Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerk en Staat

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerk en Staat

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het Nederlandsche volk heeft dezer dagen van een hoogst gewichtige benoeming kennis gekregen. Het heeft H. M. onze Koningin behaagd om den gewezen minister van koloniën Idenburg te benoemen tot Gouverneur Generaal van Nederlandsch Oost-Indië. Door het Christelijk deel van ons volk zal deze benoeming ongetwijfeld met blijdschap zijn begroet, want zelfs de liberale pers moest het onbewimpeld uitspreken, dat de oud-minister Idenburg daarvoor de rechte man op de rechte plaats was. Hij kent Oost-Indië uit eigen aanschouwen, heeft zich als minister van koloniën zelfs onder de liberalen vele vrienden verworven, daar ieder getroffen werd door de liefde die hij voor onze koloniën had en de juiste middelen die hij voor den meerderen bloei en welvaart onzer koloniën wist aan te geven. Daarom achten wij het gelukkig voor Nederland en onze Koloniën beide, dat straks de oud-minister Idenburg het paleis te Buitenzorg betrekt. Maar wij achten het bovenal gelukkig voor den zendingsarbeid. Onze Oost-Indische bezittingen zijn ongeveer 60 maal zoo groot als Nederland en het getal inwoners bedraagt 37.717.377. Hiervan zijn minstens 95% den Islam, dat is, den Mohamedaanschen godsdienst toegedaan, een heel klein deel zijn aanhangers van den Hindoe-godsdienst, die in vroeger eeuwen in onze koloniën oen hoogen bloei bereikt heeft, terwijl volgens de laatste regeerings opgave het aantal Christenen niet meer dan 457.794 bedraagt. Niet minder dan 17 zendingsgenootschappen zijn er werkzaam om de inwoners met den eenigen naam onder den hemel bekend te maken, maar deze arbeid heeft nooit veel waardeering, laat staan steun van de zijde der Regeering ondervonden. Gewoonlijk stonden de regeeringspersonen in Indië eer vijandig dan wel vriendelijk tegenover de zending en er werden door hen meer bezwaren in den weg gelegd, dan uit den weg gonomen. In de laatste jaren is daarin wel eenige verandering gekomen en is het oog der regeering voor de beteekenis van den zendingsarbeid opengegaan; maar toch is de verhouding nog niet zooals zij zijn moet. Want het is niet genoeg dat de Indische regeering den zendingsarbeid geen hinderpalen meer in den weg legt, maar de zending heeft volle aanspraak op den steun en de medewerking der Regeering, omdat de zendingsarbeid ook vruchten ten goede voor de Regeering afwerpt, en daarom verheugt het ons zoo dat de oud-minister Idenburg naar Buitenzorg gaat. Want Idenburg is een zendingsman. Daar stond hij in Indië reeds voor bekend, toen hij nog officier was, dat heeft bij bewezen als kamerlid en dat heeft hij getoond als minister van Koloniën. Hij heeft liefde voor de zending en is doordrongen van de dure roeping, die het moederland ook in dezen tegenover het schoone Insulinde heeft. Want mot recht kan hier van een roeping gesproken worden, eene roeping die, met alle waardeering voor onze vaderen, nochtans door hen niet genoegzaam betracht is. Hoeveel was er van stonden aan niet te doen op het gebied der zending en hoe weinig is er feitelijk gedaan. Zeker, men deed wel iets; maar hoe bitter weinig was het, vergeleken met hetgeen do nood eischte. Ongeveer 300 jaar heeft God deze koloniën aan onze zorg toevertrouwd en daardoor heeft Hij ons groot en rijk gemaakt. Indië heeft ons zijne schatten niet onthouden en een groot deel van ons nationaal vermogen is een vrucht van Indie. En wat heeft Nederland daarvoor aan Indië gedaan? Is het tot onze eer, dat nog zoovele Buitenlandsche Zendingsgenootschappen hunne zendelingen naar Indië moeten zenden en dat onze Nederlandsche Zendingsvereenigingen allen worstelen met ontzaglijke tekorten. En daarom is het ons een oorzaak van blijdschap, dat Idenburg naar Indië gaat. Van hem is ontzaglijk veel voor den zendingsarbeid te wachten. En waar de Gouverneur-Generaal zelf in alles het voorbeeld geeft, daar zullen de ondergeschikten wel volgen. Met Idenburg beklimt de eerste ware zendingsvriend den troon te Buitenzorg en den invloed daarvan zal, naar wij verwachten, in geheel Indië worden gezien. Een heerlijk tijdperk breekt daarmede voor den zendingsarbeid aan. Moge het de zendingsliefde in onze harten mede ontvonken. Aan de kerk is een voorstel van de zendingscommissie voorgelegd, om eerst op de kerkeraden, daarna op de classis, en eindelijk ter Synode behandeld te worden. Men doe het biddende, want de tijden zijn thans gunstig, de oogst is groot en de arbeiders zijn weinige.

L. (Leiden) J.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 september 1909

De Wekker | 4 Pagina's

Kerk en Staat

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 september 1909

De Wekker | 4 Pagina's