Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Doop en Wedergeboorte (XXXV)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Doop en Wedergeboorte (XXXV)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dit standpunt werd, als wij hier een vertegenwoordiger noemen mogen ingenomen door Joh. à Marck. Hij schrijft in zijn: De Heiliginge van de kinderen, Leiden 1729: onder meer ook dit: „Men kan God niet betwisten sijne vrije oppermacht door welke hij in den gemeenen hoop van sondige en verdorvene menschen niet aller maar eeniger alleen sich outferme, en andere in het rechtveerdige verderf laate verlooren gaan; soowel onder de vroeg stervende kinderen, die alle mede verdorven en sondig zijn van haar selven, als onder de volwassenen, van dewelke doch ook geene sich selven eenigsins van sich selven of door eigene krachten ten goede onderscheidt van andere.”
Duidelijk spreekt hier Marck uit, dat hij voor zich gelooft, dat niet alle kinderen die vroeg sterven zalig worden, maar dat de verkiezing onderscheid maakt tusschen kind en kind. „Anderen”, zegt prof. Bavinck (pag. 117) „namen een eenigzins ruimer standpunt in, zij gingen uit van de belofte Gods. Tot Abraham, den vader der geloovigen, had de Heere eenmaal gezegd: Ik zal mijn Verbond oprichten tusschen Mij en tusschen u, en tusschen uwen zade na u en hunne geslachten tot een eeuwig verbond, om u te zijn tot een God en uwen zade na u. Gen. 17:7. Niet alleen aan de ouders, maar ook aan hunne kinderen kwam naar ’s Heeren woord de belofte toe. Hand. 2; 39. En hieraan had men zich te houden, zoo lang het tegendeel niet bleek. Bij de kinderen des Verbonds, die in het leven gespaard bleven, werd het later in hunne woorden en daden openbaar, of zij al dan niet in den weg des Verbonds wilden wandelen, en indien dit niet het geval was, werden zij door de kerkelijke tucht uit het midden der gemeente weggedaan. Maar bij de kinderen des Verbonds, die in hunne eerste levensjaren door den dood werden weggenomen, kon dit niet openbaar worden; zij konden dus, noch door woorden noch door daden het tegenbewijs er van leveren, dat ze kinderen des Verbonds waren. En daarom had men het er voor te houden, dat zij in genade door God waren aangenomen en bij hun sterven de zaligheid waren deelachtig geworden.”
Van deze richting zouden wij W. à Brakel den vertegenwoordiger kunnen noemen, want die zegt in zijn bekend werk: De Redelijke Godsdienst Dl. I. Cap- XXXIX, § XXV: „Alle kinderen der Bondgenooten, ’t zij bekeerde of onbekeerde, zij voor of na het ontvangen van den Doop in hunne jonkheid stervende, moeten gehouden worden zalig te zijn uit kracht van het Verbond Gods waarin zij geboren zijn, en alzoo zijn ze kinderen des Verbonds; zijn de ouders onbekeerd en trouweloos in het Verbond, dat is op hunne eigene rekening, de zoon zal niet dragen de miedaad zijns vaders; zoo heeft men ze ook voor ware bondgenooten en kinderen Gods te houden, als zij opwassen, totdat zij metterdaad vertoonen, dat zij trouweloos in het Verbond zijn, en aan de belofte geen deel hebben.” Schijnbaar is de redeneering van Brakel consequenter dan die van Mark, maar in werkelijkheid is die van Marck naar ons gevoelen de meest consequente opvatting van onze Geref. leer. Want Marck houdt rekening met de verkiezing en gelooft dat de verkiezing ook gaat over de vroeg stervende kinderen en daarom durft hij maar niet direct de zaligheid van alle gedoopte of ongedoopte vroeg stervende kinderen uit te spreken.
Maar Brakel ziet dit ganschelijk voorbij omdat voor hem het in het Verbond geboren en vroegtijdig sterven een bewijs der verkiezing is; hoewel daarvoor geen enkel bewijs uit de Heilige Schrift kan worden bijgebracht.
De Dortsche Synode heeft zich dan ook geenszins in dit stuk op het standpunt van Brakel geplaatst, zoomin Brakel met dit zijn gevoelen op het standpunt der Dorische Synode stond, want voor Brakel maakte het blijkens zijn eigen woorden niet uit, of de bondgenooten bekeerd of onbekeerd waren, godzalig of goddeloos leefde, daar de zoon niet droeg de ongerechtigheid des vaders, maar de Dordtsche Synode heeft hier wel degelijk onderscheid gemaakt. Immers zij zegt nadrukkelijk: dat godzalige ouders niet moeten twijfelen aan de verkiezing en zaligheid hunner kinderen, welke God in hunne kindsheid uit dit leven wegneemt. Op dit verschil moet wel ter dege worden gelet. Wat Brakel als een algemeenen regel stelt, wordt door de Dordtsche Synode alleen van toepassing geacht op de ware bondgeuooten. Wat Brakel als een stellige waarheid uitspreekt, wordt door de Dorische Synode in den vorm van een vermaning uitgesproken, en wat naar Brakels oordeel objectieve, d. i. voorwerpelijke zekerheid heeft d. w, z. wat op zich zelf zekerheid heeft, afgedacht of het geloofd wordt of niet geloofd, is volgens het oordeel der Dordtsche Synode een vrucht van het geloof der Bondgenooten en dus eene zekerheid die alleen door het geloof kan worden verkregen.
Daarmede leert de Dordtsche Synode volstrekt niet een erfelijke genade of kent zij eenige waardigheid aan het geloof of de godzaligheid der ouders toe voor het kind, maar terecht heeft prof. Bavinck bij deze uitdrukking opgemerkt, dat oudere, „die voor zich zelf geen belang stellen in hun eigen verkiezing en zaligheid, kunnen ook niet waarlijk bezorgd zijn over het lot hunner kinderen, hebben aan die vertroosting geen behoefte en kunnen ze ook niet genieten. Om waarlijk te gelooven, dat onze jonggestorven kinderkens de zaligheid deelachtig zijn, dienen wij zelven door een oprecht geloof de weldaden des Verbonds te hebben aangenomen en van onze eigene verkiezing en zaligheid verzekerd te- zijn.”

L. (Leiden) J.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 januari 1909

De Wekker | 4 Pagina's

Doop en Wedergeboorte (XXXV)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 januari 1909

De Wekker | 4 Pagina's