Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Zien op Jezus (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zien op Jezus (2)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Ziende op den oversten Leidsman en Voleinder des geloofs, Jezus.” Hebreen 12:2a

Op onderscheiden wijze wordt ons in de Heilige Schrift de werkzaamheid des geloofs omschreven.
Als we in Ev. v. Joh. 6:54 lezen, dat de Zaligmaker tot de Joden zegt: „Die mijn vleesch eet en mijn bloed drinkt, die heeft het eeuwige leven”, dan is voor ieder, die maar eenigszins in de waarheid onderwezen is, duidelijk, dat de Heere daar met de woorden „eten” en „drinken” op niets anders, dan op de werkzaamheid des waren geloofs zinspeelt.
Elders wordt met het woord „hooren” die werkzaamheid geteekend.
Zoo zegt de Heere (Joh. 10 : 27): „Mijne schapen hooren mijne stem.”
In bovenstaande woorden lezen we dit in het woord „ziende”.
Het is alsof de apostel zeggen wilde: Gij Christenen uit de Hebreeén, zijt aan veel lijden en beproeving onderworpen, en nu hebt ge onder dit alles veel lijdzaamheid, geduld en onderwerping van noode, zult ge eenerzijds niet moedeloos worden en anderzijds niet murmureeren en ontevreden zijn.
Maar er is goede raad, er is een proef houdend middel tegen dit alles, en dat bestaat hierin, dat ge in al uw nood, in al uw lijden, in alle voorkomende beproevingen, het oog gericht houdt op Hem, nl. Jezus, die de Zijnen op den weg van lijden en beproeving is voorgegaan.
Wat kan het hard en zwaar vallen, als u van vijanden, nog erger als u van vrienden allerlei leed wordt aangedaan, zoo zelfs, dat uw goede naam wordt aangetast, dat men u miskent, verguist, beliegt, belastert en met allerlei smaadheid overlaadt.
Och dan kan ten laatste de aller zachtmoedigste en de meest verdraagzame mensch wel eens geprikkeld worden in zijne nieren.
Dan kunnen, wat nog meer zegt, zelfs allerlei verkeerde gedachten in uw hart opkomen.
Maar mag het u door de genade Gods gebeuren, dat ge dan op den oversten Leidsman en Voleinder des geloofs, Jezus, moogt zien, die het tegenspreken van zondaren tegen zich heeft verdragen, die als Hij gescholden werd, niet wederschold, en toen Hij leed, niet dreigde, dan zal dat zien op Jezus u veel hebben te zeggen.
Immers, wie is ooit miskend in geheel Zijn afkomst, in geheel Zijn persoonlijkheid, in geheel Zijn optreden, gelijk Hij !
Van de Joden als van Zijn eigen volk is Hij uitgeworpen, minder geacht dan een booswicht, dan een moordenaar als Barabbas.
Als de Zoon des menschen is Hij gekomen om te zoeken en zalig te maken, dat verloren was.
Met een rein en vlekkeloos heilig leven verkeert Hij onder de menschen. Hij geneest hunne kranken, Hij troost hunne treurenden, Hij helpt de ellendigen, Hij doet wel aan allen, die tot Hem komen.
En wat was de dankbaarheid?
Waarin bleek de erkentelijkheid ?
Was het niet ergernis op ergernis?
Van Zijne prediking moest getuigd: nooit heeft een mensch gesproken als deze mensch. Zijne leer en wonderwerken bewezen onwederlegbaar, dat deze Jezus waarlijk was de Christus, de Zoon des levenden Gods, en toch wilde men niet in Hem gelooven. Zijn Goddelijk werk werd uitgemaakt voor het werk van Beêlzebul, den overste der duivelen!
Heeft niet een eigen discipel met name Petrus Hem op het vreeselijkst verloochend
Heeft niet een andere discipel met name Judas Hem verraden
O wat zegt dat zien op Jezus als zoodanig al veel.
En als we dan trachten den Man van smarten te volgen op Zijn lijdensweg, om, ziende op Hem, getuigen te zijn van al zijn lijden, dan mogen we wel vragen: wie is in staat om de uitgebreidheid daarvan te overzien, om de diepte daarvan te peilen !
Daarbij moet dan wel worden bedacht, dat al dat lijden en al de vernederingen, daaraan verbonden, geheel vrijwillig en met volmaakte onderwerping door Hem is geleden. Ook moet hierbij niet uit het oog worden verloren, dat het niet alleen zichtbare oorzaken waren, die lmmanuel deden lijden.
O zoo vreeselijk moet het voor Hem zijn geweest, door wreede en ruwe handen in den hof Gethsemane aangegrepen en met sterke koorden om zijn gezegende handen gebonden te worden; zoo hartverscheurend was het, toen Zijn gefolterd lichaam een Romeinsche geeseling op Pilatus’ bevel werd toegediend; zoo onbeschrijfelijk was het, toen die scherpe dorens om Zijne slapen werden gevlochten en die scherpe nagels met doffe mokerslagen Hem door de handen en voeten gedreven werden. Maar hoe vreeselijk dit ook ware, wat als onzichtbare oorzaken des Heeren lijden verzwaarde overtrof dit alles nog o zooveel.
Toen Gods geduchte toorn in al zijn kracht op Zijn heilige ziele neerzonk, toen het bloedig zweet Hem van Zijn aangezicht afdroop in den hof, en Hij in die vreeselijke verlating aan het kruis jammerde: „Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten ” ach, wie zal met het oog daarop naar eisch beschrijven wat Jezus’ lijden voor Hem is geweest !
Dat alles was alleen en uitsluitend lijden ten behoeve van anderen.
Dat was alles onafscheidelijk verbonden aan het Borg zijn voor de Zijnen. Dat was alles begrepen in Zijn vrijwillige aanbieding en overgave, uitgedrukt in de profetie: Ik kom, o God, om uw welbehagen te doen en Ik draag Uwe Wet in het midden mijns ingewands.
Wat zelfs Gods heilige engelen in bewondering moet brengen, zou dat geen invloed hebben op een menschenkind, die een zondaar is, mits deze geloovig op Zijn Heiland mag zien
Dan is immers dat zien geen abstractie.
Dat zien is geheel wat anders, dan wanneer we getuigen zijn van het lijden en de smarten onzer medemenschen. Het is treurig en getuigt van volslagen blindheid en onkunde, als het zien op Jezus in Zijn lijden slechts dient om medelijden op te wekken.
Daarvan toch is de Heere allerminst gediend. Dat is miskenning van bet doel Zijner komst op aarde. Immers, de Zoon des menschen is ge-komen om zondaren zalig te maken. En niemand wist beter dan Hij, wat daarmee in verband stond en wat daartoe werd geëischt.
Het zien op Jezus als zoodanig moet ons allereerst daarin doen opmerken de oneindige, alles te bovengaande liefde Gods, welke daartoe zichzelven wilde geven. Geen duizendste gedeelte zal daarvan ooit door eenig sterveling worden doorgrond.
En in de tweede plaats is het de gruwelijkheid der zonde, welke nergens zoo duidelijk door aan ’t licht komt, dan juist in het vreeselijke lijden en sterven van Gods Zoon. Zonder deze eenige en algenoegzame offerande was het niet mogelijk, dat de vloek der zonden kon worden opgeheven, vrede met God en zaligheid voor al Gods uitverkorenen verkrijgbaar werd. Hieruit blijkt dan tevens wat zij te wachten hebben, die zonder Borg en Middelaar in hunne zonden sterven en eeuwig straf zullen lijden in de hel. Geloovig zien op den lijdenden Immanuel stemt tot verootmoediging, tot verwondering, tot aanbidding.
Dan ziet ge, door toeeigening des geloofs, dat lijden voor u geleden, en elke bijzonderheid in dat lijden wordt een inhoudrijke prediking voor u. Trouwens, zoo is het dan met geheel dat vernederd leven van den Heere Jezus.
Van af Zijn kribbe tot Zijn kruis, daar is in geheel dat leven en in al dat lijden niets, waarvan gezegd kan worden, dat het toeval is.
In alles zien we de uitvoering van Gods wondervollen raad.
Geheel dat leven, met al het lijden, ja zelfs met den kruisdood er in begrepen, is bet optreden van den Borg.
Te zeggen gelijk sommigen, dat één droppel bloed van het Lam Gods genoegzaam was, om de zonde van het gansche menschelijke geslacht uit te delgen, als God de Heere namelijk zulks gewild had, noemen we eenvoudig dwaasheid, want daaruit zou volgen, dat het grootste gedeelte van Jezus’ lijden overbodig en onnut zou geweest zijn.
Van zulke roomsche fabelen moest ieder, die in de zuivere leer der waarheid onderwezen is, afkeerig zijn.
Petrus dacht er als apostel des Heeren anders over, toen hij tot het volk op den Pinksterdag sprak over Christus en zeide: „Dezen door den bepaalden raad en voorkennis Gods overgegeven zijnde, hebt gij genomen, en door de handen der onrechtvaardigen aan het kruis gehecht en gedood.”
De opstellers van onzen Heidelbergschen Catechismus hadden het dan ook bij het rechte eind, toen ze in hun verklaring van de apostolische geloofsbelijdenis toegekomen waren aan de vernedering van Gods Zoon, dat zij op de vraag: wat verstaat gij door het woordeken „geleden?” zulk een inhoudrijk antwoord gaven.
Wie door genade er iets van geleerd mag hebben, wat het is, op Jezus te zien in dagen en tijden van druk en beproeving, die zal mee gaarne willen erkennen, dat in dat zien veel, onbeschrijfelijk veel leering en vertroosting ligt.
Die bekeerde moordenaar aan het kruis zag met stervende oogen op Hem, en welk een gezegende kracht ging er uit van Christus.
Ach, al schijnt dan uitwendig niet dan schande en smaad, dan ver-nedering en smart in Hem gezien te kunnen worden, dan ziet bet geloof in Hem, die aan Golgotha’s kruis hangt met doorboorde handen en doornagelde voeten , in Hem, wiens lichaam van het hoofd tot de voeten met bloed en wonden is overdekt, een heerlijkheid en een majesteit, schitterender dan de stralen van de zon.
Want door al dat bloed en die wonden, tusschen al die striemen door felle geeselslagen Hem toegebracht, leest ge de namen van de 12 stammen, welke deze Hoogepriester op zijn Middelaarshart draagt en waarmede Hij zal ingaan in het binnenste Heiligdom.
Wat het ook koste, maar rusten zal deze Hoogepriester niet, voor dat Zijn volk volkomen is vrijgemaakt van alle ongerechtigheid en het recht voor hen verworven is tot het eeuwige leven.
Eerst na dat op aarde volbrachte Middelaarswerk is de Overste leidsman en Voleinder des geloofs, Jezus, ingegaan in de eeuwige heerlijkheid. Ging Zijn weg derwaarts door lijden, voor allen, die Hem volgen, loopt evenzoo de weg door lijden tot heerlijkheid.
Op dien weg is de Koning Zijne onderdanen voorgegaan.
Op dien weg hebben we lijdzaamheid van noode.
En wat zou daartoe meer geschikt kunnen zijn om ons daarin te oefenen en tevens daarin te volharden, dan het zien op Hem, die de pers alleen getreden heeft.
Wat heeft in den loop der eeuwen, dat zien op Jezus velen, talloos velen bemoedigd in den strijd, getroost in het lijden, gesterkt en gestaald tot volharding ten einde toe.
Daardoor kan een Stéfanus onder de marteling van booze menschen hem aangedaan nog bidden voor zijne vijanden.
Daardoor hebben anderen tot zelfs in de hitte des vuurs, op den brandstapel, hun God nog kunnen verheerlijken. Ziende op Jezus valt het niet moeielijk om der wereld den rug toe te keeren en het aangezicht naar het hemelsche Jeruzalem gewend, een Paulus na te zeggen: Ik acht alle dingen schade en drek te zijn, bij de uitnemendheid der kennis van Christus.
Het zien op Jezus doet een Petrus het zondaarshart breken, om onder bitter geween te zien en te gevoelen, wat de zonde Jezus heeft veroorzaakt. Ziende op Hem, zult ge op geen ding achten, maar met lijdzaamheid kunnen loopen de loopbaan u voorgesteld.
Aan het einde dier baan hangt de kroon.
En Hij die leed en streed en overwon, roept het al Zijn volgelingen toe: In de wereld zult ge verdrukking hebben, maar hebt goeden moed, Ik heb de wereld overwonnen.
En wederom: Zijt getrouw tot den dood en Ik zal u geven de kroon des levens.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 maart 1910

De Wekker | 4 Pagina's

Zien op Jezus (2)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 maart 1910

De Wekker | 4 Pagina's