Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De verleiding tot de zonde - II

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De verleiding tot de zonde - II

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een tweede reden om af te wijken van de meening dat Satan door middel van eene slang den mensch verleidde, is deze: „In Genesis 3:14 wordt de straf uitgesproken over den verleider. Gold het strafwoord: „Op uwen buik zult gij gaan en stof zult gij eten” enz. de slang, dan zou een redeloos schepsel gestraft zijn. Nu kan bij een redeloos schepsel geen sprake zijn van zonde, want zonde is overtreding eener zedewet, die niet aan redelooze schepselen gegeven is. Daarom kan ook bij redelooze schepselen geen sprake zijn van eigenlijk gezegde straf.”
Tegen deze meening is echter heel wat in te brengen. In Jericho b.v. hadden niet de dieren, maar de menschen gezondigd, en toch werd de ban des Heeren voltrokken aan al wat leefde, aan mensch en dier in die stad. Ook het redelooze dier lag onder den vloek. Zoo zegt ook Paulus in Romeinen 8, dat het gansche schepsel zucht en der ijdelheid onderworpen is, om diens wil, die het der ijdelheid onderworpen heeft. Om ’s menschen zonde ligt het gansche aardrijk onder den vloek. Waar nu de slang als middel gediend had tot verleiding des menschen door Satan, trof ook haar de vloek, Daarbij, wanneer wij loslaten dat de duivel door middel van eene slang de verleiding volvoerde, dan zou de straf in Genesis 8:14 genoemd, niet der slang, maar den duivel gelden, en tot den duivel, die een geest is, kon niet gezegd worden als straf: „Op uwen buik zult gij gaan en stof zult gij eten al de dagen uws levens.”
Als derde reden, waarom de duivel niet door middel van eene slang zon verleid hebben, is ingebracht dat Adam in den staat der rechtheid koning was over de dieren des velds, daar hem de heerschappij was gegeven over de dieren der aarde. Doch al had Adam deze heerschappij, daarmede had hij niet de macht over de duivelen.’ Onder de toelating Gods tracht Satan die schoone schepping Gods te verwoesten en begint daarmede door een slang tot zijn werktuig te maken.
Als vierde reden brengt men in: de kennis van den rechtgeschapen mensch. Eva wist wel dat het was tegen de natuur der slangen in, om te redeneeren. En Eva is door eene redeneerende slang verleid. Indien dit zoo ware, dan zou hare kennis toch gering zijn geweest. Hiertegen is heel wat in te brengen. Eva was zoo onnoozel niet, dat zij niet zou geweten hebben, dat eene slang niet spreken kon. Dat zij toch luisterde naar de sprekende slang, was niet een gevolg van hare geringe kennis, maar van de verleidende kracht welke van den duivel uitging, toen hij door middel van eene slang tot haar sprak.
Als gewichtigste reden echter brengt men in de eenheid van Gen, 3:14 in 15. In vers 15 wordt gesproken van de vijandschap tusschen het vrouwezaad en het slangenzaad en de overwinning van Christus over den duivel. Maar met welk recht, zoo vraagt men, wordt het laatste gedeelte van hetzelfde vonnis, tot dezelfde slang gesproken, op de overwinning van Christus over den duivel toegepast, en het eerste gedeelte: „Op uwen buik zult gij gaan en stof zult gij eten” op de natuurlijke slang zonder dat daartoe noodzaak is? In het laatste gedeelte (vers 15) verklaren wij door slang „de duivel” door „kop vermorzelen” vernietiging van des duivels macht, door het „verzenen vermorselen” de moedwil des boozen tegen het beloofde zaad. Maar waarom nu ook niet het eerste gedeelte (n.l. vers 14) door „op uwen buik gaan en stof eten” de diepe vernedering, waarin de duivel gestort zal worden? Waar is een tweede voorbeeld, dat midden ineen beeld of gelijkenis een soort van ontleeding gebracht wordt, om midden door te snijden, wat toch in verband en samenhang één is?
Deze reden schijnt nog al gewichtig, In vers 14 spreekt God tot da slang en dat woord Gods wordt in vers 15 voortgezet. Zonder dat daartoe noodzaak is mag de aangesprokene in vers 14 en 15 niet in het eene vers als de slang, in het andere vers als de Satan verklaard worden. Doch een ander geval is het, wanneer de aanspraak er wel toe noodzaakt. En dat is hier het geval. Vers 15 wijst op de overwinning van den duivel door Christus, daar wordt dus met den aangesprokene de Satan bedoeld. Doch wat lezen wij in vers 14? Niet alleen; „Op uwen buik zult gij gaan” enz., maar ook: „Dewijl gij dit gedaan hebt, zoo zijt gij vervloekt boren al het vee en boven al het gedierte des velde!” Dit wil zeggen: Van alle dieren zijt gij het meest vervloekte dier, op geen dier zal zoo zware vloek liggen als op u. Kan nu tot Satan gezegd worden: gij zijt het meeste verkloekte dier? Immers neen. Dit noodzaakt ons dus, om Gen. 3 vs. 14 te verklaren als gesproken te zijn tot een eigenlijk dier en wel de slang.
Gen. 3:14 en 15 vormen dus eene rede, waarvan het eerste gedeelte tot de slang, tot het middel der verleiding, het tweede gedeelte tot den verleider zelven gesproken wordt.
Wij kunnen dus geen van de redenen, die men inbrengt om te betoogen, dat de duivel als eene slang zich aan Eva vertoond zou hebben, gegrond achten en blijven daarom bij de voorstelling dat de duivel door middel van eene slang den mensch tot de zonde verleid heeft. Ten slotte wijzen wij H. te M. nog op Genesis 3:1: „De slang nu was listiger dan al het gedierte des velds.” Hier wordt onder alle dieren de slang als het listigste dier voorgesteld. Wij kunnen dit onmogelijk verklaren als: de duivel was het listigste dier, daar hier eene vergelijking gemaakt wordt omtrent de dieren en de duivel niet tot het dierenrijk, maar tot het rijk der geschapen geesten behoort. De duivel heeft zich dus niet als eene slang vertoond, maar heeft van alle dieren des velds van het listigste, n.l. de slang, zich bediend om den mensch tot de zonde te brengen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 februari 1908

De Wekker | 4 Pagina's

De verleiding tot de zonde - II

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 februari 1908

De Wekker | 4 Pagina's