Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Goede tijding

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Goede tijding

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

„De Heere is waarlijk opgestaan en is van Simon gezien.” Lucas 24:34.

De dag van Jezus opstanding was een dag van aangename verrassingen voor de vrienden en vriendinnen des Heeren. Tot dusverre had men vóór de geschiedenis gestaan, en dan zijn de dingen meestal zoo geheel anders als wanneer we er achter komen te staan. Zoowel Zijne verhooging als Zijne diepe vernedering had de Heere duidelijk aan de Zijnen vooraf bekend gemaakt. Maar de geschiedenis leert, welk eene bijzondere genade wordt vereischt, om hetgeen de Heere heeft geopenbaard, recht te verstaan en daar tevens een recht gebruik van te maken.
Toen de Vorst des levens glorierijk was opgestaan, dood en graf had overwonnen, wilde Hij de Zijnen ook vervullen met blijdschap en vroolijkheid.
Persoonlijke verschijningen hadden plaats aan Maria Magdalena, aan Petrus, aan Jacobus, terwijl aan den avond van dien eeuwig gedenkwaardigen dag een gemeenschappelijke ontmoeting plaats had, waarbij niet enkelen, maar reeds velen deelgenooten werden van de vreugde in den verheerlijkten Christus hun bereid.
Treffend was het wat op den weg naar Emmaus had plaats gehad, treffend in het bijzonder de wijze waarop Christus zich aan de Emmausgangers openbaarde. Van Jeruzalem gekomen keerden zij, nadat Jezus van ben geweken was, ter zelfder ure derwaarts, waar zij de elven vergaderd vonden met degenen, die daar bij hen waren. Dat was een ontmoeting. Allen even belangstellend. Allen vervuld met de zaak, welke hen allen bezig hield, dat Jezus de Heere uit de dooden was opgestaan. Maria had het, volgens opdracht door den Heere haar gegeven, den discipelen geboodschapt. Petrus zal zijn ontmoeting van Jezus hebben medegedeeld. Nu komen de Emmausgangers binnen, en op hun gelaat is het te lezen, dat ook zij goede tijding komen brengen. Maar eer zij nog aan het woord komen, wordt hun aanstonds door anderen medegedeeld: de Heere is waarlijk opgestaan en is van Simon gezien. Zoo bevestigt de één de getuigenis van den ander, tot eindelijk Jezus zelve in hun midden verschijnt, om met het „vrede zij ulieden!” zich aan alten te openbaren.
Omdat het wonder van Jezus’ opstanding zoo groot is en het feit zelve van zulk een geheel eenige beteekems, was het in de eerste plaats voor de Apostelen des Heeren van het allergrootste belang, volkomen zekerheid te hebben, gelijk dit hier reeds uitgesproken wordt met de woorden: „De Heere is waarlijk opgestaan”. Zoo noodzakelijk als de vernedering was, zoo noodzakelijk was ook de verhooging van den Middelaar. Dit alles stond in verband met de Heilige Schrift, naardien de verhooging zoowel als de vernedering was voorspeld. Maar wat nog veel meer zegt: daar stond niets minder meê in verband dan het gansche werk der zaligheid. Tegenover de leugen door booze menschen verspreid, dat het lichaam van Jezus uit het graf gestolen en de opstanding van den gekruisten Nazarener maar een vinding van menschen was, wordt met het: „De Heere is waarlijk opgestaan” de leugen weerlegd op onwederlegbare gronden, waarop ten laatste de openbaring van den opgewekten Christus op afdoende wijze het zegel drukt. In later tijden heeft men op allerlei wijze beproefd, de waarheid van des Heeren opstanding als een verdichtsel voor te stellen. Moderne wetenschap wil alleen van een geestelijke, maar in geen geval van een lichamelijke opstanding van Christus weten. Doch hoe schoon dat in sommiger ooren mag klinken en hoevelen zich daardoor ook laten misleiden, het feit dat de Heere Jezus Christus waarlijk is opgestaan, blijft voor Zijne gemeente en voor een iegelijk, die gelooft, van onverzwakte kracht.
We gelooven niet op het getuigenis van een enkel persoon. Hoevele getuigenissen wijst ons de H. S. aan, opgeteekend door menschen, die door den Heiligen Geest gedreven zijn. Met het „ziet mijne handen en mijne voeten, want Ik ben het zelf; tast mij aan en ziet, want een geest heeft geen vleesch en beenen, gelijk gij ziet, dat Ik heb” overtuigde Jezus Zijne discipelen, dat Hij dezelfde was, die op Golgotha gekruist was. En waar nu bij vernieuwing op het Paaschfeest over de geheele aarde de opstanding des Heeren is gepredikt en van die blijde en heerlijke gebeurtenis gedachtenis is gevierd, blijft ons antwoord op de vraag wat die prediking inhoudt: het is een goede tijding. O als we dat „waarlijk”, als we de zekerheid daar niet van hadden, wat zouden dan allen, die geloovigen heeten, ongelukkig zijn! Paulus getuigt als apostel des Heeren: zoo we alleen in dit leven op Christus waren hopende, dan waren we de ellendigste van alle menschen.
Onze prediking was ijdel en ons geloof was ijdel, zoo Christus niet was opgestaan. Dan was er ook geen hoop en geen verwachting voor onze in Christus ontslapenen. Maar tegenover alle tegenspraak en miskenning van het opstandingsevangelie handhaaft de gewijde historie zichzelve. Toen de Emmausgangers de goede tijding van anderen vernamen, werden zij in hun geloof versterkt, waar nog bijkwam de mededeeling, dat de Heere van Simon gezien was. De goede tijding dat Jezus was opgestaan, werd derhalve steeds uitgebreider, beide in betrekking tot inhoud en omvang. En thans hebben we na zoovele eeuwen een groote wolke van getuigen, welke ons omringt. Immers, Hij die dood was en weder levend is geworden, gaat nog altijd voort, zij het dan onder andere omstandigheden, om zich aan de Zijnen te openbaren. Wie door Gods genade door het geloof met Christus wordt vereenigd en in Christus tot zaligheid gelooft, weet zeer goed, dat niet een doode, maar de levende Christus het voorwerp Zijns geloofs is. De bedeelingen der genade mogen dan grootelijks onderscheiden zijn, maar dat de Heere waarlijk is opgestaan en eeuwig leeft, komt de Heilige Geest aan al Gods kinderen te openbaren.
Vandaar die rijke, die onschatbare, die nooit naar waarde te schatten troost, beide in leven en sterven te deelen in de zalige bewustheid, het eigendom van Christus te zijn. Wel zien nu alle geloovigen Jezus niet gelijk een Simon Petrus Hem gezien heeft, of gelijk Paulus op den weg naar Damaskus, of gelijk Stefanus, maar toch ziet ieder van hen zooveel van Christus, dat men volkomen zekerheid daarvan heeft, dat de Heere waarlijk is opgestaan. Dit is ook noodzakelijk, omdat men niet leven kan door het geloof van een ander. Alleen de levende en niet een doode Christus kan ons de gerechtigheid door Hem verworven deelachtig maken. Alleen de levende Christus kan als de geestelijke Wijnstok kracht en sappen aan de ranken mededeelen, waardoor deze in staat worden gesteld om vrucht te dragen.
Wie deel heeft aan Christus door het geloof, die is met Hem gekruist niet alleen, maar ook met Hem opgewekt. Zoo waarlijk als Christus leeft, die ten derden dage is opgestaan uit het graf, zoo waarlijk leven ook zij, die uit hun geestelijken doodstaat door God zijn levend gemaakt en nu in Christus Jezus zijn, om nu niet meer naar het vleesch te wandelen, maar naar den Geest.
Was het een goede, een aangename tijding, welke men vernam op den dag van ’s Heeren opstanding, dat de Heere waarlijk was opgestaan — overal waar het evangelie naar den Geest van Christus wordt gepredikt, komt die goede tijding, die blijde boodschap tot zondaren. Groot is het heil, dat op het Kerstfeest ons verkondigd wordt in de menschwording van Christus. Maar nog grooter en heerlijker is de genade Gods ons geopenbaard in Immanuël, die Zijn Middelaarswerk op aarde heeft volbracht, „den dood heeft te niet gedaan en het leven en de onverderfelijkheid aan het licht gebracht.” Als weldra de apostelen na ’s Heeren opstanding alom in de wereld onder Joden en Heidenen zullen optreden, om overeenkomstig den last hun gegeven het evangelie te verkondigen, zal het alleen de kracht van Christus zijn, welke hen staande kan houden in allen strijd en verzoeking, onder allen tegenstand en vervolging. En de geschiedenis heeft het geleerd, ook in volgende eeuwen en geslachten, dat de kracht van Christus tot alles genoeg is. Daardoor, verklaarde Paulus, vermag ik alle dingen. Daardoor gesterkt en met die kracht toegerust, vreest ge geen enkelen vijand. Dan vreest ge zelfs den dood niet meer.
In zichzelven aangemerkt waren ook Jezus apostelen zwakke, afhankelijke schepselen, menschen van gelijke bewegingen als wij. Gelet op de taak, die zij hadden te verrichten, zou men zeggen, was daar niemand minder voor geschikt dan zij. Menschen van geringe afkomst, van een nederigen stand, die zullen voor koningen en stadhouders het woord moeten voeren, die zullen uittrekken om de wereld te veroveren, alleen gewapend met het zwaard des Geestes, hetwelk is Gods Woord. Maar hun Heere en koning, die hen tot Zijne dienaren heeft gemaakt, Hij zal hen van al het noodige voorzien.
Nog voor hunne uitzending verklaart en verzekert hun de levende Christus, dat Hem alle macht is gegeven in den hemel en op aarde. Daarvan volkomen bewust, zullen zij ervaren, dat de Heere met en bij hen is. Zoo belooft de verheerlijkte Vorst en Koning, tot troost voor al de Zijnen: Ik ben met ulieden al de dagen, tot aan de voleindiging der wereld.
Houdt men nog niet op met de waarheid van Christus’ heerlijke opstanding te bestrijden, gedurende deze bedeeling is niet anders te wachten. Het rijk der duisternis voert strijd tegen het koninkrijk van Christus. De kinderen der duisternis doen de werken der duisternis, en kunnen het licht niet verdragen. Zij daarentegen, die door Gods genade kinderen des lichts zijn, hebben de waarheid lief en worden van ’s Heeren wege geroepen, om als kinderen des lichts te wandelen. Hun die gelooven is Christus dierbaar, niet slechts in Zijne vernedering, maar ook in Zijne verhooging, Niet slechts als de Profeet en Hoogepriester, die Zijn volk onderwijst en hunne zonden verzoent, maar ook als de Koning, die wetten geeft, regeert en beschermt. Tegenover al de miskenning der waarheid en de twijfelzucht van menschen, die zich niet onvoorwaardelijk willen buigen voor het gezag van de Heilige Schrift, blijft de waarheid, dat Christus waarlijk is opgestaan, het fondament, waarop de kerk des Heeren is gegrondvest. Niemand kan een ander fondament leggen. Alleen zulk een Zaligmaker en Verlosser is volkomen genoegzaam in leven en in sterven. Wat zou de belofte moeten beteekenen: „Ik ben met u al de dagen tot de voleinding der wereld”, als het geen belofte was van den levenden Christus. De Heere is waarlijk opgestaan. Satans macht is verbroken. De belofte Gods, reeds in het Paradijs gedaan, is vervuld, het zaad der vrouw heeft den slangenkop vermorzeld. Weldra vaart Christus ten hemel. Daar zal Hij voor al de Zijnen plaats bereiden. Daar neemt Hij eens de Hem gegevenen van den Vader tot Zich in heerlijkheid. Jezus leeft! Sion verheuge zich in haren verheerlijkten Koning. Voor alle bedrukten en bitterlijk bedroefden van geest, voor alle ellendigen en nooddruftigen, die op Hem hopen, staat tot hunne vertroosting en zaligheid geschreven, dat de Heere waarlijk is opgestaan. En Hij die de tranen van Maria droogde en Zijnen diep bedroefden Simon opzocht en bemoedigde, zal al den Zijnen eens geven het einde en de verwachting.
Riep een Job reeds in de oudheid uit: ik weet mijn Verlosser leeft — ons is geöpenbaard in en door het Evangelie, dat Hij leeft, die dood geweest is, en dat Hij de sleutels heeft der helle en des doods.
Die in Hem gelooft, zal niet beschaamd worden!

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 april 1908

De Wekker | 4 Pagina's

Goede tijding

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 april 1908

De Wekker | 4 Pagina's