Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nog een brief uit het Noorden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nog een brief uit het Noorden

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zeer geachte Redacteur!

Aangezien ’k er niet aan twijfel, dat de brief „uit het Noorden”, in de „Wekker” van 26 Febr. 1909, eenige opspraak heeft verwekt, ben ik zoo vrij er een tweeden aan toe te voegen met de bedoeling om eenig licht te ontsteken in mijne voor vele Zendingsvrienden misschien wel wat raadselachtige houding ten opzichte van onze Kerkelijke Zending.
Laat ik beginnen met te zeggen, dat mijn hart nog even warm klopt voor den arbeid der Zending onder de Heidenen als in vroeger dagen.
En aangenaam was het mij te vernemen, dat de broeders tot een Leidschen Zendingsdag hadden besloten.
Zeker de Zendingsgeest moet onder ons volk gewekt en verlevendigd.
En wat kunnen wij beter doen dan tot een vurig gebed op te wekken? Och, dat ons hart warmer er voor klopte! dat ons volk den Heere mocht aanloopen als een waterstroom! Of zou de Chr. Geref. Kerk in deze geene roeping hebben? Wie, die dat met grond zou kunnen meenen.
Ja ook tot haar komt het Zendingsbevel des Heeren. Ook zij heeft roeping, mede te werken aan de uitbreiding van het Godsrijk op aarde.
Maar wil dit na zeggen, dat zij nu reeds geroepen is tot opleiding en uitzending van Zendelingen?
Inderdaad, ik meende het stellig, toen de Synode der Kerk besloot daartoe maatregelen te nemen. Ai mij! hoe blind was ik en hoe blind waren de broeders toen voor datgene, waarvoor ons oog wel boven alles open had mogen zijn.
Of hadden de broeders voorstanders der Kerkelijke Zending misschien de kosten overrekend ? Wisten zij wel wat Kerkelijke Zending insloot met betrekking tot de finantiele draagkracht der Kerk? En zoo zij het wisten, hebben zij er dan wel rekening mede gehouden? Ik vrees dat zij ten minste in dit laatste mank gingen evenals ik zelf dat deed, waarom zoude ik het niet openhartig bekennen? Maar zoo gaat het, wanneer de jeugdige ijver der kalme en bezadigde ervaring vooruit loopt, dan wordt men beschaamd, wanneer de rekening der kosten wordt opgemaakt. O, misschien hebben van de honderd Zendingsvrienden, die zich nu zoo zeer beijveren voor Kerkelijke Zending, tachtig zelfs geen flauw begrip van de kosten aan de uitzending van een Zendeling verbonden.
Maar laat ons dan toch eerst eens even rekenen, voor we voortgaan een toren te boawen, waarvan het nageslacht misschien nog maar den grondslag zal zien en zeg dan, of het niet beter is om vooreerst van al die groote plannen af te zien.
Zal de Kerk een Zendeling opleiden, dan is daartoe n. t. een opleidingskapitaal noodig en dat zal de som van zeven acht duizend gulden zeker wel beloopen. Misschien lijkt dit den lezer wel wat al to hoog en meent men, dat het toch wel voordeeliger kan. Maar laat ons niet uit het oog verliezen broeders, dat de opleiding van een Zendeling zeker het dubbele vereischt van wat voor die van een predikant noodig is. Immers in de eerste plaats dient hij de opleiding tot predikant te volgen en in de tweede plaats komt daar dan ook nog bij, al wat de Zendeling behoort te weten en dat is niet gering; zelfs eenige medische kennis wordt in hem vereischt. Inderdaad, onze rekening zal niet te hoog zijn. Maar nu is de Kerk zoover, dat zij een Zendeling kan uitzenden en alweder is er geld noodig, hoeveel? dat hangt geheel af aan het besluit der Kerk met betrekking tot het land waar haar Zendeling zal arbeiden, maar zeker blijft het niet beneden een bedrag van duizend galden. Eindelijk daar vertrekt onze broeder, laat ons zeggen naar Nederl. Indie immers Indie heeft de meeste rechten op onze Zendingsliefde, waarin moet hij wonen? In een hut van bamboe gedekt met bladeren van den pinang? Maar dan zou zijn prestigen er onder lijden en kon hij wel weder naar Holland terug keeren; want de Inlander verwacht, dat de Europeaan ook Europeaansch leeft, dus hij moet een huis bouwen; laat ons aannemen dat hij daarvoor vijftien honderd a twee duizend gulden noodig heeft, grond om te bouwen krijgt hij mogelijk wel in erfpacht, waar moet hij dat geld bekomen? n. l. bij de Kerk die hem zendt.
Nu, onze broeder trekt aan den arbeid en is gezegend in zijn werk, maar nu kan hij het ook niet langer buiten een kerkje stellen, reken er eveneens vijftien honderd a twee duizend gulden voor, de penningmeester der Zendingskas zal er wel voor moeten zorgen. Maar bijna vergaten wij, dat onze broeder Zendeling daar ginds ook moet kunnen leven, de Inlandsche Christenen zijn blijde, als zij voor zichzelven kunnen zorgen, geneeskundige behandeling en medicijn verwachten zij n. t. van onzen broeder dus de Kerk heeft ook de zorg voor zijn onderhoud en kan hem wel geen kleiner honorarium uitkeeren dan twee duizend gulden ’s jaars, daarmee kan hij zuinig levende misschien rond komen; voeg hierbij nog een douceurtje van honderd galden voor z’n apotheek en ge hebt eene kleine voorstelling van wat er vereischt wordt, zal de Kerk een Zendeling kunnen uitzenden.
Mij dunkt, geachte Redacteur, dat dit een en ander gewicht genoeg in de schaal legt, om zich eerst nog eens goed te bedenken alvorens verder te gaan met onze Kerkelijke Zending, te meer daar het altijd ook nog een gewichtige vraag is, hoe onze arme vacante gemeenten aan leeraars en kerkgebouwen komen.
Men mag zeggen: „Nooit kan ’t geloof te veel verwachten,” hartelijk wil ’k het toestemmen. Ja, wij hebben een rijken God wiens het zilver en het goud is, maar tegenover dat „nooit kan ’t geloof te veel verwachten” zijn wij thans geroepen het woord des profeten te stellen: „Die gelooven, zullen niet haasten.”
Niet twijfelende of mijne houding tegenover: Kerkelijke Zending zal den broeders na de lezing van dit een en ander niet meer raadselachtig toeschijnen en vertrouwende, dat de Kerk zich eerst nog wel eens zal bedenken alvorens met Kerkelijke Zending voort te gaan, teeken ik met broederlijke heilbede:

Uw br. in Chr.
W. F. v. d. KODDE.
Kornhorn, 1 Maart 1909.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 maart 1909

De Wekker | 4 Pagina's

Nog een brief uit het Noorden

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 maart 1909

De Wekker | 4 Pagina's