Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Christus, de drager der zonde

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Christus, de drager der zonde

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Die zelf onze zonden in zijn lichaam gedragen heeft op het hout.” 1 Petri 2 : 24a.

Welk eene onbeschrijfelijke heerlijkheid de apostelen des Heeren in Christus hebben gezien is zoo duidelijk uit hunne geschriften af te leiden. Of we de brieven van Paulus, of die van Petrus, of die van Johannes lezen, Christus is overal de hoofdinhoud. Paulus wenscht als dienaar en gezant van Christus in de gemeente niet anders te weten, dan Jezus Christus en dien gekruist. Petrus kent geen nieuw leven, en ook geen groei en wasdom van dat nieuwe leven, anders dan ia en door Jezus Christus. Johannes kent evenmin geestelijk leven, anders dan van hen, die gelooven in den Zoon Gods. Als Petrus een belangrijk stuk der Christelijke zedeleer ontwikkeld, in zijn schrijven aan de geloovigen, die in de verstrooiing zijn, komt hij in zijn uitgebreide vermaning tot Christelijke onderdanigheid ten laatste wijzen op het geheel eenige voorbeeld van Christus, „die voor ons geleden heelt, ons een voorbeeld nalatende, opdat gij zijne voetstappen zoudt navolgen”. Al de groot-beid en de uitnemendheid van den lijdenden Christus, in slechts weinige woorden saamvattend, lezen we dan: „die zelf onze zonden in zijn lichaam gedragen heeft op het hout.” Aandringende op de beoefening van lijdzaamheid en gehoorzaamheid, kan zeker niets worden genoemd noch bedacht, wat als drangrede, daarmede is te vergelijken, waar Petrus in dit zijn schrijven, Christus, als de drager der zonde, voor de oogen zijner lezers teekent.
Immers, dat wijst ons op de volmaakte gehoorzaamheid van Christus, die gehoorzaam is geweest tot den dood, ja tot den dood des kruises. Om de vreugde Hem voorgesteld, heeft Hij het kruis verdragen en de schande veracht. Wat Hij als Burg en Middelaar van eeuwigheid op zich had genomen, om voor Zijn volk een eeuwige gerechtigheid aan te brengen, dat volbrengt Hij in den tijd. Het welbehagen Gods, zal, naar Jesaja’s voorzegging, door Zijne hand gelukkiglijk voortgaan.
Dat doet ons blikken in die allerdiepste diepte van vernedering, aan welke Hij zich vrijwillig heeft onderworpen, die den smaad en de schande, ja wat meer zegt, die den vloek zijns volks op zich genomen heeft. Daartoe nam Hij in de volheid des tijds, de menschelijke natuur aan. Daartoe heeft Hij Zijne Middelaarsbediening aanvaard, waartoe Hij van eeuwigheid is gezalfd geweest, met den Heiligen Geest. Daartoe heeft Hij het tegenspreken van zondaren tegen zich verdragen. Daarin lag het groote geheim Zijner wondervolle openbaring, dat Hij die der Koningen Koning en de Heere der Heeren is, in zulk eene armoede en diepe vernedering op aarde is aanschouwd, dat Hij zelf verklaarde: de vossen hebben holen, en de vogelen des hemels hebben nesten, maar de Zoon des menschen heeft niet, waar Hij het hoofd op kan nederleggen.
Wie is ooit met smaad en schande overdekt geweest gelijk Hij! Wie heeft ooit in miskenning in hoon en in smaad van menschen gedeeld gelijk Hij, die gekomen is tot het Zijne, maar die door de Zijnen niet is aangenomen. In barmhartigheid, in innerlijk mededoogen, in heilige, onbaatzuchtige en reine liefde, heeft Christus de Heere steeds geschitterd en uitgeblonken, maar men heeft Hem niet geacht. En als Hij ten laatste, als een onschuldig schaap ter slachting wordt geleid, dan doet Hij Zijnen mond niet open. Volkomen bewust wat Hem daar wachtte, maakte Hij Zijn laatste opgang naar Jeruzalem, volkomen bereid en gewillig om den zoo bitteren beker Zijns lijdens te ledigen ten bodem toe.
Aan het kruis, en vloekhout op Golgotha genageld, tusschen twee moordenaren , hangt Hij ten spot en ten smaad van de gansche wereld, onder de allervreeselijkste lichaams- en zielesmarten. Zulke scherpe nagels zijn Hem door Zijn gezegende handen en voeten gedreven, — zulke vreeselijke doornen heeft men met die doornenkroon Hem in Zijn hoofd geslagen, — dat het door geeseling en onder veel lijden gefolterde lichaam, ineenkromp van smart. Maar wat daarbij en daaronder nog zwaarder was, dan dat alles, was den vloek der zonde, den toorn Gods, welke Hem in Gethsemané, het bloed uit de aderen perstte, en die Hem in Zijn uiterste lijden, aan het kruis jammeren deed: Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten ! Ach, zoo weinig, zoo uiterst weinig kan een nietig sterveling, die den naam van mensch draagt, zich daarvan voorstellen. Wij kunnen slechts lijden als schuldigen, als zondaars, maar Christus beeft als de Rechtvaardige geleden. Hij heeft geen zonde gekend noch gedaan. Niemand kan Hem van zonde overtuigen.
Omstandigheden kunnen iemands lijden verlichten, maar ook verzwaren. In Christus lijden hebben alle omstandigheden medegewerkt om Zijn lijden, als van oogenblik tot oogenblik te verzwaren.
Vrienden zoowel als vijanden, Joden zoowel als Heidenen, allen hebben Zijne smart verzwaard. Wat uitwendig niet zichtbaar was aan den kruisbalk, waar Petrus op wijst, maar wat het lijden aan dat hout zoo zwaar, zoo onbeschrijfelijk zwaar maakte, was de last der zonde, welke op dat hout gestapeld lag. Noch menschen, noch engelen konden dus ook dragen, wat Christus met en aan dal kruishout gedragen heeft. De zonde van al Gods uitverkoornen, had Hij op zich genomen. Voor die zonden moest betaald. Aan Gods gerechtigheid moest genoeg gedaan. Zonder bloedstorting is geen vergeving, In en door de offeranden en schaduwen was het afgebeeld onder bet Oude Testament. Door den mond van Gods heilige profeten was het luide en duidelijk gepredikt. Door bet geloof werd het reeds eeuwen te voren verstaan, wat een Jesaja Zijnen tijdgenooten voorhield in het woord der profetie, waar bij zeide: Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden verbrijzeld; de straf, die ons den vrede aanbrengt was op Hem, en door Zijne striemen is ons genezing geworden. Wat hebben Gods kinderen onder den ouden dag verlangend uitgezien, naar de komst van Christus. Koningen en profeten hebben begeerd om Zijnen dag te mogen beleven. Maar eerst moest de Schrift vervuld.
Eerst moest de dag daartoe aanbreken in Gods raad bepaald. En toen der tijden volheid was aangebroken, komen hemel en aarde in verrukking, als het wonder aller wonderen wordt aanschouwd: God geopenbaard in ’t vleesch. Dat Gods heilige engelen de harpen snaren: en hun jubellied aanheffen: Eere zij God.
En geen wonder, want nu is het ook Gods engelen gegeven om te mogen inzien in den verborgen raad Gods tot onze verlossing. Daarom zingen ze in God verblijd: Eere zij God in de hoogste hemelen, vrede op aarde, in menschen een welbehagen.
Welbehagen in een vervloekt Adams-kroost, omdat er een Verlosser is opgetreden, die Zijn volk zalig maken, en van al hun zonden verlossen zal! Haleluja! Onze zonden gedragen, — gedragen, — gedragen door den schuldovernemenden Borg — gedragen door Christus in Zijn lichaam op het hout.
Dat is beeldschrift, dat de wereld niet verstaat Dat is het apostolisch getuigenis, waar de natuurlijke mensch zich blind op kan turen, zonder het te vatten. Dat is Goddelijke openbaring, door het geloof geëerbiedigd, welke Gods kind in het stof doet bukken, om in diepe verootmoediging, geloovig, aanbiddend en zielzaligend te erkennen: Gedragen, ook voor mij! De zonde gedragen, dat zegt in de taal der Heilige schrift, de zonde in al haar zwaarte, in al haar verschrikkelijkheid, in al haar gevolgen.
Dat heeft Christus gedaan in Zijn lichaam, niet alzoo, alsof alleen Zijn lichaam, afgescheiden van zijne ziel zou hebben geleden, neen, met ziel en lichaam beide heeft Hij geleden, en heeft Hij gedragen den last des toorns Gods tegen de zonde. Hij deed dat, naar des apostels woord, aan het hout. Niet als of het dragen der zonde zich uitsluitend zou bepaald hebben tot het kruislijden van Christus. O neen. In onzen Heidelbergschen Catechismus wordt zeer terecht geleerd, dat Hij den ganschen tijd Zijns levens, maar inzonderheid aan bet einde van dat leven , den last des toorns Gods tegen de zonde heeft gedragen.
Aan het hout des kruises is het dragen der zonde voleindigd. Toen Christus stierf aan hel kruis op Golgotha, was Zijn lijden geëindigd Dat testament der genade was bezegeld met de woorden van Zijn stervende lippen vernomen, toen Hij uitriep: „Het is volbracht.”
Nu is het echter niet genoeg dat we weten, dat Christus als de van den Vader gezalfde Hoogepriester, de zonde heeft gedragen in Zijn lichaam op het hout. Petrus zegt met nadruk: „onze zonden.”
In overeenstemming met hetgeen we overal in de Schrift terug vinden, zegt dit met andere woorden, dat Christus de zonden van al Gods uitverkorenen, en van deze alleen, heeft gedragen. Bij Zijne komst in de wereld heette het: Gij zult Zijnen Naam heeten Jezus, want Hij zal Zijn volk zalig maken van hunne zonden. Gelijk de Hoogepriester onder Israël alleen en uitsluitend voor Zijn volk optrad, namelijk voor Israël, zoo ook beeft Christus alleen voor Zijn volk de straf der zonde gedragen, waar een Jesaja al van had getuigd: de straf die ons den vrede aanbrengt was op Hem, en door Zijne striemen is ons genezing geworden. Welk een onschatbare genade, — welk een onuitputtelijke vertroosting, waar Petrus aldus op wijst.
Wie nu uit genade, door het geloof, tot dat gezegende volk mag behooren, door Petrus in het adres van dezen brief, (zie Cap. 4) nader omschreven, die is door den Heere gesteld onder dat „uitverkoren geslacht”, dat „koninklijk priesterdom”, dat „heilig” en „verkregen volk”, van hetwelk deze zelfde apostel getuigt: U dan, die gelooft, is Hij dierbaar.
Vraag niet, boe dierbaar, want dat is naar eisch in woorden niet uit te drukken. Daar kan in één woord met geheel Gods kerk van gezegd worden: Al wat aan Hem is, is gansch begeerlijk. Opziende door het geloof, tot Hem, die hunne zonden op Zich nam, die hunne zonden in Zijn dierbaar lichaam beeft gedragen, met die onuitsprekelijke smarten en zielsangsten daaraan verbonden, buigt ge voor die Christus in het stof, om in de diepste verootmoediging uit te roepen: Niet ons o Heere! niet ons maar U zij de eer en de lof en dankzegging tot in alle eeuwigheid, want Gij hebt ons Gode gekocht met Uw bloed!
En zoudt ge u van die zoo groote en onuitputtelijke weldaad kunnen bewust zijn, zonder te gelijk ook eenigszins althans, te verstaan, waartoe dit is geschied? We kunnen niet deelen in de zegeningen van Christus’ Hoogepriesterlijke bediening, zonder Hem tevens te erkennen in Zijn Koninklijke waardigheid. En juist dit is bet, waar Petrus onder meer, bij de geloovigen op aandringt, dat zij als ware onderdanen van den allerhoogsten Koning zich mogen gedragen. Daarin en daardoor wordt de Heere verheerlijkt, als Zijne onderdanen Hem welbehagelijk leven en wandelen.
Dat moet, zal het wel zijn, het onderscheid aanwijzen tusschen hen die Christus in waarheid als hun Koning en Verlosser erkennen, tegenover de wereld, die Hem miskent en veracht, en alle naamchristendom, dat wetenschap voor geloof, en vorm voor wezen aanziet.
Onze zonden door Christus gedragen op het hout — door de bewustheid des geloofs van te mogen bezitten zal genoeg zijn, niet alleen om als de kamerling van de koningin der Mooren uw weg met blijdschap te wandelen, maar om zelfs in de ure van sterven, door de genade des geloofs nog te roemen in God, en met een Paulus te getuigen: Wij hebben het geloof behouden .... ons wacht na strijd en lijden de kroon des eeuwigen levens !

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 april 1911

De Wekker | 4 Pagina's

Christus, de drager der zonde

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 april 1911

De Wekker | 4 Pagina's