Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Komen in droefheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Komen in droefheid

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Zij zullen komen met geween.” Jeremia 31:9a.

Wat is er veel geween op aarde! Geween bij klein en groot, bij rijk en arm, bij eenvoudigen en geleerden, bij lagen en hoogen; geween over allerlei. Gewis, de aarde is een tranendal; een aarde van smart en teleurstelling, een plaats van diepgaand zielsverdriet en van smartvol lichaamslijden, een land van distelen en doornen.
Zeker, er is ook nog veel te genieten. De Heere doet Zijn liefelijke zon nog opgaan over boozen en goeden en zendt nog malschen regen over rechtvaardigen en onrecht-vaardigen. Er is niet enkel smart en uitsluitend droefheid. Neen, want de Schepper des hemels en der aarde geeft in Zijne goedheid nog zooveel aangenaams en verblijdends, dat we bij het gezicht op en het genot van alle weldaden stoffe te over hebben om den Naam des Heeren met blijdschap te erkennen. Vooral bij de overweging, dat alle weldaden verzondigd zijn. We zijn niet waard dan enkel smart en toch wordt de droefheid wel door blijdschap verwisseld. Maar als leed en vreugd in de weegschaal gelegd konden worden, dan zon stellig de balans minstens voor driekwart naar de zijde van het leed overslaan. Daarom is er ontzaglijk veel geween op aarde. Geween, dat soms wel verzacht, maar niet gestuit kan worden. De mensch heeft op aarde een strijd. Hij heeft te worstelen tegen overheerschende machten. Tegen zulke machten, die onoverwinlijk zijn, want de dood is op aarde en de dood werkt. En die werking des doods is ontbindend, smart aanbrengend en gelukverwoestend. En die dood is er, omdat de zonde in de wereld ingekomen is.
Die macht des doods is voor het menschenkind niet te weerstaan.

Is nu alle geween het rechte geween?
Het is er verre vandaan.
Want wat is het rechte weenen eigenlijk? Het is eene openbaring van droefheid, niet in de eerste plaats over de gevolgen van de zonde, maar over de zonde zelve.
Gelijk David dat uitdrukt, als hij klaagt: „Ik ben bekommerd vanwege mijne zonde.” En gelijk de Heere door Jeremia het den volke bevelend toeroept: „Wat klaagt dan een levend mensch; een ieder klage vanwege zijne zonde.” Staat het zoo nu met den mensch in het algemeen, dat hij jammert over de oorzaak der ellende? In het geheel niet. Wel een jammeren over allerlei kwaad en tegenslag en moeiten des levens, maar een voorbijzien van de bron des kwaads. Hoe dat komt? Omdat het oog voor de zonde gesloten is, Vandaar dat gemis van het zelf in de schuld voor God komen en vandaar dat gemis van het deemoedig instemmen met en het op zich zelf toepassen van Davids diepgevoelde belijdenis: „Mijne zonde maakt mij het voorwerp van uw toorn.”
En toch, daartoe moet het komen.
Daartoe komt het ook bij hen, wier verstand en hart door het ontdekkend licht van Gods Geest bestraald wordt. Maar dat is beslist noodig. Alleen de H. Geest overtuigt van zonde en als de zonde den mensch voor oogen gesteld wordt en hij het wezen, het karakter, de macht en de vrucht der zonde bij aanvang kennen leert en persoonlijk zich als zondaar ziel en gevoelt, dan komt die ware verbrokenheid des harten. Dan komt hij met geween en dan wordt hij met smeekingen gevoerd. Dan blijkt daaruit de verlichtende en trekkende genade Gods.

Zij zullen komen met geween, d. i.: in droefheid des harten over hunne zonde, hun schuld, hun verlaten van God, Daar is dan geween over de scheiding van Gods gunst, over het missen van den vrede door Jezus’ bloed, over de onmacht, over den onwil om God in geest en waarheid te dienen, over het gedurig rebelleeren tegen dat hooge en heilige en liefderijke Wezen.
Dàt is het rechte geween. Dàt zijn de rechte tranen. Dàt zijn zieletranen, niet kunstmatig opgewekt, maar geweld uit de verbreking des geestes. Dàt is het geween, dat God zelf den uitverkoren zondaar komt te leeren.
Zulk eene droefheid is Gode welbehagelijk. Want die droefheid drijft uit tot den troon van Gods genade. Immers, „zij zullen komen met geween”, maar tot wien zullen zij heengaan, anders, dan tot Hem bij Wien de woorden des eeuwigen levens zijn. Er is geen raad, geen hulp, geen troost, geen bemoediging, geen redding, dan alleen bij dien Christus, Die, om Zijn volk te troosten, van hen de schuld en zonde heeft weggenomen.
De mensch is van God afgekeerd, maar hij moet weer naar God toe. Hij moet terug tot Hem, Dien hij zoo snood heeft verworpen en verlaten. Hij keerde zich af van het licht en viel in de duisternis, maar uit de duisternis moet hij weer naar het Licht, eer het eeuwig goed en zalig zal zijn. De ontdekten komen dus door Gods trekkende genade met geween tot God. Zij worden gevoerd met smeekingen om in het licht te mogen deelen en den Christus te mogen kennen als hun Borg en Middelaar, Die met Zijn dierbaar bloed voor alle schuld Zijns volks volkomen betaald beeft.
Zij kannen met niets minder toe dan met den Christus zelf.
Meent de eigengerechtige nog beweeg-offers te kunnen brengen en zoekt hij het gebouw van zijn geluk op een ander fundament op te trekken, dan op den Heere Jezus Christus alleen, de waarlijk door Gods Geest ontdekte zondaar heeft daar een afkeer van en verstaat het bij aanvang en voortgang geen traan en geen zucht tot zijne zaligheid te kannen toedoen. Wel ligt het zoo in den aard van den pas ontdekten zondaar en is hij er wel eens praktisch op uit om door zuchten en geween en allerlei werkzaamheden een verbroken Werkverbond op te richten, maar bij voortgaande ontdekking wordt hem alles uit de handen genomen en leert hij almeer komen met geween tot den troon van Gods genade als een alles verlorenhebbend zondaar, die alleen dan in waarheid getroost zal zijn, als Christus zijn Borg wordt.

Dat komen met geween en smeekingen wijst op de echte tollenaarsgestalte; op dien tollenaar die zijne oogen niet durfde opheffen en van verre stond.
De Farizeer is vrijmoediger, Hij durft wel zijne oogen op te slaan en onbeschroomd te naderen. Hij kent geen Godsvreeze, is blind voor zijn diepen val en roemt in wat hij niet bezit in steê van te gevoelen zijne zonde. Hij komt niet met geween.
Droeve toestand. Een toestand waarin velen verkeeren. Want de Farizeërs hebben niet alleen vroeger geleefd, doch hun aantal is ook in onze dagen nog legio. Er is een volk, dat niet van zijn drek gewasschen is en dat nochtans in groote dingen roemt. Beware ons de Heere daarvoor. Want er ie niets verschrikkelijker, dan zich zelf te bedreigen voor de eeuwigheid. Zij er maar nauwkeurig zelfonderzoek, of er kennis is aan dat komen met geween. Want wel is waar dat geween en smeeking nooit de gronden kunnen en zullen zijn — toch is ook waar, dat er wel niemand zalig zal worden of hij heeft kennis gehad aan het storten van tranen over zijne zonde en schuld. De kennisse van onze ellende is toch altijd nog het eerste stuk, waarmede wordt aangevangen op de school van den hoogsten Profeet en Leeraar.
Dat komen met geween is dan ook een kenmerk van genade. Een kenmerk van verbrokenheid des harten. Een kenmerk, dat niet vertoond wordt door de oppervlakkigen en schijnheiligen, maar dat wel gevonden wordt in die harten, waarin de Heere het licht Zijns Geestes doet stralen.
Groot voorrecht! Want de Heere laat dezulken niet beschaamd uitkomen. In tegendeel; allen, die komen met geween, worden geleid naar de waterbeken van Gods vertroostingen. Zij worden geleid ook in een rechten weg, waarop zij zich aan geen hinderpaal zullen stooten. Dan wordt het geween in blijdschap veranderd en hoewel Gods kinderen nòg wel gedurig met geween tot den Heere komen, zij ondervinden toch ook de kracht van Gods vertroostingen, welke naar Zijne beloften in en door Christus hun worden toegediend.

D. (Delft) A.J.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 augustus 1909

De Wekker | 4 Pagina's

Komen in droefheid

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 augustus 1909

De Wekker | 4 Pagina's