Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Brieven uit het Zuiden 1909 (XLIII)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Brieven uit het Zuiden 1909 (XLIII)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wat is er veel te zien en te hooren, als de schermen, waarachter zoo veel verborgen is, eens worden opgetrokken. Zoo lazen we dezer dagen iets omtrent „dure Rijksgasten.” Daarmee werden bedoeld: gevangenen, krankzinnigen en onhandelbare kinderen. Voor die gasten wordt aangevraagd op de Staatsbegrooting als volgt: Voor het gevangeniswezen twee en een half millioen, voor het krankzinnigenwezen, dat slechts voor een deel voor rekening van het Rijk komt, drie en drie kwart tonnen gouds, en voor onhandelbare kinderen ongeveer anderhalf millioen. Wat daarbij zoo opvallend, ik had haast gezegd ergerlijk is, dat bij de nadere berekening blijkt, dat de brave Hendrikken, die in Rjjkstuchthuisscholen zijn geplaatst, per hoofd f 840.— en die in de Rijksopvoedingsgestichten zij geplaatst f 730.— per jaar kosten. Hoe en waarmee de staatsmanswijsheid dit nu tracht goed te praten, ons komt het in onze eenvoudigheid voor als een onverantwoordelijke weelde om daar het volk voor te laten opdokken. Als kinderen, die nergens voor willen deugen, met ouderlijk gezag spotten, van staatswege zoo moeten opgevoed, dan zouden we willen vragen, waar moet dat heen. En als de gevangenis voor allerlei moordenaars en bandieten een gezellig logement wordt, dan is het inderdaad geen wonder, dat een misdadiger, uit de gevangenis komend en gevraagd, hoe bij het daar wel had gehad, kan zeggen: „Ik had het er zoo goed, dat ik or mijn pantoffels maar heb laten staan.”
Maar een gevangene deelt dan toch in de schande van de gevangenis, zal men zeggen. Doch hoevelen zijn er niet onder hen, die reeds zoo laag gezonken zijn, dat alle gevoel van schaamte en schande is uitgeschud!
Dat alleen teekent het diep verval van een volk in ’t gemeen, terwijl in het persoonlijk leven dit menschen zijn, waar weinig goeds van is te verwachten. Tot zulke treurige toestanden komt de mensch niet op eens. Dat gaat veelal langzamerhand. Schier ongemerkt. Men rekent in den regel maar al te weinig met de macht van het kleine. Door bestendigen drup zijn het slechts waterdroppels, waar-door een harde steen wordt uitgehold. Zonde van bedrijf loopt veel meer in het oog dan zonde van nalatigheid. Maar door te laten hetgeen God gebiedt, komt men van zelf tot hetgeen God verbiedt. De macht van het kleine heeft ook een gunstige zijde. Wat heeft een enkel woord, een enkel vers uit de H. S., een enkele predikatie wel uitgewerkt. Daar zien en hooren we in dit leven ook nog maar een weinigske van, maar eenmaal zal dit hier namaals ten volle openbaar worden. Veel menschen vreezen voor de bittere vruchten van socialisme en anarchisme, ofschoon ze ook afkeerig zijn van al wat godsdienst is. Eeuwenlang heeft echter de geschiedenis reeds geleerd, dat al het pogen om den menschen eerbied voor het gezag te willen inscherpen, dwaasheid is, als men het gezag van God betwist en alle eerbied voor het hoogste Wezen ontbreekt.
Maar, om bij mijn onderwerp te blijven — we hadden het over finantiëele zaken — waar moet het heen, zoo begint men met recht te vragen, met de staathuishoudkunde van den tegenwoordigen tijd. Er zijn nu reeds Europeesche staten, die meer dan 18 millioen op hun budget te kort komen. Engeland, Duitschland, Frankrijk — ’t is overal te kort, veel te kort. De uitgaven voor Oorlog en Marine worden zoo ontzaglijk opgedreven, dat er ten laatste geen betalen meer aan is. En dan? Met het aanhoudend verhoogen der belastingen komt men ook eens aan het eind. Hoeveel betalende burgers heeft Amsterdam door zijn hooge belastingen niet naar elders verdreven. Dit is iets in ’t klein. Maar met de staatsuitgaven is het wat anders. Of zouden de regeeringen denken, gelijk particulieren wel eens denken: als de maat vol is, dan gaan we maar failliet. Enorme schatten worden jaarlijks verkwist, alleen voor oorlog- en marineuitgaven. Als ooit de nood aan den man komt, zal de vraag zijn, of de moderne vliegkunst van uit de lucht niet meer in één uur vernielt dan de sterkste oorlogsvloot in een geheele week.
Wat ons echter op ’t oogenblik nog meer interesseert is dit, dat we hoorden van onzen broeder Pennigmeester van de kas voor Em. pred., pred. weduwen en weezen, dat ZEd. wegens gebrek aan geld zijn verplichtingen niet kan nakomen en daarom een extracollecte vraagt. Natuurlijk moet dit, zoo noodig, spoedig gebeuren, als maar niet ook extra collecten worden gevraagd voor de opleiding en voor de Theol. School. We zouden anders den broeders Penningmeesters gaarne in overweging geven, of het niet goed was, iets te melden van de oorzaken van die tekorten.
Zijn de gemeenten achteruitgaande in offervaardigheid; zijn de uitgaven vermeerderd of waar zit het in, als er tekorten zijn?
We vragen dit nog meer voor anderen, dan voor ons zeiven. De gemeenten mogen en zij moeten dit o, i. weten.
Doch hoe dit zij, voor oude dienaren, die onbekwaam zijn geworden door ouderdom of lichaamszwakte — voor weduwen en weezen, moet allereerst worden gezorgd. We twijfelen dan ook niet, of ieder zal daartoe het zijne willen bij dragen.
’t Zou een schande zijn voor de kerk, als dit niet geschiedde. Steeds is dan ook gebleken, als men maar weet dat er nood is, dat ons volk niet onwillig is. Met velen, ieder wat, kan er zooveel gedaan worden. En vooral als de liefde daarbij beweegoorzaak is.
De stelling: wat ik geef, ben ik kwijt, moge opgaan als het voor den dienst der zonde is, maar nooit gaat dat op in de dingen van Gods koninkrijk. Daarvan geldt veeleer: wat ge daarvoor geeft, staat op rente op het grootboek in den hemel.

Z. (Zierikzee) W.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 november 1909

De Wekker | 4 Pagina's

Brieven uit het Zuiden 1909 (XLIII)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 november 1909

De Wekker | 4 Pagina's