Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De hoop der rechtvaardigheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De hoop der rechtvaardigheid

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Maar wij verwachten door den Geest uit het geioof de hoop der rechtvaardigheid.” Gal. 5: 5.

Altijd is het een groot kwaad, te willen vereenigen wat God gescheiden heeft, of te willen scheiden wat de Heere heeft samengevoegd. Tegen dit kwaad waarschuwt Paulus de Galaten.
Zij wilden wet en evangelie tot één maken, en zij hadden geen zuivere begrippen van het onderscheid dat er is tusschen de bediening der wet, ook wel de bediening der verdoemenis genaamd, en de bediening des evangelies, elders de bediening der genade genoemd. Dientengevolgen zochten zij hunne zaligheid uit de wet, gelijk door sommige dwaalleeraars onder hen dit was geleerd.
Aldus voortgaande, wit de apostel zeggen, is Christus u ijdel geworden. Dan ztjt ge, als degenen die door de wet wilien gerechtvaardigd worden, van de genade vervallen.
Dan hebt ge, met andere woorden, nooit genade gehad, want die door het geloot Christus heeft aangenomen, die heeft zijn gerechtigheid alleen en uitsluitend in Christus, die van den Vader is gegeven tot wijsheid, recht-vaardigmaking, heiligmaking en volkomene verlossing.
Deze zijn vrijgemaakt van de wet, in dien zin, dat de wet voor hen geen verdoemende kracht meer bezit.
Die vrijgemaakt is door den Zoon, die zal waarlijk vrij zijn.
Welke vrucht dit afwerpt, omschrijft Paulus met de woorden: „wij verwachten door den Geest uit het geloof de hoop der rechtvaardigheid.” Iemand zou naar aanleiding van deze apostolische uitspraak kunnen vragen, boe is dat te verstaan?
Wie door den Heiligen Geest de genade des geloofs heeft ontvangen, die is immers ook gerechtvaardigd, en hoe kan dan Paulus nog spreken van de hoop der rechtvaardigheid?
Hierbij dient wel bedacht te worden, dat er verscheidene trappen en daden der rechtvaardiging zijn, welke alle eens tot volkomen vervulling zullen komen, als in den grooten en doorluchtigen dag des grooten Oordeels ieder oprecht geloovige eens de formeele, plechtige rechtvaardiging ontvangen zal en in Christus de voile gelukzaligheid zal genoten worden.
Dat noemt de apostel de hoop der rechtvaardigheid, welke bij en zijne medegeloovigen door den Geest uit het geloof verwacht.
Dat groote en onuitsprekelijke goed, die volmaakte heerlijkheid en volkomen zaligheid, welke eene vrucht der gerechtigheid van Jezus Christus en der rechtvaardigmaking der geloovigen is, noemt Paulus de hoop der rechtvaardigheid.
De hoop beschaamt niet, omdat de liefde Gods in hunne harten is uitgestort. Dit alles staat dan tegenover alle vleeschelijke godsdienst, als waartoe velen uit de Galaten vervallen waren.
Zullen zij deelen in den vollen zegen des evangelies, dan moet betracht worden, waartoe Paulus hen opwekt, om te staan in de vrijheid, waarmede Christus de Zijnen heelt vrijgemaakt, en men moet zich niet laten brengen onder het juk der dienstbaarheid.
Natuurlijk bedoelt de apostel met het woord vrijheid geen losbandigheid, geen onverschilligheid of iets dergelijks. De ware, de Christelijke vrijheid, wil de wet niet te niet doen.
Neen, zoo leert Paulus op een andere plaats: „wij bevestigen de Wet.”
Te wilien leven uit het werkverbond, is ongerijmd.
Dat verbond is nu eenmaal verbroken en kan in eeuwigheid niet meer worden opgericht. Dit kon alleen met Adam, omdat hij volmaakt, heilig en zonder erfzonde was. Zalig worden is nu alleen mogelijk uit en door het verbond der genade.
Wie nu door het geloof in Christus wordt gerechtvaardigd, beeft zijne gerechtigheid niet uit den eersten Adam, niet uit de wet, maar alleen en uitsluitend in den tweeden Adam, namelijk Christus.
Met die rechtvaardigheid wordt Gods kind ook deelgenoot van de hoop der rechtvaardigheid, dat is van al die heilgoederen en verbondszegeningen, welke door de levende en zalige hoop worden verwacht.
Daartoe hebben zij den Heiligen Geest ontvangen, die de Geest der aanneming tot kinderen is, en die met hunnen geest getuigt, dat zij kinderen Gods zijn. De eene weldaad is dan onafscheidelijk aan de andere verbonden. Want indien we kinderen zijn, dan zijn wij ook erfgenamen, erfgenamen van God en mede-erfgenamen van Christus.
Nu zijn de geloovigen wel zalig geworden in hope, maar gedurende bet tegenwoordige leven worden nog maar de beginselen van die zaligheid genoten.
Hier blijft het vleesch begeeren tegen den Geest. Hier blijven ook zij, die de eerstelingen des Geestes hebben ontvangen, nog zuchten, met het gansche schepsel. Van daar die steeds voortdurende strijd. Hier kennen we ook nog maar ten deele.
Maar zoo zal het niet blijven, ook aan den geestelijken strijd hier op aarde gevoerd, komt een einde. Naar dat einde strekt de Christelijke hoop zich uit. Naar dat einde wijst de Heere Zijn volk door Profeten en Apostelen, van wie de Heilige Geest zich heeft willen bedienen om den inhoud der Heilige Schrift te boek te stellen.
De ware, de levende hoop is dan ook maar geen fantasie, geen inbeelding, Zij grondt zich niet op iets, dat van louter menschelijken oorsprong is. Neen, die hoop beeft een vasten anker-grond. Zij is verbonden aan den onwankelbaren rotsteen Christus.
Daarom kan zij alle beproevingen doorstaan. Hoe hoog de golven ook rijzen en hoe fel de stormen ook loeien, hoe geweldig de hel met al haar machten ook woedt, Christus de Heere heeft alle vijanden overwonnen, en met en door Hem zal ieder geloovige eens als volkomen overwinnaar worden gekroond.
Dan zal het uit zijn met allen strijd. Dan zal het gedaan zijn met alle verdrukking en vervolging van het erfdeel Gods.
Dan zat geen vijand meer onkruid kunnen zaaien onder de tarwe.
Dan zal God de Heere geven de begeerte der rechtvaardigen.
De vermoeide pelgrim, die hier reisde door onherbergzame oorden, is dan te huis.
De kruisdrager achter Jezus wordt dan van alle kruis voor eeuwig verlost.
Geen bange vrees voor zelfbedrog, waarmee de vijand gedurig de oprechten nog wil verschrikken, zal hen dan meer kwellen, eeuwige vreugde zal dan het deel der verlosten zijn.
En al is het nu nog niet geopenbaard, gelijk Johannes schrijft, wat we zijn zullen, en al zien we hier nog maar als door een spiegel in een duistere rede, toch is ons genoeg door Gods Geest geopenbaard, om op deugdelijke en proef houdende gronden van een blijde, heerlijke en zalige verwachting der geloovigen te spreken.
Nooit kan die blijde verwachting korter worden omschreven, dan gelijk Paulus dit in bovenstaande woorden doet.
In die woorden; „de hoop der rechtvaardigheid” is het alles als in een paar woorden samengevat.
Met ons kortzichtig verstand kunnen we de diepte daar niet van peilen, de lengte, de breedte en de hoogte er onmogelijk van overzien. ‘t Gaat ons in dezen als iemand die op het strand staat en over de zee wil zien. Al staan u dan geen huizen en geen boomen in den weg, ge komt toch onmogelijk ook niet met bet allersterkste gezicht over de zee zien.
En al beklimt ge den hoogsten berg, dan kunt ge immers ook nog onmogelijk de gansche wereld overzien. We zien niet verder dan den gezichteinder.
Op geestelijk gebied gaat het evenzoo.
Maar we kunnen dan toch wat, we kunnen betrekkelijk veel zien.
Men heeft het geloof wel eens vergeleken bij een verrekijker.
En daargelaten het al of niet juiste van dit beeld, is het in elk geval niet tegen te spreken, dat voor het geloof bergen vlak en zeeën droog zijn. Daaruit moet het verklaard, hoe Gods kinderen bij oogenblikken over alle bezwaren kunnen heenzien, om in den bangsten en moeielijksten strijd vol blijdschap en hope een David na te zeggen:
Met mijn God loop ik door eene bende en met Hem spring ik over een muur.
Zoo groot, zoo heerlijk en veelomvattend is de geloofsverwachting der oprechte vromen, dat er in geheel de wereld niets is voor hen, dat hierbij te vergelijken is. Immers, daardoor acht ge alle dingen schade en drek te zijn, bij de uitnemendheid van Jezus Christus.
Alleen die hoop der rechtvaardigheid is maar noodig, om bemoedigd en met lijdzaamheid te loopen de loopbaan ons voorgesteld.
Gesterkt en getroost door en met die hoop is bet mogelijk om te volharden ten einde toe.
En aan dezen is de zaligheid toegezegd. Is de genade groot en de weldaad onschatbaar, waarin de geloovige reeds hier deelt, nog grooter wordt dit, als we denken aan het geen hier namaals volgen zal. Ik ben in Christus voor God rechtvaardig, kan de Christen antwoorden op de vraag, waarin de mate van zijn geloof bestaat, maar dan laat hij er in eens adem nog op volgen: „en een erfgenaam van het eeuwige leven.”
Toch is dit geen grootspraak, maar zuiver de waarheid, gelijk ons die in des Heeren Woord wordt geleerd.
Om uit vele bewijzen slechts een enkel te noemen, herinneren we aan Paulus’ woord in Rom. 5:1. „Wij dan, gerechtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben vrede bij God door onzen Heere Jezus Christus”.
Wat dit zegt voor een menschenkind, die in zonde ontvangen en in ongerechtigheid geboren is, en die van nature een dood- en doemschuldige zondaar is, kan nooit naar waarde worden omschreven. En wie in deze geloofsvrucht door den Heiligen Geest gewrocht mag deelen, die heeft daarmede ook, wat Paulus noemt, de hoop der rechtvaardigheid. Dat omvat dan die volkomen door Christus uitgewerkte zaligheid, die geen oog heeft gezien, geen oor heeft gehoord, en die in geen menschenhart is opgekomen, maar dia God bereid heeft voor allen die Hem liefhebben. Die geloofsverwachting kenmerkt het geestelijke leven in Gods uitverkorenen.
Wel kan zich ook in niet wedergeborenen veel hoop en veel verwachting openbaren, maar deze is bij hen van geheel anderen oorsprong en van geheel anderen aard. Zonder hoop is omtrent niemand, maar men moet niet vragen, wat dit voor hoop is. Onbekeerde menschen zouden een hemel willen hebben zonder God en zaligheid zonder Christus.
De hoop der zoodanigen is echter een doode, een valsche hoop.
Zij komt niet voort, gelijk bij de oprechten, uit den wortel der rechtvaardiging des zondaars voor God.
Het geloof, dat de Heilige Geest werkt door het Woord, heeft tot vrucht de hoop der rechtvaardigheid, wel onderscheiden in trap en mate, maar één in beginsel. Naarmate bet geloof levendiger is, zal ook de hoop krachtiger zijn. Deelend in die rijke en zalige gunst, erkent en gevoelt ge, dat het lijden dezes tegenwoordigen lijd niet is te waardeeren tegen de heerlijkheid welke aan ons zal geopenbaard worden.
Alle Gods beloften zijn in Christus Jezus Ja en Amen,
Gode tot heerlijkheid en ons tot zaligheid. Daarom
.... „Wacht op den Heer, Godvruchte schaar, houdt moed,
      „Hij is getrouw, de Bron van alle goed,
      „Zoo daalt Zijn kracht op u in zwakheid neer,
     „Wacht dan, ja wacht, verlaat u op den Heer !”

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 mei 1910

De Wekker | 4 Pagina's

De hoop der rechtvaardigheid

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 mei 1910

De Wekker | 4 Pagina's