Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

A. Comrie (III)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

A. Comrie (III)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Is er dus op Comrie’s voorstelling van de leer der rechtvaardigmaking door het geloof niets aan te merken, toch is bij niet geheel en al vrij te pleiten van den schijn, alsof hij eene rechtvaardigmaking van eeuwigheid geleerd heeft. Hoe beslist bij deze ook verwerpt, toch zegt hij in zijn later geschreven „Brief over de rechtvaardigmaking des zondaars door de onmiddellijke toerekening der Borggerechtigheid van Christus” op blz. 99:
„Het loochenen van de eeuwigheid der rechtvaardigmaking als eene inblijvende daad in God, strijdt met Gods eeuwigheid, waardoor Hij is zoo tegelijk datgene dat Hij is, dat Hij dat zoo is in Wezen, verstand en wilsbepaling, zonder begin noch einde, noch eenige opvolging van tijd, dat Hij nooit worden kan, dat Bij niet was, noch worden zal dat Hij niet is, zoo in het eene als in het andere. Hetwelk de facto (inderdaad) geloochend wordt van hen, die de volstrekte eeuwigheid van de rechtvaardigmaking loochenen; dewijl zij noodzakelijk moeten stellen, dat er een punt des tijds is, in hetwelk God in zichzelven deze daad niet had; en laten ze toonen, hoe ooit of ooit iets in God, die tegelijk is datgeen dat Hij is, worden kan, dat Hij niet in Zichzelven van alle eeuwigheid onveranderlijk was.”
Deze woorden schijnen zeer sterk te spreken voor eene rechtvaardigmaking van eeuwigheid, in plaats van eene in den tijd. Toch leert Comrie hier dezelve niet. Hij spreekt hier niet van de rechtvaardigmaking als een daad of werk Gods naar buiten, maar als eene inblijvende daad in God. Wat, nu moet onder eene inblijvende daad in God verstaan worden? Hiervan zegt P. van Mastricht in zijn „Beschouwende en practicale godgeleerdheid” deel I pag. 667: „Men verdeelt en onderscheidt de Goddelijke werkingen gemeenlijk in inwendige of inblijvende, door dewelke niets voortgebracht wordt buiten God of ’t geen van God verscheiden ia, en uitwendige of overgaande, waardoor iele voortgebracht wordt verschillend of onderscheiden van God.” De inblijvende daden Gods worden vervolgens nog weer onderscheiden in personeele werkingen der drie Goddelijke Personen onderling, zooals de eeuwige generatie, de eeuwige uitgang des Heiligen Geestes van den Vader en van den Zoon, en wezenlijke inblijvende werken Gods, zooals de verkiezing en verwerping en alle besluiten van het Goddelijk Wezen.
Noemt Comrie de rechtvaardigmaking dus eene eeuwige inblijvende daad in God, dan bedoelt hij daarmede dus eene daad in God, door welke niets voortgebracht wordt buiten God of ’t geen van God onderscheiden is, m. a. w. een besluit Gods. Van de in God inblijvende daden of besluiten erkennen wij met Comrie, dat zij eeuwig zijn. Comrie leert hier dus niet eene eeuwige rechtvaardigmaking als daad Gods naar buiten, maar in de gedachte of het besluit Gods. Wie zal dit wraken?
Comrie is dus niet veranderd in zijn denkbeelden over de rechtvaardigmaking sedert bij de „eigenschappen des geloofs” schreef. Nog ontkende hij bij het schrijven van zijn brief over de rechtvaardigmaking dat de rechtvaardigmaking van eeuwigheid geschiedde, al drukt hij zich op blz. 99 zeer sterk uit. Dat hij op die bladzijde geen eeuwige rechtvaardigmaking of liever gezegd rechtvaardigmaking van eeuwigheid wilde leeren, blijkt uit, bladz. 109 en 110, waar hij schrijft: „Dit wel opgemerkt zijnde zal een iegelijk moeten overtuigen, hoe verkeerdelijk mij door sommigen bij monde en geschrifte is ten laste gelegd, dat ik van systema zoude veranderd zijn, of dat mijn tegenwoordige gevoelens en laatste geschriften met mijne vorige strijden, dewijl ik mij nooit tegen de leer der rechtvaardigmaking van eeuwigheid anders gesteld heb, dan in zulk een zin, welke den Antinomianen wordt toegeschreven; namelijk dat die eeuwige rechtvaardigmaking zoo volkomen zoude zijn, dat daarvan geen tijdelijke toepassing op de uitverkorenen door eenen goddelijke gerechtshandel in het gemoed onder overtuiging, verlegenheid, berouw enz. geschieden zoude noch vereischt worden; in welken zin ik, zooals te voren ook nog ten tijde, van deze leer als de allergruwelijkste een afkeer heb en dezelve met geheel mijn hart verfoeie.”
Eene rechtvaardigmaking die van eeuwigheid is geschied, zoodat er in den tijd niets meer noodig is, dan een boodschap uit den hemel dat men reeds gerechtvaardigd is of eene geloofsomhelzing dat men reeds eene gerechtvaardigde is, noemt Comrie eene Antinomiaansche en gruwelijke leer; er moet wel degelijk overtuiging, verlegenheid, berouw enz. plaats hebben, zooals geschiedt bij eene dadelijke rechtvaardigmaking in der tijd.
Doch Comrie had in zijne dagen andere tegenstanders. Tegen Antinomianen roept hij uit: het voornemen Gods van eeuwigheid om de uitverkorenen te rechtvaardigen, is niet de dadelijke rechtvaardigmaking, welke geschiedt door het geloof, maar tegen de moderaten van zijn tijd, die de oude leer der Remonstranten van de 17de eeuw weer nieuw leven trachtten in te blazen, wijst hij op de onveranderlijkheid Gods ook in zake de rechtvaardigmaking, n.l. dat in Gods Wezen, verstand of wilsbepaling niets wordt veranderd, wanneer Hij den zondaar rechtvaardigt.
Wat hij daarmede bedoelt, hopen wij de volgende maal te bespreken.

's-Gr. D.B.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 juni 1909

De Wekker | 4 Pagina's

A. Comrie (III)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 juni 1909

De Wekker | 4 Pagina's