Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wonderbare spijziging

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wonderbare spijziging

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

„En zij aten en werden verzadigd, en er werd opgenomen, hetgeen hun van de brokken overgeschoten was, twaalf korven.” Lucas 9 :17.
Wat zullen we beginnen, zoo mogen Jezus discipelen wel gedacht hebben, toen de Heere aan het einde van een vermoeienden dag, de schare, die Hem gevolgd was, niet zonder eten van zich wilde laten gaan. Op het voorstel der twaalven, om de menschen, nu de dag begon te dalen van zich te laten gaan, opdat zij heengaande, zich van spijze mochten voorzien, antwoordde hun Heere en Meester: „Geeft gij hun te eten!” Maar hoe kan dit? De schare was zoo groot en de voorraad zoo klein. Vijf brooden en twee visschen; wat zijn deze onder zoo velen! Doch wat onmogelijk is voor menschen, is niet onmogelijk voor Hem, die niet slechts alle krank-heden geneest, maar die ook met weinig voorraad vele hongerigen kan voeden.
Op Jezus bevel gaan allen bij afdeelingen van vijftig zitten in het groene gras. Welk een gezicht, welk een orde en gepastheid. Vijfduizend mannen, behalve de vrouwen en de kinderen. Wat zal er gebeuren; hoe zal ‘t gaan? Zoo klein kon de voorraad niet verdeeld worden, dat ieder iets ontvangt. En o wonder, het onbegrijpelijke geschiedt! Allen eten, allen worden verzadigd en ....twaalf korven blijven nog over aan overgeschoten brokken.
Hoe kan dat, vragen de menschen, die de wonderen, en daarbij ook dit wonder in het evangelie lezen. Hoe kan dat? Op die vraag is geen ander antwoord dan hetgeen de Schrift zelf hierop geeft. Jezus nam de brooden en de visschen, zegt het geschiedverhaal. En die genomen hebbende, zag Hij op naar den hemel en zegende die. En wat er dan gebeuren kan, heeft de geschiedenis geleerd. De Schrift plaatst ons voor feiten, voor uitkomsten en resultaten, welke overvloedig bewijzen leveren voor de waarheid, dat Jezus Christus, Gods Zoon, de waarachtige God en het eeuwige leven is. Wie dit erkent en gelooft, heeft op de vraag: „hoe kan dit en hoe kan. dat?” een gepast en afdoend antwoord. Immers, dan weet men, dat er voor den Heere niets te wonderlijk is. Waar daarentegen dit geloof ontbreekt, daar blijft men vragen: hoe kan dat F Voor het ongeloof zijn de wonderen in de H. S. niets dan ergernis. Fabelen en fantasiën, waaromtrent men vragen durft: hoe is het mogelijk, dat ge nog langer aan dergelijke dingen kunt gelooven? Maar wat het ongeloof bespot en verwerpt, is daarmee niet bewezen onwaar te zijn. Verre van daar. Christus is dierbaar, en geheel Gods Woord is dierbaar, voor een iegelijk, die gelooft. Elk wonder, door Jezus tijdens Zijne omwandeling op aarde verricht, is dierbaar, — ook het wonder van die wonderbare spijziging. Het gaat hiermee als met geheel de Schepping: in de grootheid van het werk zien we de grootheid van den Werkmeester. Zoo zien we hier in de eerste plaats uitgebreide behoeften. Ook de behoeften voor ons tijdelijk leven, wat zijn ze uitgebreid!
Niet één mensch is zonder behoefte. Die behoeften zijn veel meer en veel grooter dan één mensch naar eisch kan omschrijven. Wat is ieder schepsel niet diep afhankelijk. Eén wenk immers van den Almachtige, en de mensch kan zich niet meer roeren noch bewegen! Denk u nu die groote schare van vijfduizend mannen; — en wie zal zeggen hoeveel vrouwen en kinderen daar nog bij waren. Om al die monden te doen eten, om aller buik te vullen, om in één woord allen te verzadigen, wat is daar veel toe noodig. Ziet ge nu op die kleine voorraad van enkele brooden en slechts een tweetal visschen, dan zegt ons natuurlijk verstand, ook van de geleerdste mensch van de wereld: daar is niets mee te beginnen! Hoe ook overlegd, onmogelijk kunnen die duizenden daarmee gevoed worden. Onmogelijk! Maar hoe vaak kwam dat voor in vroeger en in later tijd! Hoe menigmaal gebeurt het nog, dat wij voor zaken en toestanden komen te staan, waarbij we zeggen moeten, van ‘s menschen zijde is een gewenschte uitkomst onmogelijk.
Toen men blinden, dooven, stommen, geraakten en met den duivel bezetenen tot Jezus bracht — menschen waar alles te vergeefs aan beproefd was — dacht men ten laatste ook: genezing en redding is onmogelijk. Maar zoo gaat het met alles. Als de aarde dor en dood is, kunt ge het zaad in uwen akker werpen, maar gij kunt dat zaad niet doen leven. En als dat zaad begint te leven en opschiet, dan kunt ge dat eene zaadje niet vermenigvuldigen , zoodat het eene zaad of de eene zaadkorrel vele andere voortbrengt. Dit is voor den mensch onmogelijk. Nog sterker blijkt de afhankelijkheid en het geestelijk onvermogen van den mensch op geestelijk gebied. Laat de behoefte in u ontwaken naar redding en behoudenis, door de werking des Heiligen Geestes en roep te hulp wat ge wilt, maar geen schepsel ter wereld kan u redden. ‘t Is vruchteloos, waar men zich meê vleit, want ‘s menschen heil is ijdelheid. Alleen het bloed van Jezus Christus Gods Zoon, reinigt ons van alle zonden. Maar gelukkig, waar Jezus is, daar is het leven, en met bet leven ook de vervulling van al onze levensbehoeften. Dat zien we in de tweede plaats hier in en bij die wonderbare spijziging. Het was alsof de Heere door op te zien naar den Hemel zeggen wilde: menschen, voor welke behoeften gij ook geplaatst en in welken nood ge ooit moogt verkeeren, volgt mijn voorbeeld en ziet op naar den hemel. Met andere woorden, weet en bedenkt, dat alle goede gaven van den Vader der lichten moeten afdalen, bij wien geene verandering is, noch schaduwe van omkeering.
Kan de mensch alleen biddend vragen, Jezus kan biddend eischen. De heidenen zijn Zijn erfdeel en de einden der aarde zijn Zijne bezitting. Hij is waarachtig en rechtvaardig mensch, maar Hij is ook waarachtig God. Behaagt het Hem om door teekenen en wonderen Zijne hooge afkomst te bewijzen, dan zien we, dat er voor Hem geen ding te wonderlijk is. Als er dan geen raad is bij menschen, dan is er raad bij Hem. De Heere neemt het brood en de visch, hij breekt de spijze met Zijne handen, geeft die aan Zijne discipelen om der schare voor te leggen, en ongemerkt wordt er maar steeds uitgedeeld en voorgelegd, terwijl de geringe voorraad in plaats van te verminderen nog steeds vermenigvuldigt. We lezen van Elia, bij de weduwe te Sarepta, dat het meel van de kruik en de olie van de flesch niet minder werd onder het gebruik. Hier is het wonder nog sterker, want niet alleen kan er van minder worden geen sprake zijn, maar de voorraad wordt steeds grooter. Dat blijkt immers in de uitkomst , dat aan het einde van den maaltijd, nadat allen hadden gegeten en verzadigd waren, nog twaalf korven werden gevuld met overgeschoten brokken.
Hoe kan dat, zoo kunt ge vragen, en er is op die vraag geen ander gepast en afdoend antwoord dan dit: het is een wonder! Wel te onderscheiden van wat men iets wonderlijks noemt! Wat wonderlijk is voor den één, dat is voor een ander vaak zeer verklaarbaar en gemakkelijk op te lossen. Zoo is in vele dingen van wetenschappelijken aard, voor oningewijden iets wonderlijks, waar men niets van begrijpt, maar geheel anders is dit, als ge zelf in die kunst of wetenschap onderwezen zijt. Met een wonder is dit anders. Wonderen kunnen door menschelijke wetenschap nooit worden opgelost. Wonderen doet God alleen! Aan zijne Profeten en Apostelen heeft de Heere de gave meermalen verleend om wonderen te doen, doch dan deden zij dit door de kracht des Heeren.
Bij de genezing van den kreupele aan de poort des tempels door Petrus en Johannes, spraken die dienaren des Heeren het duidelijk uit, niet door hunne kracht of godzaligheid was dit geschied, maar door de kracht van Hem, die gestorven en opgewekt en nu aan de rechterhand Gods verhoogd en verheerlijkt is. Zie hier, zoo roept dan ook het feit dier wonderbare spijziging ons toe, wat Jezus, de Heere, vermag, die in dit wonder zijn geheel eenige grootheid, majesteit, macht, liefde en barmhartigheid betoont. Tegenover de behoefte van die duizendtallen hongerige menschen, de genoegzame, de overvloedige vervulling in Hem, die niet slechts in de behoefte des lichaams, maar, wat nog zoo veel meer zegt, die ook in alle onze zielsbehoeften volkomen vervalling kan schenken. Denk daarbij nu eens door over de vraag: waarom en waartoe toch die wonderbare spijziging? Als de Heere, waar de dag aan het dalen was, gedaan had gelijk zijne jongeren voorstelden, dat Hij de schare van Zich gelaten had, wie zou daar iets wettigs tegen in hebben kunnen brengen?
Uit eigen beweging was het volk van alle zijden toegestroomd, toen men maar eenmaal de plaats bad ontdekt waar Jezus met zijne discipelen was heengegaan om wat te rusten. De Heere had hen niet weggezonden, maar hij predikt hun het koninkrijk Gods. En nu het avond werd en Zijn vriendelijke oogen de schare overzagen, was Hij innerlijk met hen bewogen, en wilde ze niet nuchteren van zich laten gaan. Van daar dat woord tot Zijne jongeren. Geef gij hun te eten. Dat is der dienaren werk op geestelijk gebied: spijzen uit te reiken! Maar hoe zullen zij dat doen, zoo zij het niet uit de hand des Heeren ontvangen! Moet vooraf worden opgezien naar den hemel en worden dan door den wonderdoenden Christus de spijze gezegend, hoe is dan hieruit als onderwijs des Heeren af te leiden dat alle zegen van boven komt en we het nooit beneden moeten zoeken of van beneden moeten verwachten, wat alleen van den Gever aller gaven komen moet en komen kan. Is daarenboven onzerzijds alles verbeurd, hoe waardig is dan de Heere door ons, Zijne schepselen, erkend te worden, beide in stoffelijke en geestelijke gaven. En dat het weinige tot zulk een groote voorraad kan vermenigvuldigd en zoo velen ten zegen kan worden, hoe predikt ons dit op kennelijke wijze, dat niet het vele noch het groote, maar ook het kleine en geringe, door den Heere gezegend, tot zulke verreikende gevolgen leiden kan. Werd het niet duizende malen bevestigd en met dankbare blijdschap in God erkend, door hen, die niet in het vele of op het groote van hunne bezittingen hadden te roemen, maar die desniettemin konden getuigen van hun rijkdom en overvloed in God. En welk eene prediking ligt hierin, in betrekking tot de behoefte van ons zieleleven. Christus is het brood des levens. Dat geestelijke brood wordt ons in het evangelie voor-gediend. Hoe weinig hebben we daar maar van noodig, als de Heere het gebruiken en zegenen wil. Al moesten we dan prediken voor een nog grooter schare, als in die woeste plaats om Jezus was vergaderd, en al zouden dan allen hongerig en dorstig naar de gerechtigheid vragen, hoe zullen die allen worden verzadigd, dan is de Heere de machtige, om, tegenover zoo veel en velerlei behoefte, uit Zijne volheid te schenken genade voor genade. Laat dan ook de meest uitnemende dienaar maar niets van zichzelven, doch alles van Jezus verwachten, dan heeft de geschiedenis van alle eeuwen geleerd: Hij is de Machtige en de bereidwillige, om te doen boven ons bidden en denken. Niet één uit die groote schare, door Jezus gespijzigd, is hongerig heengegaan. Allen hebben gegeten en zijn verzadigd geworden. Trouwens, hoe kan het anders: er was overvloed.
Bij schaarste van brood of van water hoort men nog wel eens, dat de voorraad is uitgeput en dat deze niet toereikend was voor de behoefte. Doch Gode zij dank voor Zijne onuitsprekelijke genade, die de hand des geloofs naar Jezus mag uitstrekken, die zal, naar Zijne belofte ontvangen, genade hier en het eeuwige leven hier namaals.

„‘t de Heer’, die ‘t recht der armen,
Der verdrukten gelden doet;
Die uit liefderijk erbarmen,
Hongerigen mild’lijk voedt,
Die gevangenen vrijheid schenkt,
En aan hun ellende denkt.”

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 september 1911

De Wekker | 4 Pagina's

Wonderbare spijziging

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 september 1911

De Wekker | 4 Pagina's