Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Genadeloon (II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Genadeloon (II)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

C. N, N. te K. wiens vraag over het genadeloon wij eenigen tijd geleden hebben beantwoord, vraagt nogmaals om opheldering, daar hij niet verstaan kan dat er loon op het werk volgt. Hij vraagt: „Is uw onderscheiding — Het heet loon, omdat het volgt na het werk, niet voor het werk — wel schriftuurlijk? Lees ik in Genesis 22 : 15 en vervolgens niet van loon voor het werk ?
Onze vrager is niet de eerste die deze vraag gedaan heeft. Het smaakt voor menigeen een weinig naar den Roomschen zuurdeesem om te spreken van loon op het werk. Reeds in de dagen van Calvijn werd gewezen op Gen. 22 en de vraag geopperd: Hoe kan God aan Abraham als loon op zijn gewillig offeren van Izak datgene toezeggen wat Hij reeds lang vóór het offer, ja zelfs vóór Izaks geboorte aan Abraham als belofte schonk?
Calvijn toont dan aan dat het koninkrijk der hemelen niet is een loon op het werk der knechten, maar een erfenis voor de kinderen. Alleen Gods kinderen erven uit genade den hemel en toch is het weer een loon uit genade op hun werk geschonken. Hoe eene genade erfenis tevens een genadeloon kan zijn, beantwoordt Calvijn dan aldus:
„Eer Izak geboren werd, was aan Abraham beloofd een zaad, in hetwelk alle geslachten der aarde zouden worden gezegend, daartoe ook eene vermeerdering en uitbreiding des zaads, die wezen zou gelijk de sterren des hemels en het zand der zee en andere dergelijke dingen. Vele jaren daarna maakt Abraham zichzelven vaardig om zijn zoon te offeren, gelijk hem van God bevolen was. Als hij deze gehoorzaamheid volbracht had, zoo ontvangt Hij deze belofte: Daarom dat gij deze zaak gedaan hebt en uwen zoon, uwen eenige niet onthouden hebt, zal ik u grootelijks zegenen en uw zaad zeer vermenigvuldigen als de sterren des Hemels én als het zand dat aan den oever der zee is, en uw zaad zal do poorten zijner vijanden erfelijk bezitten. En in uwen zade zullen gezegend worden alle volkeren der aarde, naardien gij mijne stem gehoorzaam zijt geweest. Wat hooren wij ? heeft Abraham door zijne gehoorzaamheid verdiend de zegening, welker belofte hij ontvangen had, eer hem dat werk bevolen werd? Hier verstaan wij voorwaar zonder twijfel en omwegen, dat de Heere de werken der geloovigen beloont met die zelfde goederen, welke Hij hen reeds had gegeven, eer van de werken eenige gedachte was, en toen Hij geen oorzaak had, waarom hij hen zoude goeddoen, behalve alleen zijne barmhartigheid.”
Calvijn betoogt hier dus dat in Gen. 22 :15v.v. niet het loon voor het werk gaat, maar de belofte vóór het werk, het werk vrucht van de belofte is en het loon na het werk volgt. Dat God nu zegt het werk te beloonen met datgene, wat hij reeds uit genade vóór het werk beloofd heeft is niet om ons te bedriegen, zegt Calvijn, „want dewijl Hij wil dat wij door de goede werken zullen geoefend worden om te trachten naar het genieten van die dingen die Hij beloofd heeft, en dat wij in die goede werken wandelen zullen om te streven naar de zalige hoop die ons in de hemelen voorgesteld is, zoo wordt ook den werken de vrucht der beloften toegeschreven, dewijl wij daardoor tot de rijpheid en vervulling der zelfde beloften (met recht) gebracht en geleid worden”.
God belooft dus het genadeloon op het werk, hoewel het tevens genadebelofte is vóór het werk, opdat de geloovigen naar de vervulling der belofte zullen jagen. Als de Heere iemand roept en genade schenkt, legt Hij het beginsel des eeuwigen levens en de belofte der-zelve in het hart, doch Hij beloont tevens de werken der godzaligheid met het genieten van dat eeuwige leven in den hemel.
Vervolgens maakt N, de conclusie: „Het loon volgt na het werk. Dus geen loon, zoo geen werk voorafging. Zonder goede werken geen zaligheid. Hoe meer goede werken, hoe grooter heerlijkheid. Is deze voorstelling juist ?
Heeft N. dan nimmer gelezen: Zonder heiligmaking zal niemand den Heere zien ? zegt Jacobus niet, dat een geloof zonder werken dood is ? Al komen de werken in de rechtvaardiging niet in aanmerking als zijnde onvolkomen en met zonde bezoedeld, als vrucht der rechtvaardiging, als heiligmaking moeten zij er zijn, daar gemis der zelve aantoont dat de rechtvaardiging niet van den rechten stempel is. Waar geen goede werken zijn, daar is ook geen geloof, want het is onmogelijk dat hij, die door ’t geloof Christus is ingeplant , niet zoude voorbrengen vruchten der dankbaarheid, en waar geen geloof is, daar is ook geen zaligheid te wachten. Dan. 12:3 doet ons zien, dat naar mate het werk des geloofs en der genade grooter is, ook de heerlijkheid des te grooter zal zijn.
Teksten als 2 Kon. 20:3 en Neh. 13:14 doen ons zien hoe de Bijbel-heiligen in ootmoed het werk dat zij door Gods genade mochten verrichten voor Gods aangezicht brengen, niet om daarmede op hunne verdiensten te pleiten maar den Heere te wijzen op zijn eigen werk en de vervulling af te smeeken van de beloften aan het voortbrengen van goede werken verbonden. Zoo smeekt Hiskia om verlenging des levens, pleitende op zijn oprechten wandel om alzoo Gode te smeeken om de belofte van een lang leven, aan de vromen gedaan, ook aan hem te vervullen. Zoo pleit Nehemia op zijn zorg voor Gods kerk, willende daarmede den Heere wijzen op de belofte : Die Mij eeren, zal Ik eeren. Overigens doen teksten als Matth. 10 : 40 v.v. Matth. 12:37; Hom. 2 : 6 v.v. enz. duidelijk uitkomen dat God uit genade het werk des geloofs beloont, als men maar in het oog houdt wat eens Augustinus zeide omtrent die belooning: „Wien zou de Rechtvaardige Rechter de kroon geven, indien de Barmhartige Vader de genade niet gegeven had.”

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 juni 1911

De Wekker | 4 Pagina's

Genadeloon (II)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 juni 1911

De Wekker | 4 Pagina's