Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het reorganisatieplan van 1908 (VII)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het reorganisatieplan van 1908 (VII)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ons vijfde bezwaar tegen het reorganisatieplan en de daaruit voortvloeiende driejaarlijksche Synode betreft het langdurig mandaat dat dan ook aan sommige door de Synode benoemde commissiën zal gegeven worden.
Iedere Synode is bevoegd, volgens artikel 49 der Kerkorde van Dordrecht, deputaten of commissien te benoemen tot uitvoering van datgene wat door de Synode aan hen wordt opgedragen. Zulke deputaten ontvangen van de Synode een bepaald mandaat, een omschreven lastbrief waarin hunne bevoegdheid wordt uitgedrukt. Dat zij hieraan gebonden zijn, blijkt uit het slot van artikel 49, Dordsche Kerkorde, hetwelk aldus luidt:
„Ook zullen dezen van alle hunne handelingen goede notitie houden, om de Synode rapport daarvan te doen, en, zoo het geeischt wordt, redenen te geven. Ook zullen zij niet ontslagen wezen van hunnen dienst, voor en alleer de Synode zelve hen daarvan ontslaat.”
Deputaten of door de Synode benoemde commissiën zijn dus aan de Synode verantwoording schuldig. Komt nu telken jare de Synode saam, dan kunnen zij ook na afloop van een jaar verantwoording doen van de taak hun opgedragen, en de Synode kan uitspreken, of deputaten niet buiten hun boekje gegaan zijn. Doch moeielijker wordt het, wanneer de generale Synode om de drie jaren vergadert. Veronderstel dat eene door de Synode benoemde commissie verder gaat dan hare bevoegdheid reikt, dat zij handelingen verricht, welke haar door de Synode niet zijn opgedragen, wie zal die commissie dan tot verantwoording roepen? Natuurlijk kan alleen de Synode, die slechts om de drie jaren saamkomt, zulks doen. Doch in die drie jaren, kan, alvorens de Synode opnieuw vergadert, heel wat bedorven worden. Wellicht vraagt een lezer: waarom benoemt eene Synode deputaten of commissien?
Men moet weten dat eene Synode niet alle zaken op eenmaal kan afdoen. Er komen op de synodale tafel aangelegenheden, die in eene bespreking van enkele uren kunnen afgehandeld worden, doch er komen er ook, die eene gestadige verzorging vereischen en steeds doorgaan, ja zelfs zulke aangelegenheden, die een nader onderzoek in loco (ter plaatse zelve) vereischen. Zelfs kunnen er zaken voorkomen, waaromtrent de Synode nadere voorlichting noodig heeft door mannen die van die zaak afzonderlijke studie hebben gemaakt. Dit alles maakt noodig bijzondere commissiën. Wat betreft de aan gelegenheden die eene gestadige verzorging vereischen, hieronder behoort de correspondentie met de Regeering des land?. Hiertoe benoemt de Synode deputaten, die te saam de Synodale commissie vormen. Telkens toch is noodig dat met de Regeering gecorrespondeerd wordt in zake stichting van gemeenten enz. Was de Synode nu altijd vergaderd, dan deed deze het, doch waar dit niet het geval is, doet de Synodale commissie zulks in naam der Synode. Deze Synodale commissie heeft een lastbrief, waaraan zij zich te houden heeft. Op iedere Synode geeft zij schriftelijk verslag van al hetgeen, gedurende den tijd dat de Synode niet vergaderde, door haar verricht, behandeld of bij haar ontvangen is. Wordt de Synode nu om de drie jaren gehouden, dan verkrijgt de Synodale commissie een zeer uitgebreid mandaat. Immers, alles vooruit bepalen wat de Synodale commissie wèl en wat zij niet doen mag, gaat niet. Artikel 7 van haar lastbrief luidt: „De Synodale commissie door eenige Provinciale kerkvergadering tot eenige zaak, die de kerk in het gemeen betreft, aangezocht zijnde, handelt daarover, gelijk zij zelve nuttig en goed oordeelt,” m. a. w. handelt naar bevind van omstandigheden. Eene commissie met zoo uitgebreide volmacht, die slechts om de drie jaren verantwoording kan afleggen aan de Synode, wordt zoo licht een Synodaal bestuur in het klein. Dit is ons een zeer groot bezwaar. Wij kennen geen besturen zooals die in de Ned, Herv. kerk bestaan, en daarom moet gewaakt voor alles, wat daartoe leiden kan. En hoe langer nu eene Synodale commissie tusschen het saamkomen van twee Synoden in „gelijk zij zelve nuttig en goed oordeelt” kan handelen, hoe meer gevaar er ontstaat van een blijvend bestuur, dat in naam der Synode optreedt. Eene jaarlijksche Synode voorkomt dit bezwaar voor een zeer groot gedeelte.
Insgelijks kan het noodig zijn, dat de Synode eene commissie benoemt om eene zaak in loco te onderzoeken, om na plaatselijk onderzoek een rapport aan de eerstkomende Synode uit te brengen. Zoo werd o. a. op de laatste Synode eene commissie benoemd om namens de Synode met den kerkeraad van Nieuw Vennep te spreken. Is het nu profijtelijk dat eerst na drie jaren door zulk eene commissie verslag kan worden uitgebracht? Te meer geldt dit, wanneer de Synode eene commissie benoemt om eenig kerkelijk geschil tot een goed einde te brengen. Zulk een commissie moet dan de zaak afdoen.
Eigenlijk is dit naar Gereformeerd kerkrecht niet in den haak. Eene Synode toch mag alleen beslissen, en eene commissie mag slechts uitvoeren, wat de Synode vooraf beslist heeft. Toch worden wel eens commissies benoemd ter afdoening van een kerkelijk geschil, omdat men op geen andere wijs uit de moeielijkheid weet te komen. Maar zulk eene commissie, die dan treedt in het werk, dat eigenlijk de Synode moet doen en met eenen kerkeraad of eene classis saam vergadert, moet zoo kort mogelijk bestaan. Komt de Synode eerst na drie jaar saam, dan bestaat er gevaar, dat zulk eene commissie telkens beslissend optreedt en een gezag ontvangt, lijnrecht indruischend tegen eene presbyteriale kerkregeling. Is het dus reeds ongewenscht naar Gereformeerd kerkrecht zulk eene commissie te benoemen en moet tegen dit, kwaad zooveel mogelijk gewaakt worden, te meer dreigt er gevaar, indien het mandaat van zulk eene commissie drie volle jaren duurt. Men zij op zijne hoede!
Vervolgens benoemt de Synode commissies om over eene zaak rapport uit te brengen op de, volgende Synode, bijv, over Sabbathsquaestie, betwiste huwelijken, enz. Ook in dat geval is het ontvangen van zulk een rapport en de beoordeeling van hetzelve veel gewenschter na één jaar, dan na drie jaren.

's-Gr. ('s-Gravenhage) D.B.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 april 1909

De Wekker | 4 Pagina's

Het reorganisatieplan van 1908 (VII)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 april 1909

De Wekker | 4 Pagina's