Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Christus’ opstanding gepredikt en bewezen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Christus’ opstanding gepredikt en bewezen

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Dezen Jezus heeft God opgewekt, waarvan wij allen getuigen zijn.” Handel. 2:32

Wederom is in menigte van talen en aan velerlei volken het evangelie van de opstanding onzes Heeren en Zaligmakers gepredikt, nu geheel de Christelijke kerk over de gansche aarde verspreid, haar heugelijk Paaschfeest heeft gevierd.
Aan felle bestrijding van de leer der opstanding des Heeren, heeft het in den loop der eeuwen niet ontbroken. Verbaasd zou menigeen staan, als we eens het juiste getal konden aan-geven van hen, die alleen in ons vaderland nog steeds met woord en pen het opstandingswonder betwisten en op allerlei wijze bestrijden.
Dit behoeft ons trouwens niet zoozeer te verwonderen.
Vooreerst is dit te verklaren uit de vijandschap tegen God, ieder mensch, door de zonde van nature eigen.
En in de tweede plaats weten we immers, dat het ongeloof aan geen wonderen gelooft. Dat Jezus aan het kruis genageld waarlijk aan dat kruis gestorven is, betwijfelt men niet, maar dat een doode, dat ook Dezen doode herleefde, op den derden dag, dat gelooft men niet.
Dat is voor zulke hoog verheven geesten onmogelijk, want ze kunnen het niet begrijpen.
Wij noemen dit op onze beurt door en door onhistorisch, onwetenschap-pelijk ja zelfs ongerijmd, om zulk een houding aan te nemen, tegenover de feiten der historie.
Tegenover al die trotsche gedachten en die groote woorden, waarmee men van de zijde der ongeloovigen Jezus opstanding bestrijdt, kan de Christelijke kerk, bij monde van een Petrus verklaren: wij zijn in dezen geen kunstelijk verdichte fabelen nagevolgd.
Als diezelfde Petrus met den Heiligen Geest vervuld, op den Pinksterdag optreedt om den moordenaars van den Messias op hun spot, en schimptaal te antwoorden, wijst hij hen, Israëlitische mannen als zij zijn, duidelijk aan, hoe in den vorst des levens, dien zij gedood hebben, is vervuld geworden, wat God door den mond van één Zijner heilige profeten had voorspeld, dat Zijne ziel in de hel niet zou verlaten worden, en dat Gods Heilige, geen verderving zoude zien.
Dit is gesproken, zegt Petrus, ziende op de opstanding van Christus, Dien God heeft opgewekt, waarvan wij allen getuigen zijn. Niet alleen Petrus treedt daartoe als getuige op. Met nadruk zegt hij „wij” — ziende daarmee op zijn mede-apostelen, die evenals hij ooggetuigen zijn van deze allergewichtigste gebeurtenis.
Waren er slechts twee of drie getuigen geweest, dan zou ieder Israëliet, overeenkomstig zijn eigen wet verplicht zijn geweest, zulk een getuigenis voor waarheid aan te nemen, maar nu zijn er zooveel meer getuigen, dat het zelfs bij de apostelen nog niet blijft. O neen, wie slechts de historie wil gelooven, die kan niet slechts tientallen, maar zelfs honderdtallen van bewijzen vinden voor de waarheid van Jezus’ opstanding,
Of men nu leest dat Jezus is opgewekt, of dat men op een anderen plaats leest, dat Hij is opgestaan, is hetzelfde. Dit doet aan de waarheid van de zaak niets te kort. Door zijn eigen Goddelijke kracht opgestaan, en door de kracht Zijns Vaders opgewekt, wijst ons dit slechts op de éénheid van Christus’ Goddelijke natuur met den Vader.
Voor hen, tot wie de prediking van Petrus kwam, was dit een ontzachelijke waarheid, gelijk nog voortdurend de prediking van den levenden Christus, voor allen die haar hooren en voor allen, tot wie de prediking komt van een geheel eenige beteekenis is.
Te meer nog omdat die prediking zoo waar is, en haar inhoud zoo onwederlegbaar bewezen is.
En wederlegbaar zeggen we opzettelijk, en met nadruk, met het oog op zoovele historische bewijzen als we daar voor hebben.
Wat al verschijningen van den Heere Jezus worden ons in des Heeren Woord vermeld, welke alle het zegel drukken op de voorzeggingen daaromtrent, eeuwen te voren al gedaan.
Wie kan ooit sterker zijn, om eenige zaak te bevestigen, dan een man als Petrus, die de getuigen aanwijst, die het met hunne oogen gezien en met hunne handen getast hebben. Dat die menschen niet zoo lichtgeloovig waren, als men het wel eens wil doen voorkomen, is onder meer gebleken uit het voorbeeld van Thomas. Deze moest het eerst zelf zien alvorens hij zijn tien medebroeders geloofde.
Maar ook Thomas heeft gezien.
Ook Hij is met ontegensprekelijke bewijzen overtuigd, dat Jezus, die gestorven was, werkelijk leefde. En dat ook bij in Jezus dezelfde persoon herkende, die aan ’t kruis gestorven was, werd door de teekenen der nagelen, in de handen en voeten van Jezus, op afdoende wijze uitgemaakt. Omdat de zaak zelve van zoo ontzachelijke groote beteekenis is, kunnen we nooit dankbaar genoeg zijn, dat we zulke onbedriegelijke en onwederlegbare bewijzen voor deze waar-beid hebben. Ware dit niet zoo, boe zouden we dan met de hope des eeu-wigen levens ons kunnen troosten ?
Als Christus niet is opgestaan, dan is onze prediking ijdel, en ijdel is ook ons geloof, terwijl ook onze in Christus ontslapenen dan zouden verloren zijn.
Daarom is het geloof in de opstanding van Christus, door de kerk des Heeren steeds als één der fundamenteele geloofstukken der Christelijke religie beschouwd, in de opstanding van Christus, is de opstanding Zijner geloovigen gewaarborgd. En dat wel zoo vast en zeker, dat onzen bekenden Heidelberger zeer terecht zegt, dat we in de verheerlijking van Christus reeds een onderpand hebben, voor onze opstanding en verheerlijking.
Hadden de vijanden des Heeren gedacht , dat het na de kruising met Jezus van Nazareth en met Zijne leer gedaan zou zijn, de uitkomst leerde juist het tegendeel. Men had reeds toen evenals nog heden ten dage, er geld voor over, om de waarheid van Christus opstanding tegen te spreken en de leugen te verbreiden , dat Jezus’ discipelen des nachts waren gekomen en dat zij Zijn lichaam hadden gestolen.
Maar met al het geld en het goud dezer wereld, en met het grootste leger van geleerde en gepatenteerde leugenaars, laat de waarheid zich niet vermoffelen. Deze is van Goddelijken aard, en bevestigt zichzelven, telkens bij vernieuwing, door de werking van Jen Heiligen Geest. Wondervol heeft de Heere er voor gezorgd dat we, tegenover zoo felle bestrijding, deugdelijke gronden hebben voor ons geloof in Christus’ opstanding.
Veertig dagen lang heeft Christus na Zijne opstanding, door vele gewisse kenteekenen bewezen, dat Hij waarlijk uit de dooden is opgestaan.
De onopgesmukte en ongekunstelde wijze waarop deze glorierijke gebeurtenis door apostelen en evangelisten is beschreven, bewijst mede dat de Heilige Schrijvers onmogelijk iets anders kunnen bedoeld hebben, dan eenvoudige mededeelingen van feiten, waarop zij wijzen, en waarvan zij verklaren, getuigen te zijn.
Drie jaren lang hebben de apostelen met hun Heere en Meester omgewandeld. Herhaalde malen hebben zij Hem na Zijne opstanding gezien, met Hem gesproken, en zich ten duidelijkste van de waarheid der zaak kunnen overtuigen.
Ten laatste zijn zij op den Olijfberg getuigen geweest, van de zichtbare, lichamelijke Hemelvaart van Christus.
Is het dan wonder, zoo mogen we wel vragen, dat zij met de grootste vrijmoedigheid optreden en daarbij verklaren, dat zij van dit één en ander, getuigen zijn
Neen, des Heeren dienaren treden niet op in de wereld met de prediking van een dooden, maar wel met de prediking van den levenden Christus. Daaruit moet dan ook verklaard, hoe van die prediking, onder de werking des Heiligen Geestes zooveel kracht is uitgegaan en nog uitgaat.
Dit zien we van af den Pinksterdag te Jeruzalem , al aanstonds bij de prediking van Petrus.
Welk een verslagenheid, en verbrijzeling der harten onder die menigte. Als door een donderslag getroffen, op ’t woord van dien eenvoudigen Gralileër roepen ze uit; wat moeten we doen opdat we zalig worden! Jezus leeft !
Gode zij dank, voor Zijne onuitsprekelijke genade!
Ja Jezus die gekruist is en die gestorven is, Hij leeft en zal eeuwig leven. Hij heeft als overwinnaar, ook van dood en graf, de sleutels der helle en des doods. Tegenover allen, die Zijn Persoon miskennen en Zijn Woord en Waarheid verloochenen, verachten en verwerpen, staat het onwrikbaar getuigenis, dat ons zegt: Dezen heeft God opgewekt, waarvan wij alle getuigen zijn.
Zoo we alleen in dit leven op Christus waren hopende, dan waren we de ellendigste van alle menschen.
Maar neen, niet alleen in dit leven, ook tot na dit leven, tot in de eeuwigheid, strekt de hoop van Gods kinderen zich uit. Gestorven om onze zonden, en opgewekt tot onze rechtvaardigmaking, deelen Zijne geloovjgen in de vrucht van Christus’ opstanding.
Indien we nu met Hem lijden, dan zullen we ook met Hem verheerlijkt worden. Het leven Zijner geloovigen is een leven met Christus verborgen in God. De levende Christus is het, die nu aan des Vaders rechterhand verhoogd en verheerlijkt, Zijne gemeente vergadert, regeert, beschermt en bewaart.
Hij is de levende Wijnstok, waaruit ieder geloovige al zijn kracht moet ontvangen. Niet slechts voor Zijn eerste discipelen en discipelinnen, maar nog steeds voor ieder die in Hem gelooft is de zekere en zalige bewustheid, dat Jezus leeft eene stof tot groote blijdschap,
Wat nu ook gebeure, en hoe het ook ga, des Heeren Woord zal bevestigd worden, gelijk het al zoovele eeuwen lang bevestigd is, dat de poorten der bel Zijne gemeente niet zullen overweldigen.
Het kleine kuddeke Zijner schapen heeft niet te vreezen, want het is des Vaders welbehagen hun het Koninkrijk te geven.
Geen helsche wolf zal één schaap uit Zijne hand rukken. Christus leeft, en Zijne geloovigen zullen met Hem leven in alle eeuwigheid. Daarom is ook voor de geloovigen de dood geen dood meer, voor hen is de prikkel er uit weggenomen.
Over dood en graf ziet het geloof in de belofte, en vindt daarin een stof voor onuitsprekelijke blijdschap. Is het leven hier op aarde voor Gods kinderen, een leven in vreemdelingschap, na dit leven, zullen zij in het huis des Vaders opgenomen, bun Redder en Verlosser aanschouwen van aangezicht tot aangezicht-
Al onze hoop en verwachting zou beschamen en verdrijven als een zeepbel, zoo Christus niet ware opgestaan. Elke Nieuw-Testamentische rustdag worden we aan die heerlijke gebeurtenis herinnerd.
Werd Israël oudtijds bij de viering van het Paschen herinnerd aan de wonderbare redding Gods uit de hand hunner hateren, de gemeente des Nieuwen Verbonds werd op haar Pascha bij vernieuwing herinnerd aan nog zooveel grooter en heerlijker Verlossing. Christus, zegt Paulus, heeft ons verlost van den vloek der Wet.
In en door het opstandings-evangelie zien we de bronnen der meest heerlijke vertroosting ons ontsloten. Daardoor zijn de apostelen des Heeren, als de eerste getuigen van Christus, wonderbaar verkwikt en vertroost, bij en onder den moeielijken arbeid hun opgedragen.
Daardoor zijn oprecht geloovigen van alle eeuwen gesterkt en bemoedigd, ten einde met lijdzaamheid te kunnen loopen, de loopbaan hun voorgesteld.
Buiten Christus is geen leven.
Maar in en met Christus leeft Gods kind, en mag men zich verheugen in de zalige bewustheid, dat zij, die kinderen zijn ook erfgenamen zijn. Erfgenamen van God en mede-erfgenamen van Christus.
Zij hadden wel, evenals alle andere kinderen van Adam de eeuwige dood verdiend, maar uit loutere genade zijn ze nu om Christus’ wil, erfgenamen van het eeuwige leven.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 april 1910

De Wekker | 4 Pagina's

Christus’ opstanding gepredikt en bewezen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 april 1910

De Wekker | 4 Pagina's