Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Doop en Wedergeboorte - XVIII

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Doop en Wedergeboorte - XVIII

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wij kunnen hier de orde des heils en alle dogmatische vraagstukken, die met haar samenhangen, niet in zijn geheel behandelen. Hoe verleidelijk ook, maar dat zou ons afleiden van ons onderwerp, en meer geduld van den lezer eischen dan hij misschien voor dogmatische en exegetische vraagstukken bezit.
Wij willen beginnen met aan te wijzen, welke verandering of wijziging Dr. Kuyper in de orde der genadewerkingen heeft aangebracht en aantoonen van welk een invloed deze wijziging in de orde op deze genadewerkingen zelve is.
De locus classicus d.i. de bewijsplaats voor de orde des heils in de Heilige Schrift, is Rom. 8:30, waar wij tevens én de voornaamste genadewerkingen én de orde, waarin zij op elkander volgen, vinden aangegeven. Daar zegt Paulus in aansluiting met het voorafgaande vers: „En die Hij te voren verordineerd heeft, dezen heeft Hij ook geroepen; en die Hij geroepen heeft, dezen heeft Hij ook gerechtvaardigd; en die Hij gerechtvaardigd heeft, dezen heeft Hij ook verheerlijkt.” Nu heeft niet één exegeet van beteekenis er ook maar één oogenblik over gedacht dit woord te verklaren in den zin dat deze „genadewerkingen” niet in den tijd, maar in de eeuwigheid zouden vallen. Allen hebben toegestemd dat de apostel hier de orde des heils in hare onderscheiden genadewerkingen beschrijft, zooals God die in den tijd aan de zondaren komt te verheerlijken. Alleen Dr. Kuyper komt hier, tegen het gevoelen van allen in, het tegenovergestelde verklaren. Hij zegt naar aanleiding van dit woord: „Wat de heilige apostel Paulus in Rom. 8 zoo overschoon jubelt: „Die Hij te voren gekend heeft, die heeft Hij ook te voren verordineerd, en die Hij te voren verordineerd heeft, die heeft Hij ook geroepen, en die Hij geroepen heeft, die heeft Hij ook gerechtvaardigd, en die Hij gerechtvaardigd heeft, deze heeft Hij ook verheerlijkt” is niet een verhaal van wat reeds gebeurd is met reeds wedergeboren menschen, maar de jubelende opsomming van wat God de Heere gedaan en gewrocht heeft eer wij er nog waren.” Voor zoover wij kunnen nagaan is Dr. Kuyper de eenige, die deze verklaring van dit Schriftwoord gegeven heeft, en hij is, voor zoover wij weten, daarin nog door niemand gevolgd, ook door zijn leerlingen niet. Dr, de Moor, de schrijver van „De Rechtvaardigmaking van Eeuwigheid”, die nog steeds schuldig blijft op de bedenkingen door ons tegen zijn brochure ingebracht te antwoorden, plaatst zich ten opzichte van de uitlegging van dit Schriftwoord geheel tegenover Dr. Kuyper. Hij zegt: „Het komt ons voor, dat dit niet bewezen kan worden, en dat nuchtere uitlegging hier alleen kan doen lezen eene beschrijving van dat deel der heilsorde, dat hier op de aarde in den tijd verwerkelijkt wordt.” Dat is ook ons gevoelen en blijkens het redebeleid, waarin het woord van den apostel voorkomt, kan het niet anders of de apostel spreekt hierin over de genadewerkingen die God in den tijd in den zondaar verheerlijkt. Dat Dr. Kuyper echter tegen het algemeen gevoelen in op deze uitlegging staat is, omdat hij hier de exegese in dienst stelt van zijn dogmatiek en de uitlegging van dit Schriftwoord dus geheel beheerscht wordt door zijn dogmatisch systeem, zooals wij dat inzonderheid uit de ontwikkeling der heilsorde kunnen leeren.
Op grond van dit Schriftwoord onderscheiden onze Geref. Theologen de heilsorde in: roeping, rechtvaardigmaking en heiligmaking. Deze drie genadewerkingen staan in verband met des menschen driedubbele ellende, zijn blindheid, zijn schuld en zijn verdorvenheid, en dienen om hem daarvan te bevrijden, en tegelijk vervullen zij zijn drievoudige behoefte, daar zij hem geven: wijsheid, gerechtigheid en heiligheid. Ook slaan deze drie genadewerkingen in verband met het drievoudige ambt van Christus. Want in de eerste genadewerking, de roeping, treedt Christus voornamelijk op als Profeet, die door Zijn Woord ons ter zaligheid onderwijst; de H. Geest is daarbij de getuige van Christus, die ons door dat Woord wederbaart, overreedt, en ons het beginsel des nieuwen levens deelachtig maakt.
In de tweede genadewerking, de rechvaardigmaking, treedt Christus voornamelijk op als Priester, die door het geloof ons Zijne gerechtigheid deelachtig maakt en ons van de schuld onzer zonden bevrijdt; de H. Geest is daarbij onze Voorspraak en maakt ons door Zijn getuigenis van onze zaligheid gewis. En in de derde genadewerking, de heiligmaking, treedt Christus voornamelijk als Koning op, die ons door Zijn Woord en Geest regeert en bij de verworvene verlossing beschut en behoedt, terwijl de Heilige Geest ons heiligt en vernieuwt naar het evenbeeld van Christus. Zoo wordt aan de uitspraak van Paulus in Rom. 8:30 volle recht gedaan en wordt de weg gebaand tot een zuivere Schriftuurlijke behandeling van de orde des heils.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 maart 1908

De Wekker | 4 Pagina's

Doop en Wedergeboorte - XVIII

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 maart 1908

De Wekker | 4 Pagina's