Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Christelijke Gereformeerde Kerk (CXLVIII)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Christelijke Gereformeerde Kerk (CXLVIII)

1836-1840

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bij het geschil over den doop kwam kort daarop een tweede oorzaak van tweedracht, n.l. het ambtsgewaad. Het ambtsgewaad heeft helaas in de Afscheiding een groote rol gespeeld en is, gelijk wij in ’t vervolg zullen zien, ook in later jaren weer oorzaak van twist en tweedracht geworden. Nu droegen de predikanten destijds (want het ambtsgewaad heeft in den loop der tijden nog al eens verandering ondergaan) een mantel en daarop een breede witte bef. Men ging zelfs met dat gewaad op reis, althans men nam het met zich, wanneer men elders het evangelie ging verkondigen. Scholte was de eerste die het aflegde en zich vertoonde in de gewone burgerlijke kleeding van die dagen. Daarover werd hij door de Cock berispt, niet omdat deze zoo bijzonder aan dit gewaad hing, want hij was een van de predikanten, die op reis gaande het gewoonlijk niet met zich nam. Maar hij zag daarin weer een eigenmachtige handeling van Scholte, die zonder dat er gemeenschappelijk over gesproken was, het ambtsgewaad ter zijde stelde. De Cock vreesde dat daardoor de gelijkvormigheid aan de wereld zou bevorderd worden, daar hij de opmerking gemaakt had, dat juist de meest liberale en wereldgezinde predikanten de eerste geweest waren om dit gewaad af te leggen. Ook vreesde hij nieuwe ergernis in de gemeente. Hij maakte zijne bezwaren aan Scholte kenbaar, waarop deze in de Reformatie antwoordde met een open brief: „Iets over het zoogenaamde ambtsgewaad der predikanten.” Dl. I pag. 191—202. Daarin geeft Scholte rekenschap van de redenen die hem er toe geleid hadden dit gewaad af te loggen. „Ik heb, schrijft hij,” ook nooit over dat gewaad eenige aanstoot gehad, hetzij vóór of ná de scheiding van het Herv. Genootschap. Na de scheiding heb ik echter aanleiding gekregen om er over te denken en er over te onderzoeken. In het begin der vervolging onzer openbare godsdienstoefeningen, hoorde ik voor een rechtbank een procesverbaal lezen van den Burgemeester mijner woonplaats, welke daarin onder anderen verhaalde, dat ik in priesterlijk gewaad te voorschijn gekomen was. Dit trof mij. Ik begon er over te denken, sprak er over met enkele mijner vrienden, doch bleef evenwel mijn gewaad dragon; en wanneer ik predikte, ook mantel en bef, dewijl ik er niet aan hechte en de uitdrukking in het procesverbaal aan onkunde toeschreef. Naderhand bleven, bij verder van mijne woonplaats afgelegen gemeenten en het prediken aldaar, mantel en bef dikwijls achter, omdat het mij te lastig was, daarvoor altoos opnieuw te zorgen; ik werd echter daardoor niet onvrij moediger in het prediken en in het vermanen en bestraffen. Nadat echter het bekende besluit van 5 Juli 1836 in de wereld was, kreeg ik eene dergelijke aanschrijving in handen als er in het tweede nommer van ons tijdschrift publiek gemaakt is; daarin vond ik wederom van geestelijk-ambtsgewaad gewag gemaakt. Daar dit stuk niet van een boeren-burgemeester, maar van hooger hand kwam, werd mij de zaak ernstiger; daarbij merkte ik met vele anderen op, dat de predikheeren der Hervormden, die vroeger met een ronden hoed op in de stad kwamen, weder een steek opzetten. Dit kon bij de hoogere Regeering uit niets anders voortvloeien, dan uit een bijgeloovig denkbeeld, dat aan zulk een gewaad gehecht worden, en bij die predikheeren uit een zucht, om door dat gewaad des te eerder herkend te worden voor wettige predikanten. Dit laatste is niet geschied en zal ook niet geschieden van de zijde der ware Gereformeerden, integendeel zullen die predikheeren, hoe langer hoe meer in de achting dalen, indien zij blijven voortvaren in het tegenstaan der waarheid, al kleeden zij zich nog zoo deftig. Wij behoeven ons dus aan die heeren niet te storen, alleen stel ik er voor mijn persoon belang in, om alle gelijkvormigheid met hen te vermijden, en zorg te dragen, dat men mij nergens voor een der hunnen aanziet.” Zulk een schrijven was niet geschikt om de gemoederen te kalmeeren. Ook bezorgde Scholte een nieuwe uitgaaf van de Formulieren der Gereformeerde Kerk, waarin in art. XVI Hfdst. I der leerregels een verkeerde vertaling gevonden werd, waarbij natuurlijk onmiddellijk aan opzet gedacht werd. Verder richtte Scholte tegen do Cock de beschuldiging, dat hij in de leer der rechtvaardigmaking lichtvaardig gehandeld had, wat de Cock weer aanleiding gaf tot de meening, dat Scholte in de leer der rechtvaardiging het gevoelen der zoogenaamde Hebreën was toegedaan. De strijd werd hoe langer hoe scherper, do tweedracht nam toe het gevaar voor scheuring grooter. Algemeen werd de noodzakelijkheid eener Synode gevoeld. Op de provinciale vergadering van Groningen en Drente had de Cock zijne bezwaren blootgelegd en do vergadering had zijne bezwaren overgenomen en Ds. Scholte in staat van beschuldiging gesteld, en dit maakte de breuk tusschen de Cock en Scholte tot een finale. Scholte kon zelfs van af dat oogenblik niet dulden dat de Cock kwam prediken in die provinciën, waarin hij arbeidde, daarvan getuigt een schrijven uit dien tijd van Scholte aan de Cock, waarvan wij een gedeelte laten volgen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 oktober 1909

De Wekker | 4 Pagina's

De Christelijke Gereformeerde Kerk (CXLVIII)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 oktober 1909

De Wekker | 4 Pagina's