Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Rom. 4:11

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Rom. 4:11

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

J. M. te S. die ons de vorige maal vroeg over de verzegeling des doops, verwacht tevens nadere verklaring van Rom. 4:11.
Deze tekst, zeide Ds. F. Geref. pred. te S. is „de kardinale tekst, waarop wij met alle vrijmoedigheid de kinderen doopen als de wedergeboorte in beginsel deelachtig.
Verder schrijft M. te S.: „Om dit te wederleggen mis ik en velen met mij ten eenenmaale de bekwaamheid.
Mag ik u in alle bescheidenheid verzoeken om eens duidelijk te maken eene zaak volgens mijn inzien zeer belangrijk voor velen) dat Kom. 4:11 geen veronderstelde wedergeboorte bij den doop leert.
Terecht zegt J. M. dat deze vraag voor velen belangrijk is en daarom aarzelen wij ook niet dezelve te beantwoorden.
Het is hier weder dezelfde fout als die, welke wij in de voorgaande stukken over de bezegeling des doops weerlegd hebben, n.l. dat de sacramenten de inwendige genade versterken. Wij ontkennen niet dat een geloovige werkzaamheid onder of na het gebruik der sacramenten, een omhelzing door het geloof van hetgeen door het sacrament beteekend en verzegeld wordt, tot versterking van het geloof en van de onderwerpelijke genade leidt, maar wij ontkennen dat de sacramenten op zichzelve de genade verzegelen.
Waar de Neo-Gereformeerden dit leeren, moet de doop alleen aan begenadigden worden bediend en dus de doopeling ondersteld worden wedergeboren te zijn.
Dat nu de doop zulke genade bezegelt en sterkt, vindt Ds. F. en velen met hem in Rom, 4:11: „En hij (Abraham) heeft het teeken der besnijdenis ontvangen [tot] een zegel der rechtvaardigheid des geloofs, die [hem] in de voorhuid [was toegerekend].”
Als wij nu dezen tekst lezen in onze Nederlandsche taal, zooals onze staten-vertalers deze woorden uit het Grieksch overgezet hebben, dan schijnt deze tekst den voorstanders der onderstelde wedergeboorte bij den doop in het gevlei te komen.
Onkundigen met de grondtaal zouden er dan uit besluiten dat Abraham het uitwendig teeken der besnijdenis had ontvangen om hem te verzegelen, dat hij voor God gerechtvaardigd was, toen hij door het geloof de belofte van de komst van het gezegend Zaad Christus omhelsde, terwijl hij nog onbesneden was.
De besnijdenis zou dan het zegel zijn op Abrahams rechtvaardigmaking terwijl hij nog in de voorhuid was. Het zou dan voor ons een bewijs zijn dat de besnijdenis gegrond is op de rechtvaardiging door het geloof, de besnijdenis is dan het zegel op de wedergeboorte.
Aangezien wij nu van onze kinderen niet vooruit weten of zij de wedergeboorte bezitten, moeten wij haar maar onderstellen, want namen wij het tegendeel aan, dan zou er geen grond zijn om hen het zegel op de wedergeboorte en rechtvaardiging n.l. den doop toe te dienen.
Maar in Rom. 4: 11 staat dit niet te lezen. In de Grieksche taal staat, en ook onze vertalers hebben dit aangeduid door de woorden die in het Grieksch niet voorkomen tusschen [ ] te zetten: „En hij heeft ontvangen het teeken der besnijdenis, het zegel der rechtvaardigheid des geloofs in de voorhuid, hetwelk wil zeggen: Abraham heeft ontvangen het teeken der besnijdenis, zijnde het zegel der rechtvaardigheid des geloofs, welk geloof hij nog in de voorhuid zijnde, reeds beoefende.
Houden wij nu in het oog dat Paulus in Rom. 4 spreekt over de rechtvaardigmaking door het geloof. Ook Abraham, zegt hij, is niet door zijne werken maar door zijn geloof gerechtvaardigd. Het is eene niet-toerekening van de zonden, zoo als in psalm 32 staat beschreven.
Ook Abraham, nog onbesneden, geloofde Gods belofte aangaande het gezegend Zaad, in Wien alle volken gezegend zouden worden, n.1. Christus. Die belofte was hem door God aangekondigd als Abraham 75 jaren oud en nog in de voorhuid was.
Hij omhelst haar door het geloof.
Doch later ontvangt hij de besnijdenis als een zegel op de belofte, welke hij omhelsd had en waardoor hij gerechtvaardigd is. De belofte was het hoorbare Woord, de besnijdenis was het zichtbare woord, dat bezegelde dat Gods belofte waarheid is.
Op het woord der belofte, geloofde Abraham den Heere, maar daarbij gaf God hem nu nog de besnijdenis als een zegel op het beloofde woord.
Een zegel der rechtvaardigheid des geloofs wil dus zeggen: een zegel, een onderpand van de belofte dat een zondaar die in Christus, het beloofde Zaad gelooft, voor God rechtvaardig is. De besnijdenis, zegt Rom. 4 : 11 is dus een zegel niet van Abrahams persoonlijk geloofs, maar een zegel van de belofte van rechtvaardiging door het geloof.
Ook Calvijn zegt van Kom, 4:11 in zijne Instiiutie, Lib. 4 Cap. 14 § 21:
„De besnijdenis was den Joden een teeken, waardoor zij vermaand werden, dat alles wat uit des menschen zaad voortkomt, verdorven is en besnoeiing van noode heeft.
Daar benevens was de besnijdenis een bewijs en gedenkteeken waardoor zij zichzelven versterkten in de belofte die aan Abraham gegeven was, van het gezegende zaad in hetwelk alle volkeren der aarde zouden gezegend worden en van hetwelk zij ook zelf hare zegening te verwachten hadden.
Nu dit zaad (gelijk Paulus leert Gal. 3:16), was Christus, in Wien alleen zij vertrouwden te zullen weder krijgen, ’t geen zij verloren hadden in Adam. Zoo was hun dan de besnijdenis hetzelfde, wat zij was volgens Paulus’ getuigenis Rom. 4:11 voor Abraham,n.l. een zegel van de rechtvaardigheid des geloofs, dat is: een zegel door hetwelk zij te sterker verzekerd werden, dat hun geloof, waarmede zij dat zaad verwachtten, hun van God tot rechtvaardigheid wordt toegerekend.”
De besnijdenis was dus een zegel, dat verzekerde aan allen die in den geloove het gezegende zaad verwachtten, dat zij rechtvaardig voor God waren. Als zulk een zegel op Gods belofte werd Abraham de besnijdenis gegeven. Zulk een zegel is ook de doop; deze verzekert de rechtvaardigheid door het geloof aan allen die tot den gekomen Christus in den geloove vluchten.
Waar dus in Rom. 4:11 geen subjectieve maar objectieve verzegeling door het sacrament wordt geleerd, kan deze tekst niet dienen als een bewijs voor den doop op onderstelde wedergeboorte.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 september 1910

De Wekker | 4 Pagina's

Rom. 4:11

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 september 1910

De Wekker | 4 Pagina's