Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De grootste erfenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De grootste erfenis

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Die overwint, zal alles beërven.” Openb. 21; 7a.

„Ziet, Ik maak alle dingen nieuw”, zoo hoort Johannes, de geliefde apostel des Heeren, tot zich spreken door Hem, die van zichzelven getuigt: „Ik ben de Alfa en de Oméga, het begin en het einde.” Gebannen naar het eenzame eiland Patmos, gedenkt de Heere Zijnen getrouwen dienaar, en met hem de gemeente, welke Hij voor den duren prijs van Zijn bloed heelt gekocht. Christus, de verheerlijkte Koning Sions, beveelt aan Johannes, onder meer ook dit te schrijven: „Die overwint, zal alles beërven.”
Als van een koning, die zijn strijdend en worstelend leger toespreekt, om het aan te moedigen, op te wekken en tot volharding aan te sporen, vernemen we hier des Konings dagorder, welke heenwijst naar het eind van allen strijd. Was er niet te strijden, dan kon er van overwinning geen sprake zijn. Had Christus de Heere zelve niet overwonnen, dan zou het ook geen enkel sterveling te beurt vallen, om met en door Hem te overwinnen.
Nu Christus overwinnaar is, kan Zijn erfdeel op de vraag: wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? een afdoend antwoord geven. Een afdoend en tevens een bevredigend antwoord, want noch verdrukking, noch benauwdheid, noch vervolging, noch honger, noch naaktheid, noch gevaar, noch zwaard zijn daartoe in staat. Maar in dit alles, zoo juicht de geloovige, sterk in zijn God, in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars, door Hem, die ons heeft liefgehad. Wij zijn overwinnaars, meer dan overwinnaars, zoo spreekt het geloof. Altijd zoo, dat men daarbij wel bedenke: er gaat aan de werkelijkheid der overwinning strijd, veel en ernstige strijd vooraf. ’t Is niet slechts een enkele, maar het zijn vele en machtige vijanden welke overwonnen moeten worden. Ook zal het nooit eenig schepsel gebeuren, om in eigen kracht, of door eigen wijsheid daartoe te komen. Wel is dit menigmaal beproefd, en Gode alleen is het bekend, hoe velen nog alle dagen zich daarmee vermoeien, zich daarmee vleien, maar zonder dat daartoe eenige grond kan worden aangewezen uit des Heeren Woord. Dit staat op den voorgrond onherroepelijk vast: overwinning is mogelijk, maar alleen en uitsluitend door de kracht van Christus.
Maar al moet ten einde toe gestreden worden en al is de strijd ernstig, zwaar en bang, wat den overwinnaars wordt beloofd en toegezegd, is van zulk een geheel eenige waardij, dat dit alle beschrijving eens menschen verre overtreft. Overwinnen — maar hoe kom ik er toe? zoo mag men wel vragen, bewust van eigen onbekwaamheid en afhankelijkheid, bewust ook van de macht, door zoo vele vijanden onder Gods toelating ontwikkeld. Daarbij denkt ge onwillekeurig aan den duivel, aan de wereld, aan ons eigen vleesch en bloed, die drie doodvijanden welke niet ophouden ons aan te vechten. De duivel allereerst, die, indien het mogelijk ware, zelfs Gods uitverkorenen verleiden zou. De duivel, die zelfs zijn aanvallen op Christus heeft ondernomen, maar die door den Zone Gods overwonnen is. De wereld met al haar aanlokselen, met al haar begeerlijkheden, met al haar strikken en verzoekingen, ook de wereld is een doodvijand, tegen welke ten einde toe te strijden valt. Daarbij komt dan vleesch en bloed, met andere woorden ’s menschen verdorven en aan God vijandige natuur. Die wereld spant haar strikken voor oud en jong. Voor elken leeftijd heeft zij haar eigenaardige verzoekingen. Maar die wereld met al haar begeerlijkheden gaat voorbij, en alleen zij, die den wille Gods gedaan hebben, zullen het eeuwige leven beërven. Die overwint — en bij dat woord denken we aan alle God vijandige machten — die overwint, alles overwint, deze, en die alleen, zal alles beërven. Ook Gods heilige wet staat als een beschuldiger en aanklager tegenover den mensch. En al hebt ge tegenover al de schuld, waar die Wet op wijst, geen enkelen penning om te betalen, ge moet ook dezen vijand overwinnen, zult ge deelen in de allergrootste erfenis. Daartoe zal noodig zijn alle eigen zin en wil, alle ingebeelde en alle eigengemaakte gerechtigheid te verloochen en af te leggen, om alleen heil en kracht te zoeken in Hem die de overwinning Israëls is. Van Hem zingt door het geloof ieder aanvankelijk verloste ziele: „Door u, door u alleen, om ’t eeuwig welbehagen.” En wederom: „Gij Heer alleen, Gij zijt verwinnaar in den strijd, en geeft uw volk den zegen.” Wie in krijgsdienst komt bij Koning Jezus, wordt aanstonds opgeroepen tot den strijd en kan zich verzekerd houden: de strijd duurt, zoo lang we in het strijdperk van het tegenwoordige leven zijn. Niet te vergeefs draagt Christus kerk op aarde den naam van strijdende kerk. Wél zijn de tijden én gelegenheden onderscheiden, vooral wat het uitwendige betreft, maar licht en duisternis laten zich niet vereenigen met elkander. De strijd van het rijk der duisternis tegen het Koninkrijk van Christus, reeds in het Paradijs begonnen, duurt voort van eeuw tot eeuw en zal eerst aan het einde der eeuwen tot een eindbeslissing komen.
Tegenover al de moeite en het leed aan den strijd verbonden, staat de allesomvattende belofte des Heeren: die overwint zal alles beërven. Die zal deelen in al de schatten en zegeningen van Christus en Zijn Rijk. Dan eerst zal al de rijkdom van Gods erfdeel in volle glorie aan ’t licht treden. Van het woord „alles” is niets uitgesloten. Wie weten wil wat dat inhoudt, die leze en onderzoeke Gods heilig Woord. Die lette wél en geve nauwkeurig acht op al de beloften door God aan Zijn overwinnend volk gedaan. Beide in het Oude en in het Nieuwe Testament wordt ons dit zoo duidelijk mogelijk omschreven. Geheel de zaligheid der verlosten wordt voorgesteld als een erfenis. Een erfenis, waartoe de erfgenamen niets hebben bijgebracht. Een erfenis, die louter als genadige weldaad hun ten deel valt. Maar altijd zóó, dat die weldaad niet denkbaar is zonder voorafgaanden strijd.
Wat heerlijke dingen werden aan Johannes bekend gemaakt. De heilige stad, het nieuwe Jeruzalem nederdalende van God uit den hemel, toebereid als eene bruid, die voor haren man versierd is. En die schoone en heerlijke stad bevolkt met menschen, waaronder geen dood, geen rouw, geen gekrijt, geen moeite meer zal zijn, en van welke we hooren: „God zal alle tranen van hunne oogen afwisschen.” Zoo wordt in de krachtigste beeldspraak geteekend, wat het zal inhouden: alles te beërven. En het grootste van al zal dit zijn: God zal bij, hen wonen, en zij zullen, zegt de Heere, mijn volk zijn, en God zelf zal bij hen, en hun God zijn.
Vergete men echter niet, dat de groote, de volkomen overwinning hier bedoeld reeds in dit leven begint. En evenzoo is het met de hemelsche erfenis. Geheel ten onrechte hebben sommigen een voorstelling van het leven, alsof op deze wereld niets dan ellende door Gods kinderen wordt doorleefd, en alsof de zaligheid geheel en uitsluitend zal genoten worden na dit leven. Maar dat leert ons de Heilige Schrift niet. Gelijk de overwinning, alzoo wordt ook reeds in dit leven, zij het dan ook slechts in beginsel, iets van de erfenis gekend en genoten. Die met Christus gestorven en opgewekt is, die is aanvankelijk overwinnaar. Zulken kunnen op het slagveld nog welslagen en wonden worden toegebracht, maar overwinnen zal hij. Nooit zal het Satan gelukken, ook zelfs maar één schaap uit Jezus’ hand te rukken.
Door het geloof deelend in de gemeenschap met het volzalige Wezen, zegt ge met den profeet uil Israël: De Heere is mijn Deel. Wie deelt in de bate des geloofs, kan als antwoord op de vraag, welke vrucht dit afwerpt, zeggen: dat ik in Christus voor God volmaakt ben en een erfgenaam van het eeuwige leven. Dat is maar niet een afgetrokken leerbegrip, maar dat is geloofspraktijk, die zooveel te genieten geeft, dat zulks in woorden niet kan worden uitgedrukt. Laat daartegenover de wereld haar heerlijkheid maar uitstallen, maar we behoeven niet te vreezen, dat dit Gods kind bekoren kan. Neen, de dienst van en de gemeenschap met God geeft reeds in dit leven zooveel te genieten, dat, al was er geen hel tot straf en geen hemel ter belooning, nog de oprechte Jozua’s zouden zeggen: mij aangaande, ik en mijn buis, wij zullen den Heere dienen.
Een levendig gezicht van eigen schuld en zonde kan een ontzaglijke gewaarwording en een geweldige verschrikking te weeg ’ brengen. Maar wie deelt in geloofsgemeenschap met Christus, die bezit in en met Christus de vergeving der zonde. Die is derhalve in beginsel een overwinnaar van de zonde. Kon het volmaakte hiervan reeds in dit leven worden bereikt, dan kon men ook reeds in dit leven een volkomen overwinnaar zijn. Doch dit alles is hier slechts ten deele. Eerst aan het einde zijner aardsche loopbaan wacht den geloovige het einde van allen strijd. „Alles beërven” — hier is het alsof we alle beken, stroomen en rivieren in één groote zee zien uitstroomen. In dat „alles beërven” ligt de oceaan, die grens noch oevers heeft. Ons sterfelijk oog kan dat niet overzien, ons beperkt verstand kan dit niet bevatten, zelfs de stoutste verbeelding schiet hier te kort. Alleen met een Paulus moet bij ’t gezicht hierop Gods kind uitroepen: wat geen oog heeft gezien, en wat geen oor heeft gehoord, wat ook in het hart eens menschen niet is opgeklommen, dat heeft God bereid dengenen, die Hem liefhebben.
En dat alles dankt Gods erfdeel aan Sion’s Vorst en Koning, die dood en graf heeft overwonnen, die het leven en de onverderfelijkheid heeft aan ’t licht gebracht. Bij de hevigheid van den strijd op dit benedenrond gevoerd, tegenover al de donkerheid der toekomst en boven al het zuchten en geween van een lijdend en strijdend volk, bemoedigt de Heere hen die onder de banier van Sions Koning den goeden strijd des geloofs strijden. In het geloof, dat die erfenis hun deel zou zijn, is een groote schare van bloedgetuigen ons voorgegaan, die allen hebben gezien op den Oversten Leidsman hunner Zaligheid en Voleinder des geloofs, Jezus, Deze hebben Gods raad op aarde uitgediend, zij hebben veel strijd des lijdens verdragen, doch zijn nu ingegaan in de rust, die er overblijft voor het volk van God.
Als een Stefanus met de oogen naar den hemel gericht, hebben ze niet gevreesd voor hen, die wel het lichaam konden dooden, maar die daarna niet meer konden doen. Zij hebben gebouwd en gesteund op Gods beloften, en zijn niet beschaamd geworden. Waren de vooruitzichten voor de gemeente Gods niet zoo schoon, waren Gods beloften en toezeggingen aan haar gedaan niet zoo rijk en menigvuldig, stond het Testament, waarbij al die heilgoederen vermaakt zijn, niet onverbrekelijk vast, men zou kunnen vragen: waaraan ontleenen Jezus’ oprechte discipelen de kracht om te volharden tot het einde. Nu heeft men slechts te letten op de kroon, welke schittert aan het einde der baan. Tegenover het „alles beërven” staat: alles verliezen. En wie duizelt niet bij het indenken van zulk een vreeselijk lot.
Fel was de woede der Romeinsche Keizers, die de Christelijke kerk ten bloede hebben vervolgd. Verregaande was de haat en de vijandschap van booze menschen, die onder Gods hooge toelating korter of langer hebben saamgespannen, om, was het mogelijk, de secte, die overal tegengesproken werd, van de aarde te bannen. Maar geen nood. Het bloed der martelaren was steeds het zaad der kerk. Nog is na zooveel eeuwen de strijd tusschen licht en duisternis niet beëindigd. Integendeel, op allerlei wijze wordt nog steeds beproefd, om de leer des kruises te doen verdwijnen. Maar naar Gods belofte zal er een overblijfsel zijn en blijven naar de verkiezing der genade. En tot dat overblijfsel zegt Christus de Heere: In de wereld zult ge verdrukking hebben, maar heb goeden moed, Ik heb de wereld overwonnen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 augustus 1908

De Wekker | 4 Pagina's

De grootste erfenis

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 augustus 1908

De Wekker | 4 Pagina's