Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Roomsch?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Roomsch?

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

In den „Gelderschen Kerkbode” van 17 October wordt door A.J. T. te V. (A.J. Tenkink predikant te Vorden?) een pleidooi gehouden voor den vroegdoop der kinderen. De schrijver beroept zich op de besnijdenis ten achtsten dage, doch vooral moet de doop zoo spoedig mogelijk plaats hebben omdat geloof en sacrament bij elkaar behooren. De kinderkens worden ondersteld wedergeboren te zijn en dus moet bij dat onderstelde geloof zoo spoedig mogelijk de doop komen om dat geloof te sterken. Hoor slechts wat de schrijver zegt: „dat we daarmede ook den zegen, de genade des doops, de bevestiging in de gemeenschap met Christus door den Doop, die Christus zelf als de eigenlijke Dooper in den Doop in de door Hem tot het nieuwe leven des geloofs wedergeboren kleinen wil werken, hun, voorzooveel in ons is, geen oogenblik langer dan noodig is mogen onthouden, wijl we de kinderkens der geloovigen allen voor wedergeborenen hebben te houden”.
Wij mogen den kinderkens de doopsgenade niet onthouden! Klinkt het niet veelmeer Roomsch dan Gereformeerd? Wat zal deze schrijver wel hartelijk instemmen met den Roomschen Catechismus II, 2, 28: „hortandi sunt magnopere fideles, ut liberos suos, quamprimum id sine periculo facere liceat, ad ecclesiam deferendos et solemnibus caeremoniis baptizandos curent,” dat wil zeggen: „de geloovigen moeten nadrukkelijk aangespoord worden, dat zij hunne kinderkens, zoo spoedig dit zonder gevaar kan geschieden, naar de kerk dragen en zorgen dat ze met plechtige ceremoniën gedoopt worden.” Ook onze Gereformeerde vaderen doopten zoo vroeg mogelijk, doch was dit niet om andere redenen, dan A.J. T. voorstelt? Was het niet een Roomsch overblijfsel? Dr. Olthuis op wien A.J. T. zich beroept, schrijft immers in zijn „Doopspractijk der Geref. Kerken” pag. 43: „De leer der absolute noodzakelijkheid van den doop bleef nawerken, somtijds kwam het voor dat ouders aan een predikant om den doop verzochten op een ongewonen tijd.” Te Oudewater dreigde men den predikant in 1607 indien hij niet buitentijds, d.i. buiten de godsdienstoefening doopte, de kinderen te Montfoort „bij een paap te laten doopen.’ Is de vroegdoop dus niet Roomsch?

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 oktober 1908

De Wekker | 4 Pagina's

Roomsch?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 oktober 1908

De Wekker | 4 Pagina's