Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Synodalia (4)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Synodalia (4)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

’t Is ons een oorzaak van groote blijdschap, dat onze Synode ons kerkelijk standpunt zoo zuiver heeft geponeerd.
Zij heeft uitgesproken dat onze kerk de wettige voortzetting is van de kerk van 1834 en tegelijk de historische voortzetting der Gereformeerde Kerk in Nederland.
Dat is juist. De Christelijke Gereformeerde Kerk van 1834 heeft zichzelven nooit anders beschouwd dan als de historische voortzetting van de aloude Gereformeerde Kerk van Nederland.
Wel heeft zij tegenover den Staat de fout begaan, om zichzelven als een nieuw Kerkgenootschap te laten erkennen en in te gaan op de vernederende voorwaarden, die koning Willem I haar stelde.
Maar dit verandert niets aan de waarheid dat de vaderen der scheiding de Hervormde Kerk als de valsche kerk hebben beschouwd, waartegenover zij het beginsel der ware kerk vertegenwoordigden.
Dat is nog heden ten dage het beginsel van onze kerk en het is daarom dat zij in haar antwoord aan de Geref. Kerken gezegd heeft, dat zij „nimmer kan samengaan met „de Gereformeerde Kerken,”” daar alle Gereformeerden naar den eisch van Gods Woord en de formulieren van eenigheid geroepen zijn tot de „Christelijk Gereformeerde Kerk zich te voegen.”
Het woordje „nimmer” heeft het misnoegen van prof. Lindeboom opgewekt, want hij schrijft: „Daargelaten de historische beschouwingen en critieken, daargelaten ook het besluit op zich zelf naar zijn zakelijken inhoud en strekking, geven wij toch aan de leden der Synode en de gemeenten die hen afvaardigden, deze vraag in overweging:
Was het verstandig, dit besluit te maken tot een soort eeuwig edict door het woordje „nimmer ?”
Ook Synodeleden zijn menschen van een jaar, een dag; wat weet gij van de toekomst waarover alleen de Heere der gemeente beschikt?
Daarop is ons antwoord: dat prof. Lindeboom de bedoeling van dit woordje nimmer niet goed vat, want daarin mag volstrekt niet gelezen worden: een hooghartige afwijzing of een zich plaatsen op het standpunt der zelfgenoegzaamheid maar het zuiver stellen van het beginsel der afscheiding.
Wanneer morgen aan den dag de Geref, Kerken van Nederland wederkeeren van den dwaalweg waarop zij onzes inziens wandelen en zij komen tot ons met de belijdenis „Broeders! het smart ons dat wij in 1892 u verlaten hebben hier zijn wij, neemt ons aan opdat wij gemeenschappelijk optrekken, tegen den wassenden stroom van on- en bijgeloof, opdat wij niet langer onze krachten in onderlingen twist en tweedracht verteeren maar schouder aan schouder staande den gemeenschappelijken vijand mogen bestrijden, dan zou er niemand meer blijdschap gevoelen dan de Christelijke Geref. Kerk en prof. Lindeboom zon kunnen ervaren, wat een bereidwilligheid en tegemoetkoming er onzerzijds zou gevonden worden. En nu weten wij evenmin als prof. Lindeboom iets aangaande de toekomst, die alleen in de hand van den Heere der gemeente rust.
Maar aan de andere zijde weten wij er toch weer veel van.
Want wij gelooven dat de Heere der gemeente een waarmaker van zijn woord en een vervuller van zijne beloften is, die op zijn tijd en in zijn weg vereenigen zal wat bijeen behoord en om der zonden wil gescheiden is. Daarvan geeft de geschiedenis ons voorbeelden genoeg.
Of wij menschen al vereenigen en ineensmelten baat niets; dat leert 1892 ons maar zonneklaar. „Scheiding en Doleantie behoorden bijeen”, zeide men destijds, en niemand die daartegen iets kan en mag inbrengen, maar nu is het volstrekt niet gelijk op wat wijze en in wat weg zij vereenigd zijn geworden, of God ze vereenigd of de menschen, of de kerken zelf zich vereenigen.
Wij kunnen geheel naar den eisch van het woord handelen, en toch God nog niet mee hebben in dezen weg. Waar God nu vereenigt en zijn Geest ons samenbrengt, waar de waarachtige liefde tot en behoefte aan elkander gewekt is, daar worden de vruchten in de samenleving openbaar. Een huwelijk dat in de gunste Gods wordt gesloten is een gelukkig huwelijk, maar waar de gunste Gods wordt gemist, daar kan het ware geluk niet gevonden worden. Naar zulk eene vereeniging ziet de Christelijke Gereformeerde Kerk in Nederland uit, om zulk eene vereeniging wordt door haar gebeden en in zulk eene vereeniging wordt op grond van ’s Heeren woord door haar geloofd.
Daar is volstrekt geen „eeuwig edict” in het antwoord der Synode afgekondigd, maar dat „nimmer” heeft aan de Gereformeerde Kerken wat te zeggen. Het roept ze tot zelfonderzoek. Het moet ze dringen in de vraag of ook het gelijk aan de zijde van de Christelijke Gereformeerden in deze zaak zou kunnen zijn.

Mocht het daartoe eens strekken, wie weet hoe spoedig er dan eene vereeniging kwam.

Leiden

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 september 1910

De Wekker | 4 Pagina's

Synodalia (4)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 september 1910

De Wekker | 4 Pagina's