Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vroegdoop (3)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vroegdoop (3)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Juist in den tijd, toen het verval in de Gereformeerde Kerk in ons land zich begon te openbaren, namelijk in de achttiende eeuw en vooral in het begin der negentiende, was dat haastig doopen bijzonder in zwang.
Klaagde men in de zeventiende eeuw, b.v. ter. Synode van Dordrecht 1618 over uitstel van den doop, in de volgende eeuw behoefde die klacht niet meer gedaan te worden.
Men was toen zoo haastig met doopen, dat men zelfs bij ongesteldheid van den predikant der plaats toch niet wachtte met den doop, maar naar eene andere gemeente reisde om den doop van het kind te verkrijgen.
Zoo vermeldt het doopboek der gemeente te Oldenbroek van 3 Februari 1805: „Wegens een haastige ongesteldheid van den predikant te Oosterwolde aldaar geen predikdienst kunnende zijn, is dit kind hier gedoopt, zullende ook in Oosterwolde worden aangeteekend”.
Zelfs wachtte men in het midden der week niet tot den Zondag, doch men liet het het kind elders doopen als er in eigen gemeente geen gelegenheid was het in de week gedoopt te krijgen.
In bovengenoemd doopboek staat aangeteekend: Woensdag 15 Maart 1797: „De ouders van dit kind wonen onder Oosterwolde, doch (bij absentie van den predikant) alhier gedoopt, zullende ook in Oosterwolde aangeteekend worden, volgends attest van den Custos van Oosterwolde”.
De ouders van dit kind wachtten dus niet den eerstkomenden Zondag af om hun kind bij hun eigen predikant te Oosterwolde te laten doopen. Liever trokken zij in de week ter doop naar Oldebroek.
Is het wonder dat Ds. J. E.. Kelderman van Utrecht in 1720 omtrent dit bijgeloof om zoo haastig ter doop te gaan, schreef: „De ingebeelde vrees, dat ’t kind misschien ongedoopt sterven sal, en daarom onsalig sijn, doet hun ter kerke vliegen en voor ’t kind den doop ijlinks eijasen”.
Moest de predikant eene vacaturebeurt vervullen, dan reisde men hem na om toch vooral den doop niet uit te stellen.
In bovengenoemd doopboek staat aangeteekend: 26 Aug. 1804: „Wijl hier geen predikdienst heeft kunnen zijn wegens de vacature te Hattem, is dit kind in Hattem gedoopt.”
Zelfs gebeurde het dat men den predikant, wanneer hij ongesteld was, den doop liet bedienen aan zijn bed, in tegenwoordigheid van den kerkeraad.
Toen in het najaar van 1775 een hooge watervloed Oosterwolde overstroomde, vluchtten de inwoners naar Elburg, waar zij liefderijk werden opgenomen. Een aldaar heen gevlucht gezin werd te Elburg weldra vermeerderd en den daarop volgenden Zondag werd het kind aldaar gedoopt. In het doopboek aldaar staat aangeteekend: „dit kind behoort in Oosterwolde, is hier geboren en gedoopt, dewijl de ouders herwaards gevlucht zijn wegens den hoogen vloed van d. 14 & 15 dezer, waardoor hunne huizen en goederen nevens andere waren weggespoelt, waarbij in den omtrek alhier en elders ook menschen en vee verdronken”.
Toch verzuimde men den doop er niet om. Zelfs schippers, die met hun schip in eene vreemde plaatsen aanlegden , gingen aldaar met hun pas geboren kind ten doop en wachten niet tot zij met hun schip hun woonplaats bereikten. Alweer zegt het doopboek van Elburg op 7 Juni 1770: „een kind gedoopt van Gerrit Termeer, veerschipper van Amsteldam op Elburg en Aaltje van den Heuvel, beide burgers en ledematen te Amsteldam”.
Naar zulk een vroegdoop verlangen tegenwoordig vele Geref. predikanten terug. „De Wachter” vertelt zelfs van een predikant die „tegen den raad der Ouderlingen en Diakenen in, die liever hadden dat de Dominé dat niet door dreef”, toch zijn kind doopte op den eersten Zondag na de geboorte van het kind, tot groote ontevredenheid der gemeente.
Zoo iets is niet anders dan drijven.
De kerkorde van Dordrecht 1618/19 veroordeelt alle onnoodig uitstel en zulks doen wij eveneens. Doch de tijdsomstandigheden zijn veranderd, zoodat wij niet meer behoeven te vreezen dat ouders den doop bij den pastoor zullen begeeren, als hun kind niet spoedig gedoopt wordt, terwijl evenmin om de „doopmalen” of „kin der bieren” op het herstel des moeder gewacht wordt.
Alleen omdat de moeder mede voor de opvoeding moet zorgen, wachten wij met den doop totdat de moeder hersteld is.
Doch langer te wachten, dat achten ook wij in strijd met den geest dor kerkorde en met de heiligheid van het bevel des Heeren.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 april 1910

De Wekker | 4 Pagina's

Vroegdoop (3)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 april 1910

De Wekker | 4 Pagina's