Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wassen en minder worden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wassen en minder worden

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

,,Hij moet wassen, maar ik minder worden.” Ev. v. Joh. 3:30

Voor geheel de Christelijke kerk, en voor allen, die Christenen heeten, blijft het een voorbeeldig en leerrijk getuigenis, hetwelk. Johannes de Dooper van Christus getuigt, als deze Johannes verklaart zijn eigen minderheid tegenover de meerderheid, welke hij in Christus erkent. Hij, namelijk Christus, moet wassen, maar ik minder worden. Deze laatste getuigenis door Johannes van Christus, is geheel in overeenstemming met hetgeen Johannes in het begin van zijn optreden omtrent Christus heeft getuigd, met te zeggen: Ik ben de Christus niet, maar Hij komt na mij, die voor mij geworden is, want Hij was eer dan ik. Ik doop u wel met water, maar Hij komt, die sterker is dan ik, wien ik niet waardig ben den riem van zijne schoenen te ontbinden. Deze zal u doopen met den Heiligen Geest en met vuur.
Van zeer treurigen aard was de aanleiding welke Johannes had, om tegenover Christus den Heere te verklaren: Hij moet wassen maar ik minder worden. Jaloersheid en partijzucht was bet, die den discipelen van Johannes zeggen deed, tegen hun Meester: Rabbi ! die met u was over den Jordaan, welken gij getuigenis gaaft, zie, die doopt, en zij, komen allen tot hem.
Dal was het zelfde beginsel, dat we ook later in alle eeuwen terugvinden, en dat zooveel kwaad heeft gedaan, en nog zooveel kwaad doet in de kerk des Heeren. Daar is nooit gebrek aan godsdienstbelijders, — heelt eens iemand zeer terecht gezegd, — die zich veel meer bekommeren, om de uitbreiding van hun partij, dan om de uitbreiding van het ware Christendom, en die zich niet kunnen verblijden in de verbreiding van den godsdienst, als deze zich niet in hun eigen gevormden kring verbreidt. Er zijn menschen, en waar vindt men ze niet, — die buiten eigen gemeente en kring geen goeddoen kunnen zien, geen vooruitgang kunnen verdragen. Menschen bij wie het „Ik” zoo op den voorgrond staat, zoo in alles uitkomt, dat zij geheel in hun „Ik” opgaan-Dezen staan lijnrecht tegenover Johannes, lijnrecht ook tegenover een Paulus, die zich altijd verblijdde, als Christus maar gepredikt werd.
Des Doopers getuigenis omtrent zichzelven, bewijst de ootmoed, de nederigheid en geringheid welke Johannes zich bewust is tegenover Christus,
Zelfzucht, eerzucht, jalouzie, afgunst en al dergelijke openbaringen, teekenen ieder mensch, maar inzonderheid een Evangeliedienaar op het allertreurigst. Daardoor doet men niet weinig afbreuk aan bet rijk van Christus, en men is daarenboven on verdragelijk voor anderen.
Johannes, de zoon van Zacharia toont in dezen, niet alleen zijn roeping begrepen te hebben, maar hij bewijst ook te verstaan, hoedanig de verhouding behoort te zijn van den dienaar tegenover zijnen Heer en Meester. Neen, Johannes ergert het niet, dat er van zijn discipelen overgaan tot Christus. Hij ergert er zich niet aan, dat de toeloop tot hem minder wordt, en dat zij tot Jezus komen van alle kanten. Immers het kan niet duidelijker worden gezegd, dan gelijk hij bet uitspreekt: Hij moet wassen, maar ik minder worden. Zoo getuigt dan de man, van wien Christus verklaart, dat van allen die van vrouwen geboren, geen meerder was, dan deze Johannes. Daaruit blijkt allerduidelijkst, dat Johannes’ getuigenis in dezen, van geheel eenigen inhoud is. En dat is zoo in drieërlei opzicht. Allereerst bewijst dit, wat Johannes in Christus ziet en erkent.
In beeldspraak omschrijft Johannes dit met te zeggen: „Die de bruid heeft is de bruidegom, maar de vriend des bruidegoms, die staat en hem hoort, verblijdt zich met blijdschap om de stem des bruidegoms. Zoo is dan deze mijne blijdschap vervuld geworden.” Zoo kan niet spreken de dienaar, die zijn eigen eer zoekt. Johannes erkent Christus als de ware Bruidegom van Zijne gemeente. Die gemeente is de Bruid, de Koninklijke Bruid des Heeren. Johannes daarentegen acht het zich een eere en een weldaad de vriend van den Bruidegom te zijn. Hem te zien, Hem te hooren, op Hem te mogen wijzen als op het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt, is Johannes’ grootste ideaal. Johannes is zich volkomen bewust van beneden te zijn, gelijk Christus daarentegen van boven is. Zooveel heil en grootheid ziet Johannes in Christus, dat hij het openlijk uitspreekt: Die in Hem, dat is in den Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven, maar die den Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem.
Is het wonder, zoo mogen we dan ook wel vragen, dat deze Johannes met zooveel eerbied opziet tot Christus, en zulk eene geheel eenige hoogachting tegenover Hem, dien Hij als de Bruide- gom erkent, openbaart!
Als de dienaar des Heeren, wie hij dan ook zij, daar maar iets van ziet en gevoelt, zal hij nergens afkeeriger van zijn, dan van ijdelen roem en ijdele eer. Dan zeggen we met een Paulus, al waren we ook den hoogst begaafde en den mee&t begenadigde van alle menschen: „Hetzij verre van mij, dat ik zou roemen, anders dan in het kruis van onzen Heere Jezus Christus.” Het is dan ook in de tweede plaats van geen geringe beteekenis, dat Johannes, niet slechts voor zichzelven gelooft, wie en wat Christus is tegenover hem, maar dat hij zich daarenboven niet schroomt, dit openlijk uit te spreken. Dit teekent de zekerheid zijner overtuiging, de vrijmoedigheid en beslistheid van zijn optreden. Dit eert den dienaar en den oprechten belijder, tegenover zooveel halfheid, wankelmoedigheid en ongemotiveerde schuchterheid van zoovelen, Er zijn menschen die jaren achtereen voor belijders van Christus zijn doorgegaan, maar ze kwamen eerst later voor ernstige beproeving te staan, en toen bet daaraan toekwam, bleek bet, dat zij behoorden tot het geslacht, door den Zaligmaker geteekend in dat zinnebeeld van het zaad, dat geen diepte van aarde had. Het kan de zonnehitte der verdrukking niet verdragen.
Zoo zijn er ook dienaars, die Jezus hoog kunnen roemen en prijzen, als zij zelve daarbij maar gevleid en geëerd worden. Een kroon van goud wil ieder wel dragen, maar een kroon van doornen, doet de huichelaars vluchten. Om zijn openhartig en vrijmoedig belijden en getuigen kwam Johannes de Dooper ten laatste in de gevangenis, want bij had zelfs koning Herodes niet ontzien. Doch al kost het dezen getrouwen Getuige eindelijk bet leven, de vrucht zal Johannes niet ontgaan, van hetgeen de. Heere den oprechten heeft beloofd: „die Mij belijden zal voor de menschen, dien zal ik belijden voor mijnen Vader, die in de hemelen is.” Rijk van inhoud is in de derde plaats de getuigenis van Johannes tegenover Christus, met het oog op de duidelijke bewustheid daardoor geopenbaard van de verhouding waarin de dienaar tot den Meester, de gezant tot zijnen Zender staat. Die van boven komt, zegt Johannes, is boven allen.
In dat bewustzijn, kunt ge verstaan, wat het zegt te verklaren: „ik moet minder worden.” Het zou een oorzaak van droefheid en niet van blijdschap voor Johannes zijn geweest, als hij hooger en Jezus minder geacht en geëerd ware geworden. Wat de verlosten in den hemel zingen, waar zij het Lam eer en aanbidding toebrengen in het „Niet ons ô Heere! niet ons, maar U alleen zij eer,” dat wordt op aarde in beginsel geleerd. Van nature wil ieder mensch wel meerder maar nooit minder worden. Genade daarentegen leert, wat de natuur onmogelijk geven kan. Nooit kan de genade Gods heerlijker schitteren in den zondaar, dan in die ootmoedige en nederige dienstknechts-gestalte, waarin Johannes zich openbaart tegenover Christus.
Dat wordt vooral dan duidelijk als ge daarbij niet vergeet, welk een voortreffelijk man en dienaar Johannes, de zoon van Zacharias was.
De engel Gabriël had van hem voorzegd: Hij zou groot zijn voor den Heere. En als een ware Nazireër Gods is zijn grootheid gebleken.
Overeenkomstig de voorspelling is bij opgetreden in den geest en in de kracht van Elia, om de harten der vaderen tot de kinderen te bekeeren en de ongehoorzamen tot de voorzichtigheid der rechtvaardigen, om den Heere te bereiden een toegerust volk. Met een stem als een bazuin, en in de gedaante van een boetgezant, heeft hij het adderen gebroedsel van farizeïsme en eigengerechtigheid , als een ware zoon des donders aangegrepen en toegeroepen: „Brengt dan vruchten voort der bekeering waardig, en begint niet bij u zelven te zeggen, wij hebben Abraham tot eenen Vader, want ik zeg U, dat God zelfs uit deze steenen Abraham kinderen kan verwekken.
En de bijl ligt ook alreeds aan den wortel der hoornen, alle boom dan, die geene goede vrucht voortbrengt, wordt uitgehouwen en in het vuur geworpen.” Zoo heeft Johannes geijverd met een grooten ijver voor den Heere zijnen God, en toch was het dezen grootste van al de profeten niet te gering om openlijk te verklaren: Christus moet wassen maar ik moet minder worden. Een waardig dienaar de eer te geven, die hem toekomt, Heeft de Heere nooit verboden, juist omgekeerd. De Heilige Schrift, waardoor God de Heere tot ons spreekt, zegt ons, onder meer: acht hen en hebt ze lief om huns werks wil. Maar wee den mensch, die aan den mensch eere geeft, welke alleen aan God toekomt. Dan volgt trouwens meestal op een of andere wijze, de openbaring van Gods heilig ongenoegen. God is een jaloersch God op Zijne eer.
Het onderwijs ons hier geboden in deze getuigenis van Johannes is zoo rijk aan leering, dat we ons leven lang daar niet van uitgeleerd zullen komen. De mensch is een zinnelijk wezen, en gevoelt zich uit kracht daarvan altijd aangetrokken tot het zinnelijke; onderschatting en overschatting zijn twee uitersten, waartoe ieder mensch zoo licht kan komen, als de Heere ons niet bewaart. Christus is meer dan mensch. Hij is God en mensch in eenigheid Zijns persoons. Om in Hem te zien en te eeren wat Johannes zeggen deed: Hij’ moet wassen, is meer noodig dan natuurlijke kennis, meer dan natuurlijk gezichtsvermogen. Voor een oogenblik, hetzij dan korter of langer, konden de natuurlijke menschen zich aangetrokken gevoelen tot, en verwonderd zijn over Jezus’ leer en wonderwerken, maar om met volharding Hem te volgen, in ‘t openbaar Hem te belijden, en in beproeving niet te bezwijken, was en is er meer noodig, dan wat de natuurlijke mensch bezit. Door Gods Geest ontdekt aan zijn eigen bestaan, en door dien Geest verlicht, Christus te aanschouwen in het licht Zijner heerlijke openbaring, dat, maar ook dat alleen, maakt bet mogelijk, om volkomen en van ganscher harte in te stemmen met de getuigenis van Johannes: Hij moet wassen, Hij moet in eer en heerlijkheid, in macht en glorie toenemen, tot eens het Woord zal vervuld zijn, dat alle knie voor Hem zal buigen, en dat alle tong Hem zal belijden als de Heere der Heeren, als de Koning der Koningen, als de eenige Naam onder den hemel tot zaligheid geopenbaard.
Wordt dan maar minder in eigen schatting, zie dan maar uwe nietigheid en geringheid, ja wat meer zegt uw zonde en ellende, tegenover Hem, die vlekkeloos heilig is, maar weet dan, dat in dat klein zijn m u zelven, de ware grootheid voor God bestaat. Waar ge ooit te hooge en te groote gedachten van kunt hebben, nooit van Christus.
En als het er op aankomt, om eigen nietigheid en geringheid te omschrijven, wie zal dat ooit naar waarde en naar eisch kunnen doen.
Spiegele zich ieder in de waarheid ons hier voorgehouden, en geve de Heere allereerst zijnen dienaren, en vervolgens al zijn volk, uit genade, te verstaan en te beoefenen, wat Johannes bier uitspreekt in het:
„Hij moet wassen, maar ik minder worden.”

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 januari 1911

De Wekker | 4 Pagina's

Wassen en minder worden

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 januari 1911

De Wekker | 4 Pagina's