Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

1509—10 Juli—1909

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

1509—10 Juli—1909

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zaterdag 10 Juli is voor alle Kerken van Gereformeerde belijdenis een gedenkdag. Op 10 Juli 1509 zag Johannes Calvijn, de groote Hervormer der zestiende eeuw, de vader van alle Gereformeerde kerken, te Noyon in Picardië het levenslicht.
Op dien dag gedenken wij, wat God ons voor vier honderd jaar in dien geloofsheld gegeven heeft, die in de kracht Zijns Gods vele jaren arbeidde tot verbreiding van de zuivere leer des Evangelies en tot bevestiging van de reformatie der kerk in Gereformeerden zin. Niet om den mensch te verheerlijken, maar om den Heere groot te maken, gedenken wij met alle Gereformeerde belijders den geboortedag van Calvijn. En ja — er ligt iets treffends, iets aangrijpends, iets hartverheffends in, te bedenken, dat op dezen tienden Juli 1909 alle kerken van Gereformeerde belijdenis — hoe zeer zij anders ook verschillen in taal, in gewoonten, in kerkregeering, ja zelfs in opvatting van de belijdenis — thans zich als één man scharen om den grooten Zwitserschen Hervormer, die juist daarom zoo groot was, omdat hij zoo klein van zichzelven en zoo groot van zijn God dacht.
In een en kelen kolom van ons blad het leven van Calvijn te beschrijven, zou onmogelijk zijn. Slechts het voornaamste uit zijn leven stippen wij aan. Reeds op zijn twaalfde jaar ontving Calvijn de tonsure der Roomsche kerk, welk teeken hem recht gaf tot het geestelijk ambt, Hij studeerde vervolgens te Parijs, waar door omgang met zijn neef Olevitanus het licht der waarheid in zijne ziele opging, terwijl te Bourges de genade des Heeren zóó doorbrak, dat hij in de Roomsche kerken dier stad het Evangelie der zaligheid begon te verkondigen. In 1533 is Calvijn weder te Parijs. De rector der Universiteit Nicolaas Cop zou op 1 November de „ Allerheiligenrede” honden in het belang der Hoogeschool en der Roomsche godgeleerdheid. Cop was echter niet goed Roomsch meer, de geschriften van Luther hadden reeds invloed op hem uitgeoefend. De rectorale rede gaf hiervan bewijs. Cop sprak over de woorden „Zalig zijn de armen van geest” en toonde aan dat die „armen” zalig werden uit genade alleen. De rede was geheel een strijdkreet tegen Rome en vóór de vrije genadeleer. En wat bleek spoedig? De 24 jarige Calvijn was er de opsteller van, Calvijn had door Cop gesproken. Nu echter ontstak de woede der Roomschen en Calvijn vluchtte uit Parijs, Na veel omzwervens zien wij hem in 1585 te Bazel.
Hier schreef hij zijne Institutie of Onderwijzing in de Christelijke religie, opgedragen aan den koning van Frankrijk, Frans I. om dezen aan te toonen, dat de leer der Gereformeerden niet gevaarlijk was voor Frankrijk, maar heilzaam voor vorst en volk als de ware leer der zaligheid. Dit werk is het standaardwerk van Calvijn en de Gereformeerden geworden. Bij iederen druk werd het door Calvijn uitgebreid.
In ’t zelfde jaar komt Calvijn te Genève. Hij wilde er slechts doortrekken, doch wordt door Farel vastgehouden om aldaar te blijven arbeiden. Welk eene reformatie brengt hij hier tot stand! Doch wat tegenstand lokte dit uit bij de libertijnen! 23 April 1538 wordt hij uit Genève verbannnen.
Nu houdt Calvijn zich te Straatsburg op, waar hij met Melanchton en vele andere godgeleerden in aanraking komt. De raad van Genève roept Calvijn echter 20 October 1540 terug en September 1541 geeft Calvijn gehoor aan dat verzoek, om nu tot aan zijn dood 27 Mei 1564 te Genève te arbeiden. Nauwelijks is Calvijn teruggekeerd of de tucht wordt hersteld, danspartijen verboden, opzichtige kleederdracht tegengestaan en zóó ijverig werkt ons hervormer, dat Genève een modelstad wordt, wat ingetogenheid van leefwijze betreft. Vluchtelingen uit alle landen vinden er een schuilplaats, zij die onderricht in de waarheid behoeven, vinden in Calvijn een gewilligen leermeester, jonge mannen uit alle oorden van Europa vinden bij Calvijn opleiding tot den dienst des zuiveren evangelies. Calvijn wordt de vraagbaak van allen. Hij houdt briefwisseling met Cranmer in Engeland, met à Lasco in Polen, met Marnix van St. Aldegonde in ons land. Zelfs met edelen en vorsten stond Calvijn in voortdurende correspondentie, o.a. met Margaretha van Navarre en Renata van Ferrara, de dochter van Lodewijk XII, Koning van Frankrijk en zuster van Frans I. met Frederik III van de Paltz en koning Sigismund van Polen, met koning Eduard VI van Engeland en Lord Sommerset, met Coligny en Condé en koning Anton van Navarre.
Prof. Henry Dosker schrijft van Calvijn: „Hij is wel eens genoemd „de Protestantsche paus,” en met een schijn van recht, maar welk een paus? Hoe arm en nederig en eenvoudig! Toen koning Anton van Navarre ontrouw was geworden, schreef Calvijn aan hem:
„De vijand heeft dezen smet op u geworpen, opdat hij in staat zou zijn een triomfzang te zingen over uwe schande.” Maar toen dezelfde koning geld noodig had, wendde hij zich tot den slecht bezoldigden herder van Genève, en Calvijn erlangde het geld voor hem.”
Hoe zeer Calvijn in Genève bemind was, blijkt wel uit het volgende: De Fransche regeering verzocht Calvijn het twistgesprek van Poissy bij te wonen in 1561, doch de raad van Genève wilde hem niet toestaan daarheen te gaan, voordat gijzelaars van den hoogsten rang waren gegeven, zoo bezorgd was de raad voor zijn veiligheid.
Calvijn heeft gewerkt zoolang het dag voor hem was. Het heil der kerk lag hem zwaar op het hart. Hare belangen te behartigen, hare leer te verdedigen en in alles de eere Gods te zoeken, was tot aan zijn dood zijn ernstig streven. Op zijn sterfbed roept hij den raad van Genève tot zich om af scheid te nemen en hun de belangen van Gods Kerk hem op ’t hart te binden. Zeer schoon zegt prof, Dosker van hem: „Toen Calvijn zijne oogen sloot in 1564, mocht hij wel met Paulus zeggen: „Ik heb overvloediger gearbeid dan zij allen, maar niet ik, maar de genade Gods, die met mij is.” Wat Calvijn echter zeide, was dit: „Ik heb gearbeid met al mijne kracht voor het algemeen welzijn. Het zou schijnheiligheid zijn, niet te erkennen dat het den Heere behaagd heeft mij te gebruiken, en dat niet onnuttig, in zijn dienst.”
Dat God vóór 400 jaren dien grooten en toch zoo nederigen hervormer schonk aan Zijne kerk, gedenken wij dezer dagen met dank aan den Heere.

's-Gr. ('s-Gravenhage) D.B.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 juli 1909

De Wekker | 4 Pagina's

1509—10 Juli—1909

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 juli 1909

De Wekker | 4 Pagina's