Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Eeuwig genadeverbond ? (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Eeuwig genadeverbond ? (I)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Naar aanleiding van ons antwoord op eene vraag over de beteekenis van het woord eeuwig in den Bijbel, schreven wij kort geleden: „Het genadeverbond is niet een verbond van eeuwigheid tot eeuwigheid, want het is in den tijd (wezenlijk iu het Paradijs en formeel met Abraham) opgericht, maar het duurt voort zonder einde.”
Naar aanleiding hiervan wordt door een broeder gevraagd of het genadeverbond niet van eeuwigheid is en als oorsprong volgens de Heilige Schrift niet beschouwd moet worden als zijnde de onderhandeling tusschen den Vader en den Zoon in den Vrederaad over de uitverkorenen.
Als antwoord diene het volgende: Het genadeverbond heeft zijn oorsprong en grond wel degelijk in den eeuwigen Vrederaad of het Verbond der Verlossing tusschen den Vader en den Zoon omtrent den borgtocht der uitverkorenen. Van eeuwigheid worden de uitverkorenen des Vaders aan den Zoon gegeven, die op zich neemt voor hen het rantsoen te betalen. Deze onderhandeling van eeuwigheid is een werk Gods naar binnen, d. w. z. een werk tusschen de onderscheidene Personen in het Goddelijk Wezen en de werken Gods naar binnen zijn alle van eeuwigheid.
Dit verbond der verlossing, hoewel de grond van het verbond der genade, moet echter niet verward worden met het genadeverbond , dat een werk Gods naar buiten is. De partijen in het verbond der verlossing of de raad des vredes zijn de Vader en de Zoon, de partijen in het genadeverbond zijn de ontfermende God en de gevallen doch uitverkoren zondaar.
Vóór den val had God een verbond der werken opgericht met den recht geschapen zondaar als Verbondshoofd van het menschdom, na den val richt Hij nu een ander verbond op met den uitverkoren zondaar. Hoewel nu dat genadeverbond van eeuwigheid is besloten, wordt het toch eerst in den tijd opgericht, daar de tweede party in het genadeverbond, n.l. de uitverkoren zondaar niet eerder daadwerkelijk bestond of hij moest eerst geschapen worden.
Onze oude Gereformeerde theologen hebben dan ook altijd in dezen zin over het genadeverbond gesproken. Calvijn kent wel eene eeuwige verkiezing maar geen eeuwig genadeverbond. Ursinus zegt in zijn schatboek, dat het genadeverbond is: „een verbond Gods met den mensch, waardoor God de menschen verzekert, dat Hij hun genadig wil wezen, de zonde vergeven, eene nieuwe gerechtigheid, den Heiligen Geest en het eeuwige leven schenken door en om zijnen Zoon den Middelaar.” Dit verbond tusschen God en mensch en niet God en den Middelaar, onderstelt dus eene oprichting in den tijd, want de mensen is niet van eeuwigheid, maar in den tijd geschapen. Borstius geeft op de vraag: „Met wien maakte God Zijn genadeverbond ?” ten antwoord: „Met Abraham en zijn zaad.” Hellenbroek zegt in zijn vraagboek dat het genadeverbond is opgericht: „Terstond na den val.” Brakel zegt in zijn „Redelijke Godsdienst” bladzijde 348 van deel I: „Het genadeverbond is eene heilige, heerlijke, welgeordineerde en eeuwigdurende overeenkomst of verdrag tusschen den algenoegzamen, goeden, almachtigen, rechtvaardigen, getrouwen, waarachtigen en onveranderlijken God aan de eene zijde, en tuaschen de uitverkorenen, die in de natuur zondig, verdoemelijk, onmachtig, walgelijk, hatelijk en ondragelijk zijn, aan de andere zijde.”
Verder zegt hij van dit genadeverbond op bladz, 562: „Het ia een eeuwigdurend verbond. Het is niet voor tien of twintig jaren, het is niet zoolang men leeft, maar het is een verbond zonder einde. Daarom wordt het dikwijls genoemd een eeuwig verbond. Het vloeit uit bet voornemen, dat naar de verkiezing is, dat vast blijft. Het is gegrond op het verbond der verlossing en den raad des vredes, hetwelk onverbrekelijk is.” Noch Calvijn, noch Ursinus, noch Borstius, noch Hellenbroek, noch Brakel leeren dus een eeuwig genadeverbond, in dien zin alsof het in de eeuwigheid zou zijn opgericht. Zij beschouwen het als eene onderhandeling Gods met den mensch in den tijd, vloeiend uit bet eeuwig voornemen Gods.
Wij zijn dus in goed gezelschap. De leer van een eeuwig genadeverbond tusschen den Vader en den Zoon als Hoofd der uitverkorenen is eerst in het midden der zeventiende eeuw in Engeland opgekomen en van daar in de 18de eeuw naar ons land overgebracht en door enkele Godgeleerden als Comrie en Holtius aangenomen en thans weer door Dr. A. Kuyper voorgestaan. Gods werk in het rijk der genade in den tijd wordt daardoor in de eeuwigheid verplaatst, besluit en daad Gods met elkaar verward en de weg geopend voor de leer van eene rechtvaardigmaking van eeuwigheid en eene wedergeboorte van eeuwigheid in het centrale Hoofd Christus.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 mei 1911

De Wekker | 4 Pagina's

Eeuwig genadeverbond ? (I)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 mei 1911

De Wekker | 4 Pagina's