, als Jezus maar wilde. En bij eenig nadenken moet ieder toch gevoelen, hoe vreeselijk zulk denken en spreken is. Immers dan moet ten laatste niet de mensch zelf de schuld dragen voor zijn verloren gaan. De zonde heeft den geheelen mensch aangetast. Al zijn krachten en vermogens. Er is niets in den mensch vrij gebleven van de zonde, ook de wil niet, zoo min als het verstand.
Alleen door Goddelijk licht des Heiligen Geestes kan dat gezien en verstaan worden, dat het, hoe vreemd het ook velen moge klinken, onmogelijk is, om te willen behouden worden. Men zegt het wel met den mond, maar daden bewijzen, dat het niet waar is. En of men dit nu al verschrikkelijk noemt, om den mensch zoo voor te stellen, en of men al met duizendtallen zich daarvan afwendt met te zeggen: die rede is hard, wie kan ze hooren, en of men al op allerlei wijze dit zoekt tegen te spreken, zoo zelfs, dat men de waarheid bespottelijk zoekt te maken, dat alles doet van de werkelijkheid der zaak niets af. Daarom zegt het zooveel, als een apostel van den Heere Jezus Christus door den H. Geest getuigt van de geloovigen: „Het is God die in u werkt, beide het willen en het werken, naar Zijn welbehagen.” Als de onwillige gewillig gemaakt, en de blinde van zijn geestelijke blindheid wordt genezen, dan zoekt ge geen uitvluchten, dan pleit ge geen verzachtende omstandigheden, maar ge gaat, én bij den aanvang, én bij den voortgang met al uw ellende tot Hem, in wiens redding en zaligheid is geopenbaard. Hoe ellendig en nooddruftig ge dan ook zijt, al waart ge de slechtste en de ellendigste van alle menschen, dan zal het einde van onze geloofswerkzaamheid zijn, gelijk we hier van zoovele kranken en ellendigen lezen: „en Hij genas ze allen”. Dat is de blijde boodschap des evangelies, welke naar Jezus’ woord allen volken moet gepredikt worden. Dat is eenvoudig, maar zinrijk. Gelukkig, die het door Gods genade mag leeren verstaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 februari 1908

De Wekker | 4 Pagina's

Genezing voor allen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 februari 1908

De Wekker | 4 Pagina's