Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Dwang der liefde

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dwang der liefde

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

„En zij dwongen Hem zeggende: blijf met ons, want hel is bij den avond, en de dag is gedaald. En Hij ging in om met hen te blijven.” Luc. 24:29.

De dag van Jezus’ opstanding was voor de discipelen des Heeren een dag van groote verrassingen. Dat begon met de ontmoeting der vrouwen in den vroegen morgen aan ’het graf. Dat bewijst de verschijning des Heeren aan Maria, die weenende bij het graf, op het onverwachtst den Heere voor zich zag staan, zoowel als de verschijningen des Heeren aan Simon Petrus, aan Jacobus, en des avonds aan al de discipelen met uitzondering slechts van Thomas. En wie kent niet de geschiedenis der Emmausgangers. Aan deze herinnert ons Lucas, die ons verhaalt hoe Jezus hen is ontmoet op den weg, toen ze reisden van Jeruzalem naar Emmaus. Zonder dat zij wisten wie het was, (want hunne oogen werden gehouden, dat zij Hem niet kenden), had Jezus zich op eens in hun gezelschap gevoegd, was met hen gaan spreken, en legde Hij hun uit de Schriften, beginnende van Mozes, wijzende op hetgeen van den Messias geschreven was. Gekomen aan het vlek, waar zij naar toegingen, hield Jezus zich of Hij verder gaan zou, waarom de Emmausgangers met allen mogelijken drang der liefde, heilig geweld deden, ten einde den vreemdeling te bewegen met hen te gaan en bij hen te blijven. En inderdaad de Heere bewilligde hierin en ging met hen in het huis, waar Hij met hen blijven zou.
Wat die beide mannen ook gedacht hebben, in betrekking tot den hun onbekenden vreemdeling, die zich op den weg bij hen had gevoegd, zooveel is zeker, dat Zijne tegenwoordigheid hun aangenaam, Zijne gesprekken en Zijn onderwijs hun hart had ingenomen. „Ons hart was brandende in ons, als Hij tot ons sprak op den weg, en als Hij ons de Schriften opende”, zeiden ze later tot elkander. Gelijk het staal aangetrokken wordt door de magneet zoo werd hun hart aangetrokken tot den persoon, dien ze nu nog wel niet kennen,-maar die zich straks bij het breken van het brood aan hen openbaren zal als de levende, de verheerlijkte Christus. Zoo volgde dan ook voor die beide reizigers naar Emmaus, de eene verassing op de andere. En toen zij nog dienzelfden avond naar Jeruzalem wedergekeerd, daar in het gezelschap van de Elven, en die met hen waren, zich bevonden, waren ze der woorden en der gedachten vol, en vertelden zij hetgeen op den weg geschied was, en hoe Jezus de Heere hun bekend was geworden. Afgedacht van al de bijzonderheden waardoor de verschijning des Heeren aan de Emmausgangers onderscheidt, ligt in die enkele trek uit het verhaal van Lucas. „En zij dwongen hem zeggende: blijf bij ons”, een geheel eenige verklaring, van hetgeen de liefde is, en van hetgeen de liefde vermag. Liefde trekt liefde aan. Liefde verbindt en vereenigt. Christus is de verpersoonlijkte liefde. In de harten der zijnen is de liefde Gods uitgestort door den Heiligen Geest. Liefde tot Christus was het, dat die mannen op weg naar Emmaus zeggen deed: wij hoopten, dat hij was, degene, die Israël verlossen zou. Al was daarbij hun geloof nog zwak, en al waren zij nog als door nevelen omringd, toch waren in hun spreken de vonken der liefde zichtbaar. En toen zij in het spreken van den persoon, die zich aan hun zijde had geschaard op den weg, een aanrakingspunt gevoelden, begon de liefde in hen te branden als een vuur. Als hemelsche muziek klonken hen de woorden des Heeren in de ooren, toen ze uit de Schrift hoorden, wat omtrent den Messias door Gods heilige profeten was voorzegd.
Was het wonder, zoo mogen we daarom wel vragen, dat zij nabij het vlek gekomen, waar zij naar toegingen, niets liever wilden, dan dat de persoon, wiens dierbaar en onschatbaar onderwijs zij op den weg hadden genoten, nog niet van hen scheidde, maar met hen ging en bij hen bleef! Zeker, beleefdheid , bescheidenheid, gastvrijheid en meer, kan de eene mensch tegenover den ander en den eenen broeder tegenover een andere broeder wel noodigen, zelfs met drang, om van elkanders te huis, van elkanders tafel en vriendschap te doen genieten. De gastvrijheid der Oosterlingen was reeds in den Aartsvaderlijken tijd vrij algemeen. Maar meer, ontegensprekelijk veel meer was er, dat de mannen, die van Jeruzalem naar Emmaus waren gekomen zeggen deed: „Blijf met ons”.
We hebben hier natuurlijk in weinig woorden aangeduid, hoe deze mannen zich tegenover Jezus aanstelden, toen ze ter plaatse hunner woning waren gekomen. Maar wie zal zeggen, met hoeveel woorden ze hebben aangehouden en aangedrongen, om toch hun wensch en begeerte te verkrijgen.
Wie door Gods genade leerde ervaren, wat het is, als de liefde Gods in ons hart is uitgestort, door den Heiligen Geest, die kan eenigszins beseffen, ja die weet dan bij eigen ervaring hoe het hart van den een aan dat van den ander zich verbonden kan gevoelen. En vooral in betrekking tot hen, die de Heere als middel in Zijne hand wil gebruiken, om ons te onderwijzen, en te bemoedigen. Hoe aandoenlijk is zelfs het afscheid van Paulus aan het strand te Milete waar we lezen, dat knielende gebeden is en dat er een groot geween was onder al de aanwezigen, allermeest over het woord, dat men van Paulus’ lippen had gehoord, dat zij Zijn aangezicht niet meer zouden zien. De gemeenschap der heiligen is wat anders dan een koude, doode theorie van een of ander leerstuk. Zij is wat anders dan een ijdele klank. Waar behoefte is aan Jezus, en onze ziel uitgaat van verlangen naar Hem, die de hoogste plaats in ons hart heeft ingenomen, daar zijn allen die met ons in diezelfde weldaad deelen ons lief en aangenaam. En wie zal zeggen welke gedachten bij oogenblikken opkwamen in de harten bij dat naar Emmaus wandelende tweetal, toen het hun was, onder de verklaring van zoo menig profetisch woord, alsof een engel uit den hemel hun onderrichtte.
Die prediking op den weg was hun al te kort geweest. Van die geestelijke spijzen wenschten ze nog wel meer te genieten. En toen het dan scheen alsof dit alles op een oogenblik voor hen zou ophouden en voorbijgaan, toen dwongen ze Jezus, om met hen te blijven. Welk eene ontmoeting ook voor den opgewekten Christus, die de Zijnen zoo innig en zoo hartelijk liefheeft. Voor Zijne schapen had’ de goede Herder Zijn leven afgelegd. Voor Zijne arme schapen had de Heere zich aan ’t kruis laten nagelen en dooden. Voor Zijne schapen had Hij geleden, gebeden, gestreden en overwonnen.
De vijanden hadden gejuicht op Golgotha. Daar scheen het, alsof zij voor altijd overwonnen hadden, en het nu voor goed uit zou zijn met den gehaten Nazarener. Maar neen, de derde morgen, toen het begon te lichten in Gods schepping, was dit zooveel als beeldschrift van hetgeen zou plaats hebben in zoovele harten, waar het zoo donker was. Maria, Petrus en ook de Emmausgangers met zoovele anderen zullen deelen in dat heerlijk licht, dat in den hof van Jozef is opgegaan. De Heere had het wel voorzegd, dat Hij ten derden dage zou opstaan uit den dood, maar ach, wie kan zich daar de werkelijkheid van indenken. Wie kan oplossen de vraag, hoe dit geschied en waar Cleopas en zijn reisgenoot zochten naar die oplossing. Dat was het wat hen naar Jeruzalem had doen gaan. Wie zal zeggen, met welke gedachten ze toen vervuld waren. En toen ze in Jeruzalem niet gevonden hadden wat zij zochten, maar op hun terugreis zulk eene ontmoeting hadden, waarbij het hun steeds duidelijker werd, dat er nog geen enkele reden was om hun hoop en verwachting op te geven, werd hun verlangen al sterker om volkomen zekerheid te bekomen.
Met en onder de uitlegging der Schrift, was het hun gegaan als een lamp, die dreigde, wegens gemis aan olie uit te gaan, maar die met nieuwe aanvulling weer helderder gaat branden. In de uiterste poging die zij aanwenden, om hun Uitlegger te bewegen met hen te blijven, is het alsof zij daardoor te verstaan geven, „Gij die ons zulke heerlijke dingen hebt voorgehouden, Gij kunt ons ongetwijfeld nog meer, nog nader onderrichten. En wie schetst hun blijdschap, toen Jezus die zich eerst hield alsof bij verder gaan wilde eindelijk bewilligde om met hen te gaan. Die het waarlijk om Jezus te doen is, kan niet rusten voor men Hem gevonden heeft. Het zoeken naar den Heere gaat echter niet zelden met velerlei beproevingen en teleurstellingen gepaard, doch het ware zoeken, zal steeds met de heerlijkste uitkomst worden bekroond. Dat de ontmoeting en de gesprekken op den weg, en dat het binnengaan in de gastvrije woning te Emmaus, tot zulk een einde zou lijden, als de geschiedenis ons leert, neen, dat hadden Cleopas en zijn reisgenoot niet durven vermoeden. Onverwacht en ongedacht is Jezus zelve in hun midden. Hij heeft met hen gewandeld op den weg. Hij is hun Leraar geweest, die hen onderrichtte en de Schrift uitlegde. Eno wonder, toen hunne oogen geöpend werden en zij Hem kenden, die waarlijk uit de dooden was opgestaan, mogen ze voor een oogenblik wel sprakeloos van verwondering, aanbidding en blijdschap Hem hebben aangestaard, van Wien ze nu verzekerd waren, dat Hij waarlijk de Christus, de levende Christus was. Zoo is de Heere, die zoekers tot vinders, die armen tot rijken maakt en die den Zijnen, de heerlijkste uitkomsten bereidt. Wonderlijk is de Heere in al Zijn weg en werk. Wonderlijk is ook de liefde des geloofs, waardoor kracht ontwikkeld wordt om te doen en te zeggen als Jakob de Aartsvader in Zijne worsteling met God, toen hij zeide: Heere! Ik laat U niet los tenzij dat Gij mij zegent. In dat heilig dwingen, gelijk ook de Kananesche vrouwe deed, zien we, hoe het geloof een kracht is, waarvan een Johannes getuigt, dat het de wereld overwint. Als anderen het opgeven en zeggen het zal toch alles te vergeefs zijn, dan houdt het oprechte geloof aan. Er mag dan nog veel gebrek en zwakheid zijn in den geloovige, maar juist dit teekent de oprechtheid van het geloof, dat het werkzaam is en blijft op hope tegen hope.
Wellicht dat de Emmausgangers later nog wel tegen elkander gezegd hebben, ’t was of we er een voorgevoel van hadden , dat een blijde uitkomst ons wachtte. Zoo vaak gebeurt het dat Gods kinderen, van achteren gezien, wondervol door Gods Geest worden voorbereid, zoo wel tot het ondergaan van zware beproevingen, als tot het genieten van de meest heerlijke uitkomsten.
Gelukkig die maar door het licht van Gods heilig Woord zich laat leiden. Had dat licht die beide mannen niet bekoord, zij zouden niet door dwang der liefde, getracht hebben, Jezus te bewegen met hen te blijven, en dan hadden ze ook in die blijde verrassing als hun nu wachtte, niet gedeeld. Treurig is het, dat er altijd nog zooveel menschen zijn, die den schijn geven, dat ze naar Jezus zoeken, maar die zoeken en werkzaam zijn niet naar, maar tegen Gods Woord, Dat kan nooit anders, hoe gunstig het ook schijnen moge, dan op droeve teleurstelling uitloopen.
Iemand zeide eens: „die tot God bekeerd wordt, die wordt ook bekeerd tot de waarheid.” Meer dan veertig jaren geleden, hoorden we dit een zeer geoefend Christen eens zeggen, en menigmaal in ons leven hebben we er aan gedacht en de waarheid er van bevestigd gezien. Al wat niet is naar den regel van Gods getuigenis, dat zal geen dageraad hebben. Dat heilig dwingen van de Emmausgangers, dat laat zich alleen verklaren uit het vurig verlangen bij die mannen opgewekt, door het licht der waarheid hun ontstoken, bij het onderwijs, dat zij ontvingen uit de Heilige Schrift. Door Zijn Woord en Geest onderwezen, is Christus als de hemelsche Leidsman Zijns volks steeds werkzaam, om de Zijnen te leiden naar Zijn raad om ze daarna in heerlijkheid op te nemen. Dan zal ten volle worden verstaan, waar we hier maar van stamelen kunnen, dat „uit Hem, door Hem en tot Hem alle dingen zijn. Hem zij de heerlijkheid in der eeuwigheid Amen.”

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 april 1911

De Wekker | 4 Pagina's

Dwang der liefde

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 april 1911

De Wekker | 4 Pagina's