Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Dankgebed na den Doop - IV

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dankgebed na den Doop - IV

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wijst de vaderlijke goedheid en barmhartigheid aan de geheele gemeente bewezen, niet op de wedergeboorte, welke niet allen deelachtig zijn, maar op de belofte des Verbonds, wat wil het dan zeggen, dezelve te bekennen?
Bekennen beteekent hier belijden, In het formulier des Avondmaals wordt gezegd: waarvan wij bekentenis doen met mond en hart enz., in de beteekenis van „belijdenis doen.” Er wordt dus gebeden dat het gedoopte kind godvruchtig opgevoed worden moge, dat het blijve in Christus als een rank die vrucht draagt, opdat het eenmaal kome tot de belijdenis des geloofs. De ouders hebben bij den doop beleden dat het zaad een heilig zaad is, dat is, dat het in Gods Verbond is begrepen, zou dan nu na den doop niet gesmeekt worden dat het toch eenmaal dien God des Verbonds bekennen of belijden moge door Gods genade als zijn God. Welk godvruchtig ouder zal niet vurig wenschen dat zijn kroost, eenmaal aan God Drieëenig in den doop opgedragen, ook eens kome tot de belijdenis: Dien God heb ik gezocht en gevonden; wat Hij in den doop beloofde, namelijk mijn God te willen zijn, gelijk Hij dat is mijner ouders, dat is Hij nu ook voor mij door genadige geloofsomhelzing geworden?
Wat treffende bede! Komt het kind straks tot kennis van zichzelven en van zijn ellendestaat waarin het geboren is, en leert het vluchten tot den troon der genade, dan zal het Gods vaderlijke goedheid en barmhartigheid bekennen. Dan zal het belijden voor God: Heere, gij hebt beloofd mijn God te willen zijn in den Doop, och bekeer mij en openbaar U aan mijn hart als mijn God. Dan zal het ook behoefte gevoelen in het openbaar die goedheid en barmhartigheid te bekennen en het zal onder den Heere Jezus Christus als Leeraar, Koning en Hoogepriester gaan leven en tegen de zonde gaan strijden, om eenmaal den Drieeenigen God ook eeuwig te loven en te prijzen.
Aan het einde van onze beschouwing van het dankgebed na den doop, willen wij nog de vraag onder de oogen zien, waarom sommigen bezwaar hebben tegen het gebruik er van. Dit vloeit meestal voort uit gemoedsbezwaar. Vele kinderen Gods vragen: Hoe kunnen wij danken dat God ons en onzen kinderen al onze zonden vergeven, en ons tot zijne kinderen aangenomen heeft? Dit is hun te algemeen. Moesten wij de uitdrukking: „al onze zonden vergeven door het bloed uws lieven Zoons en alzoo tot, uwe kinderen aangenomen” als absoluut verstaan, dan zouden wij dit nooit durven uitspreken. Doch het moet verstaan overeenkomstig het in-zijn in het verband. Zij die door een waarachtig geloof Christus zijn ingelijfd en Hem met al zijne weldaden aannemen, zijn inwendig en absoluut in het Verbond en bezitten dus ook de weldaden des Verbonds, namelijk vergeving der zonden en aanneming tot kinderen. Doch velen zijn uitwendig en conditioneel in het Verbond; God geeft van Zijn zijde in het Verbond ook aan hen de belofte van vergeving der zonden om Christus’ wil, maar op conditie van geloof en bekeering. Er is dus een tweeërlei in-zijn in het Verbond, en bijgevolg ook een tweeërlei deel hebben aan de goederen en weldaden des Verbonds, namelijk de vergeving der zonden en aanneming tot kinderen. Er is een deelhebben door geloofsomhelzing en een deelhebben uit kracht van de belofte des Verbonds op conditie van geloof en bekeering. Er is dus geen tweeërlei verbond, een inwendig genadeverbond met de uitverkorenen en een uitwendig verbond met het geheele zaad van Abraham, maar één Verbond, waarin al de geloovigen zijn met heel hun zaad, doch waarin men op tweeërlei wijs kan zijn. Nu dankt de kerk niet dat wij en onze kinderen allen hoofd voor hoofd inwendig zijn in het Verbond, ook onderstelt zij niet van allen een inwendig zijn in het Verbond (wat hetzelfde zou zijn als eene Onderstelde wedergeboorte), maar zij dankt voor de beloften des Verbonds, door den Heiligen Doop verzegeld.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 november 1908

De Wekker | 6 Pagina's

Dankgebed na den Doop - IV

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 november 1908

De Wekker | 6 Pagina's