Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Duur gekocht

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Duur gekocht

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Jezus dan kwam uit, dragende de doornenkroon en het purperenkleed.” Johs. 19:5a.

Als we de eerste verzen van hoofdstuk 19 lezen in verband met de laatste verzen van het vorige hoofdstuk, rijst onwillekeurig de vraag in ons; wat was toch de stadhouder Pilatus voor een man? De man weet, dat de Joden uit nijdigheid Jezus aan hem hebben overgeleverd. Hij ondervraagt den aangeklaagde on verklaart hem herhaaldelijk onschuldig. Toch kan hij Jezus, door hem onschuldig verklaard, met den moordenaar Bar-abbas gelijk stellen, in zooverre althans, dat hij daardoor den Joden gelegenheid geeft en de mogelijkheid laat, om niet den onschuldige, maar een moordenaar in vrijheid en buiten rechtsvervolging te stellen. Wat Pilatus nu wellicht niet vermoedde, gebeurt: Jezus wordt door het volk verworpen en de moordenaar begunstigd. Toen dit geschied was, alsof het een kleinigheid ware, toen nam Pilatus Jezus, dien hij onschuldig had verklaard, en geeselde hem. Daarna wordt den krijgsknechten vrij spel gelaten om den met geeselroeden gestrafte nog meer te martelen en tevens tot een voorwerp van bespotting te maken door hem een kroon van doornen te vlechten, die op Zijn hoofd te zetten en hem een purperen spotkleed om de leden te werpen. Al gold dit een mensch, slechts van gelijke beweging als wij, moest dan ieder beschaafd mensen, in wien nog eenig rechtsgevoel is, van zoo iets niet gruwen!
En op dat rechtsgevoel waren de Romeinen nog wel zoo trotsch! Waar vond men een rechtspraak gelijk bij hen! Doch als naar buiten komt bij den mensch, wat van binnen zit, dan zien we eerst, welk een vreeselijk monster de mensch, als redelijk schepsel, door de zonde geworden is. „Hatelijk zijn ze en elkander hatende”.
Te vreeselijker wordt hier de voorstelling der dingen, bij het juiste indenken van de vraag, wie de Persoon was, die hier de Lijder is van al die smart en die schande. De naam staat er duidelijk bij te lezen. ’t Is niemand anders dan Jezus, Wiens naam ons verklaard en Wiens persoon ons wordt omschreven in Matth. 1:21: „gij zult Zijn Naam heeten Jezus, want Hij zal Zijn volk zalig maken van hunne zonden.” ’t Is Gods Eeniggeboren Zoon, die de menschelijke natuur heeft aangenomen en die door woorden en daden Zijn geheel eenige en verheven afkomst allerduidelijkst heeft doen blijken.
Deze Jezus is de Christus, de Zoon des levenden Gods, die in de wereld is gekomen om te zoeken en zalig te maken, dat verloren was. Machtig in woorden en werken voor God en al het volk is Hij het land doorgegaan, predikende het evangelie van het Koninkrijk Gods. Der kranken ziekten heeft Hij genezen, duivelen heeft Hij uitgeworpen, dooden heeft Hij opgewekt, en wat het grootste van alles was, Hij heeft de zonden vergeven. Daardoor heeft Hij volkomen beantwoord aan hetgeen door den engel Gabriël van Hem reeds vóór Zijne komst in de wereld was getuigd: „Deze zal groot zijn en de Zoon des Allerhoogsten genaamd worden.” Maar, zoo mag men wel vragen, waar is nu de grootheid van Hem, van Wien een Johannes getuigt: „Wij hebben Zijne heerlijkheid aanschouwd, als de Eeniggeborene van den Vader, vol van genade en waarheid?” Sterker tegenstelling van grootheid en heerlijkheid kan immers nooit worden aanschouwd dan hier door Pilatus aan het volk wordt vertoond in den Man van smarten, die in den purperen mantel gehuld, de doornenkroon draagt? Zoo schijnt het althans. Zoo zou oordeelen het natuurlijk verstand, dat niet weet wat het zegt door het geloof te zien op Jezus, die niet voor zichzelven, maar ten behoeve van anderen lijdt.
Zelf heeft Hij geen zonde gedaan en geen onrecht is op Zijne lippen gevonden. Maar aan Hem wordt volbracht, overeenkomstig Zijn eigen getuigenis, alles wat te voren van Hem geschreven is. Als de Heere onze Gerechtigheid is Hij opgetreden om Zijn volk zalig te maken. Om gerechtigheid te verwerven voor doemelingen, zal Hij voor al Gods uitverkorenen de straf der zonde dragen. Als hun Borg en Middelaar zal Hij verzoening met God te weeg brengen door Zijn lijden en sterven. Zoo zal Hij de Hem gegevenen van den Vader vrijkoopen voor den duren, voor den kostelijken prijs Zijns bloeds. Met die scherpe doornen om het edelste hoofd zien we Hem hier, gelijk Pilatus Jezus tot het volk uitbrengt. O wonderbaar en aandoenlijk gezicht! De Koning Israëls, op den berg der verheerlijking kort geleden aanschouwd in een majesteit, waarbij alle aardsche grootheid en heerlijkheid verbleekt, thans op het allerdiepst vernederd.
Wat is zoo teeder en zoo gevoelig aan het menschelijk lichaam als het hoofd. En die gevoeligheid en teerheid wordt onder bijzondere smarten van het lichaam nog sterker. Nu in dat door hevige lichaamssmart gezwollen hoofd een doornenkroon wordt gedrukt, waarbij elke doorn een nieuwe wond veroorzaakt en elke wonde een nieuwe oorzaak van vermeerderde smart wordt, is onbeschrijfelijk het lijden, waaraan Jezus de Heere onderworpen is en dat Hij hier geduldig en met volmaakte onderwerping draagt. Denk daarbij den smaad en de schande Hem aangedaan door dat spotkleed Hem om te werpen, en we duizelen bij de gedachte aan de vraag, welke gewaarwordingen dit alles in Zijn dierbaar Middelaarsharte heeft teweeg gebracht. Zegt Pilatus, waar hij Jezus tot het volk alzoo uitbrengt: „Ziet, de mensch!” ons voegt het daarbij te zeggen: Zie, o volk van God! wat uw Zaligmaker en Goël doet en lijdt om voor u de eeuwige zaligheid te verwerven. Zie Hem in het spot- en smaadkleed, dat gij waardig waart eeuwig te moeten dragen. Zie Hem met scherpe doornen gekroond, die Hem zoo bitter doen lijden om u de kroon des levens te verwerven. Zie Hem, dien de Vader voor uwe zonden gaf tot in den dood. Zie Hem, die ook zich zelven geeft tot een verzoening voor onze zonden. Zie Hem, Wiens lof en grootheid zelfs door de heilige engelen geroemd en bezongen wordt, hier zwijgend en geduldig, vrijwillig en aanbiddend, als een lam ter slachting geleid worden.
Welk eene omschreven verklaring van dat apostolisch woord, zoo aanschouwelijk voorgesteld: „Gij zijt duur gekocht.” Geen duizendste gedeelte kan ons beperkt verstand bevatten, van wat het inhoudt: de gegeeselde Jezus uit het rechthuis van Pilatus uitgeleid, dragende de doornenkroon en het purperen kleed. Welk een aanbiddelijke, ondoorgrondelijke, eeuwige liefde, zich op zulk eene wijze en tot zulk een einde over te geven! En wie omschrijft naar waarde de weldaad, te kunnen en te mogen gelooven: dit deed mijn Heiland voor mij! Voor mij heeft Hij de schande veracht. Voor mij heeft Hij daar als een voorwerp van spot en verachting voor het volk gestaan. Voor mij dat dierbaar lichaam met bloed en wonden overdekt. Voor mij straks jammerend aan het kruis: Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten! Neen, dat zou zelfs engelen verstand niet vermogen, dit wonder van liefde en genade jegens armen en ellendigen doorgronden. Maar al vermag Gods kind niet de diepte daarvan te peilen, de hoogte er van te meten, de lengte en de breedte er van te overzien, ingeleid door den Heiligen Geest in het wonder der verlossing wordt er iets van verstaan en iets van gekend. Dat is het, wat, in diepe verootmoediging voor God, geloovig amen zeggen leert op dat: „Gij zijt duur gekocht”. Dat is het, waardoor het mogelijk is en wordt, zonder opstand en murmureering smaadheid te dragen om Christus’ wil. Wat voor onze natuur als zoodanig onmogelijk is, wordt mogelijk door de genade Gods. Dan ziet ge op Hem, die de Zijnen is voorgegaan en die gezegd heeft: „zoo iemand Mijn discipel wil zijn, die verloochene zich zeiven, neme zijn kruis op en volge Mij.”
Ook Jezus’ discipelen kunnen aan veel lijden, smaad en beproeving onderworpen zijn. Maar nooit is ons lijden met het Zijne te vergelijken. Wij lijden nooit om anderer zonden. Hij leed alleen om de zonden van anderen. Gods kinderen kunnen deelen in de kastijding van den hemelschen Vader, Christus daarentegen heeft als Gods eeniggeboren Zoon den vloek der zonde gedragen. Bij elk onderdeel van Zijn lijden komt het uit, als we wél zullen zien, dat juist dit het lijden van den Heere Jezus zoo onuitsprekelijk zwaar doet zijn. Wat is vernedering, op zich zelf genomen, al een diepgaande smart. Wat zou het voor een zoon van een aardschen vorst een vreeselijke gewaarwording zijn, door menschen behandeld te worden gelijk Jezus behandeld is. Hoe zou ieder oor- en ooggetuige daarbij moeten erkennen, dat zulk een lot vreeselijk is. En nu geldt het hier geen zoon van een aardschen koning, maar wat we hier lezen, door Johannes den apostel geschreven, geldt den Zone Gods, den Heere uit den hemel, van Wien Petrus later getuigt: „Zij hebben den Heere der heerlijkheid gekruist.”
Reddende zondaarsliefde is het, die den Heere Jezus die kroon van doornen en dat purperen kleed doet dragen. Daartoe geeft Hij zijn gezegend hoofd, daartoe geeft Hij zijn dierbaar lichaam, daartoe geeft Hij zich geheel en volkomen over. Menschen zien hier menschen, maar Christus de Heere ziet hier de waarheid en de gerechtigheid Gods handelend optreden. En wie door het geloof daarvan iets mag zien en verstaan, die kan niet anders dan bij het levendig gezicht daarvan instemmen met een Paulus: „O diepte des rijkdoms, beide der wijsheid en der kennisse Gods.”
Heeft God Zijnen Eeniggeboren Zoon niet gespaard, wat hebben zij dan te wachten, die zich afkeeren van Hem, die uit de hemelen is, en die het bloed des Nieuwen Testaments onrein achten! Het is den zondigen mensch van nature eigen, altijd naar groote dingen te staan. Hier wordt ons geleerd wat het deel hiernamaals zal zijn van allen, die zonder deel te hebben aan Christus en Zijne gerechtigheid, in hunne zonden sterven.
Alle kroonen, en alle versierselen welke de mensch zich zelven heeft gemaakt, zullen hem ontvallen. Gods gramschap en geduchte toorn zal hem eeuwig straf doen lijden in de hel. Een kroon van doornen op dit hoofd gedrukt te voelen zou u allicht doen roepen en schreeuwen van pijn, maar erger dan dit zal het zijn, voor eeuwig van Gods gunst en gemeenschap uitgesloten, in ziel en lichaam beide de vreeselijke gevolgen der zonde te moeten dragen. Daarom dient de prediking van Jezus’ lijden eenerzijds om verklaring te geven van den duren prijs, waarvoor Hij de Zijnen heeft gekocht, maar ook anderzijds, om te waarschuwen, om toch in tijds den Heere te zoeken, terwijl Hij te vinden is, terwijl men tevens wordt gebeden als van ’s Heeren wege, om zich met God te laten verzoenen en toch in dien eenigen door God geschonken Middelaar en Verlosser vrede te zoeken door Zijn bloed. Dat is de heerlijkste tijding welke ooit op aarde door zondaren kan vernomen worden, dat nu in en door Christus de toegang tot den troon der genade is ontsloten. Wie in dezen door God ontsloten weg geloovig en ernstig redding zoekt, zal niet beschaamd worden. Al hebt ge dan duizenden malen verdiend met doornen gekroond, met schande overdekt, voor eeuwig van uw God verwezen te worden naar den poel van vuur en sulpher, in Christus is redding zelfs voor den allergrootsten zondaar. En ieder, die door Gods genade voor eeuwig gered, deelgenoot wordt van de verlossing, die in Christus Jezus is, die zal met een Paulus wel willen erkennen: mij, den grootsten der zondaren is barmhartigheid geschied.” „Zie, de mensch” — maar zie Hem, die God en mensch is in eenigheid Zijns persoons. Zie Hem, die het in al Zijn lijden, in al de diepten Zijner vernedering den Zijnen toeroept:

Gij zijt duur gekocht.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 april 1908

De Wekker | 4 Pagina's

Duur gekocht

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 april 1908

De Wekker | 4 Pagina's