Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Dankgebed na den Doop - I

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dankgebed na den Doop - I

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

G. v. Z. te L. vraagt: Kan men de „dankzegging na den doop” uit ons formulier voor den kinderdoop gebruiken na den doop van ieder kind, daar toch in dat dankgebed gedankt wordt voor de vergeving der zonden en gezegd wordt „en alzoo tot uwe kinderen aangenomen hebt.” Bevordert dit dankgebed niet het gevoelen der „onderstelde wedergegeboorte?” Hoe kan dit dankgebed dan in de Christelijke Gereformeerde kerk gebruikt worden, daar deze toch het gevoelen omtrent „de onderstelde wedergeboorte als grond voor den doop” verwerpt?
Zoo ongeveer luidt de voor ons bijna onleesbare vraag van G. v. Z. (Wij mogen tusschen twee haakjes onzen vrager zeker wel vriendelijk verzoeken voortaan wat duidelijker te schrijven.)
Daar in een gesprek, dat wij kort geleden met iemand hadden, ons ongeveer dezelfde vragen werden gedaan, willen wij gaarne ons antwoord hierop geven, meenende dat meerderen nog wel eenig licht begeeren in deze teedere quaestie.
Onzes inziens komt het er slechts op aan, hoe wij dit dankgebed verstaan. Lezen wij in de uitdrukkingen „door het bloed van uwen lieven Zoon al onze zonden vergeven” en „door den Heiligen Geest aannemen tot uwe kinderen” eene dankzegging voor eene weldaad, welke onderwerpelijk aan het hart is toegepast, neen, dan kan dit van ieder kind niet gezegd worden. Van vele gedoopte kinderen blijkt het bij het opwassen, dat zij de vergeving der zonden door Christus’ bloed geenszins deelachtig zijn, en dat zij in plaats van „aangenomen tot kinderen Gods” nog kinderen des toorns zijn, die den Geest der aanneming tot kinderen missen. Maar voor zulk eene onderstelde wedergeboorte of vergeving der zonden wordt hier niet gedankt.
Er wordt gedankt voor eene weldaad, waarvan de dankzegging zelve zegt: „en ons „datzelve met den heiligen doop verzegelt „en bekrachtigt”, dus voor eene weldaad, welke door den doop verzegeld wordt. Wat nu wordt door den doop verzegeld? De genade die men veronderstelt in het kind te liggen, of de belofte Gods, dat is, de belofte van het genadeverbond? Het laatste, niet waar? God verzegelt in den Doop Zijne belofte, reeds aan Abraham gedaan, dat Hij ook de God des Verbonds van Zijn zaad wil zijn, ja meer, dat Hij het ook is, De Heere vergeet Zijn Verbond niet, maar Hij gedenkt ook in het nageslacht Zijn Verbond. Aan het zaad der kerk belooft God wat wij in Genesis 17:7 lezen. Deze belofte nu verzegelt God in den Doop. God Drieeenig verzegelt den doopeling dat Hij zijne belofte zal vervullen, als dat kind in den weg des Verbonds wandelt, dat wil zeggen, dien God den Verbonds in oprechtheid te voet valt. De Vader belooft „aanneming tot kinderen”, de Zoon „wassching in Zijn bloed” en de Heilige Geest „toeeigening van hetgeen wij „in Christus hebben, namelijk de afwassching „onzer zonden en de dagelijksche vernieuwing „onzes levens.” En dat God belooft dit alles te willen schenken, verzegelt de Heilige Doop.
Overeenkomstig de door ons aangehaalde beloften uit het doopsformulier, is nu ook het dankgebed opgesteld. De doopsbediening is geschied, en nu dankt de kerk voor hetgeen de Heere daar weder in den doop heeft bezegelt, namelijk de belofte Gods. Werd in het formulier gezegd:„Wanneer wij in den naam des Zoons gedoopt worden, zoo verzegelt ons de Zoon dat Hij ons wascht in Zijn bloed van al onze zonden”, na den doop wordt gedankt voor de verzegeling der belofte van „vergeving van al onze zonden door het bloed uwes lieven Zoons.” Werd vroeger in het formulier gezegd: „Wanneer wij in den Naam des Heiligen Geestes gedoopt worden, zoo verzekert ons de Heilige Geest dat Hij ons tot lidmaten van Christus heiligen wil”, nu wordt gedankt voor de verzegeling van de toezegging door Zijn Heiligen Geest ons tot lidmaten Zijns eenigegeboren Zoons aan te nemen.” De woorden van de dankzegging kloppen dus juist op die van de beloften, door het formulier uitgesproken, als wordende verzegeld in den doop. Voor de verzegeling van die beloften door den doop kan gedankt worden bij den doop van ieder kind dar gemeente. Al toonen die kinderen bij het opwassen ook dat zij boos van hart zijn en al komen zij ook nimmer tot bekeering, hunne boosheid kan Gods Verbond niet te niet doen. Die kinderen verwerpen dan wel den God des Verbonds, in plaats van Hem in den geloove te zoeken, doch Gods belofte blijft onveranderd. Stervende in hunne goddeloosheid, zal God hun vragen: Heb ik niet beloofd uw God te willen zijn, doch gij hebt niet gewild.
Vervolgens zij nog opgemerkt dat in het eerste deel van het dankgebed niet voor het gedoopte kind in het bijzonder, maar voor de belofte des verbonds in het algemeen gedankt wordt. De kerk dankt daar dat God die belofte met den heiligen doop verzegelt en bekrachtigt. Daarna gaat het tweede deel der dankzegging over in de bede: Wij bidden u ook dat gij dit gedoopte kind enz. Hier wordt gehandeld over een bepaald voorwerp, namelijk het nu pas gedoopte kind, Wat voor dat kind gevraagd wordt, hopen wij de volgende maal te bespreken.
Thans merken wij alleen nog op dat het dankgebed na den doop voor menigeen duidelijker zou zijn, wanneer de woorden gebruikt werden van het formulier der nationale Synode van Dordrecht van 1578, voorkomende in de uitgave der liturgie van G. van der Heyden in 1580 te Antwerpen. In dit formulier van 1678 luidt de dankzegging aldus: „Almachtige barmhertighe Godt en Vader, wij dancke dij (u), dat ghij ons met onsen zade, in dijn verbont ghenomen hebt, ende dat selve metten H. doop aen onsen lichamen verseghelt ende becrachticht. Wij bidden dij (u), „dat ghij dit kindt wilt wasschen metten bloede ende Gheeste Jesu Christi, dat is, wilt hem sijne souden om des bloetstortens Christi wille, niet toerekenen, ende door dijnen (uwen) H. Gheest wederbaren, en vernieuwen opdat het christelijck ende godsalichlijck opgebracht werde, enz.”
Het tweede gedeelte van de dankzegging is gelijk aan het thans gebruikelijke. De Synode van Dordrecht 1618 en ’19 nam weer het dankgebed op van het oorspronkelijk formulier van 1566, en dit dankgebed hebben wij nog in onze liturgie. Als men nu weet dat èn het dankgebed uit het formulier van 1566 èn dat uit het formulier van 1578 het werk zijn van Gaspar van der Heyden, dus van den zelfden persoon dan mag, dunkt ons, wel gezegd worden dat G. v.d. Heyden in 1578 zelf een verklaring gaf van de beteekenis van hot oorspronkelijke dankgebed van 1566. De dankzegging voor de vergeving der zonden en de aanneming tot kinderen, beteekent dus eene dankzegging „dat gij ons met ons zaad in uw verbond genomen hebt.” Het dankgebed aldus verstaande, kan het met vrijmoedigheid gebruikt worden door ieder, die met onzen Catechismus belijdt, dat de kinderen der gemeente zoowel als de volwassenen in het verbond Gods en in Zijne gemeente begrepen zijn, en dat hun door Christus’ bloed de verlossing van de zonden en de Heilige Geest, die het geloof werkt, niet minder dan aan de volwassenen toegezegd wordt.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 november 1908

De Wekker | 4 Pagina's

Dankgebed na den Doop - I

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 november 1908

De Wekker | 4 Pagina's