Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Brood des lerens

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Brood des lerens

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Ik ben het brood des levens.” Joh. 6:48

Brood. Op natuurlijk gebied verstaan we onder deze benaming alles wat dient tot vervulling van lichamelijke nooddruft. En op geestelijk terrein, datgene wat de mensch noodig heeft voor zijn ziel.
Voor zijn brood doet de mensch heel wat. Zeker, daar zijn ook luie menschen, die liever hun brood zoo gemakkelijk mogelijk krijgen, die te vadsig zijn om hun brood te verdienen en liever zoo maar raak leven, zoo maar onbezorgd — maar zoodanigen buiten beschouwing gelaten — is ’t niet wel voor gegronde tegenspraak vatbaar, dat de mensch heel wat voor zijn brood doet. Brood te kunnen verdienen is aangenaam vooral in tijden van socialen achteruitgang; als er in vele bedrijven meer of minder malaise heerscht — wie is dan niet blijde toch nog iets te kunnen verdienen.
Een eerlijk stuk brood te kunnen nuttigen is heerlijk voor dengene, die niet van bedriegerijen en knoeierijen wil leven.
Meer brood vraagt men soms. Gegrond en ongegrond. O, zeker, sommigen hebben een karig stuk brood, hoe hard en lang zij ook arbeiden. Maar daar heerscht ook veel ontevredenheid in ’t algemeen. De socialist roept luide om meer brood. Daar zou hij de maatschappij voor willen omkeeren. Allerlei geweld en ongemotiveerde staking schijnen hem wel eens geoorloofde middelen om zijn doel te bereiken.
De Christen echter vraagt op Jezus’ bevel: „Geef ons heden, ons dagelijksch brood”. Niet, alsof hij alléén bidt, neen hij werkt ook. Maar hij erkent God als de Bron, waaruit hem ook alle voorspoed toekomt. Hij rekent met zijn God ook in het maatschappelijk leven. Hij bidt om en werkt voor brood en als zijn God hem brood geeft, dan heeft hij daarin de hand zijns Gods te zien, die hem gezondheid en levenskracht geeft om te kunnen werken en die hem ook door middel van menschen arbeid doet vinden.
Dit alles zoo zijnde hebben wij echter er op te letten, dat ’t nog maar bet natuurlijke brood geldt. Dat is de spijze, die vergaat. Alleen voor het aardsche lichaam dienende. Maar de mensch heeft ook een ziel. En die ziel heeft ook brood noodig. Levensbrood, want de spijze, die vergaat kan niet dienen voor het geestelijk bestaan van den mensch.
En op dat Brood des levens maakt de Heiland opmerkzaam, hen, die ijverden voor een geestelijke spijze, welke niet den honger der ziel kan stillen.
Brood des levens is de spijze, welke God beschikt heeft voor de ziel. Maar wat een tegenstrijdige gevoelens bestaan er ook op dit punt, De Joden en voorts alle eïgengerechtigen en geestelijk-verwaanden zoeken het levensbrood in zichzelf. In wat zij doen en laten; in wat zij haten en beminnen; in hun kennis, m hun deugd, in hun niet-van-den-echten-stempel-zijnde vroomheid zoeken zij spijze voor de ziel.
Zij komen er niet toe om als het Brood Gods, dat uit den hemel nederdaalt, te erkennen Hem, die als de Opperste Wijsheid zijn slachtvee heeft geslacht, en zijn wijn heeft gemengd. Dwaze mensch, om te verwerpen dat ware Brood Gods. Daartegen waarschuwt dan ook de Heiland. Daarom riep Hij uit, en nog heden ten dage tot de voleinding der eeuwen geldt dit woord: „Ik ben het Brood des levens” „Ik”. Want de Heere Jezus Christus alleen is door den Vader gegeven tot vervulling van alle, ja alle nooddruft der ziel. En Hij is ook de vervulling daarvan. Immers, in Hem is het leven, bij Hem is de troost, Hij is dat hemelsche Manna, dat de Heere aan zijn volk op de woestijnreis uit genade geeft. Er is geen smart, welke Hij niet heelen kan, geen behoefte, welke Hij niet vervullen kan, geen ellende, waaruit Hij niet verlossen kan. Hij is de spijze, welke blijft tot in eeuwigheid. Hij is het Manna, dat verborgen is, dat naar zijn eigen belofte aan de overwinnaars rijkelijk wordt toebedeeld. Met dit „Ik ben het Brood des levens” vervalt dan ook alles, wat menschen tot levensbrood zouden willen stempelen. Er is maar één spijze voor de ziel en die spijze is Christus. Zoo getuigt Hij zelf. Wij moeten dus tot Hem alleen. Geen spijze zoeken in zelfgemaakte vroomheid, niet in tranen en aandoeningen maar in Christus alléén.
Dan komen wij niet bedrogen uit. Dan wordt gewis de nooddruft vervuld. Dan zal onze ziel niet vermageren, maar leven en in wasdom toenemen. Dan zullen wij bestand zijn tegen de hitte der verzoeking. Dan zullen wij genieten en vinden den verborgen omgang Gods, welke Hij „zijn vrienden naar zijn vreeverbond toont”.
Om den Christus Gods als het Brood des levens te begeeren is, het spreekt van zelf, zielehonger noodzakelijk. Als iemand geen honger heeft, begeert hij geen brood. De kranke heeft geen lust tot spijze. Brood is heerlijk voor den hongerige.
Zoo moet er ook geestelijke honger zijn om te begeeren het levensbrood. Hoe staat het daarmede? Ai mij! Hoe vol is de mensch van allerlei buiten Christus. Jezus verweet den Joden: „Mijn woord heeft in u geen plaats”. Hoe kwam dat? Omdat zij overvol waren van zichzelven. Zij waren vol van geestelijken hoogmoed, van eigengerechtigheid , van zelf gemaakte vroomheid, van ingebeelde hooge kennis. Hoe konden zij dan honger naar bet levensbrood hebben! Zoo zijn er, helaas, nog velen. Zij kunnen Christus missen. Want ofschoon zij Hem soms met den mond roemen, hun hart is echter verre van Hem. Gelijk Pilatus uitriep: „wat zal ik met Jezus doen?” Zoo kunnen zij eveneens zeggen in betrekking tot den droeven staat hunner ziel: „wat zullen wij met het Brood des levens doen?”
Anderen zijn er, die zelfs niet eens uitwendig godsdienstig zijn. Wat zullen ook zij Christus begeeren! De zonde-dienst en de uitgieting van allerlei goddeloosheid trekken hen aan. Dat is hun brood. Maar het is verderfelijk brood. Het is dat brood, waarvan zij zich den dood aten.
Zoo staat dan in alle maniere vast, dat alleen de aan zich zelf ontdekte zondaar honger naar Jezus gevoelt.
Want om dien honger te doen ontstaan gaat Christus onze ziel aan haar zelve ontledigen. Hij breekt af de nietige leunsels en steunsels. Hij graaft weg den valschen grond. Hij rukt uit de woekerplant van eigengerechtigheid. Hij maakt het uitverkoren vat jammerlijk arm en blind en naakt. Door al deze afbrekende werkingen des Heiligen Geestes ontstaat dan de geestelijke honger en die honger doet ons roepen om het Brood des levens, want dat alleen kan de onrust der ziel stillen. Dan zijn wij hang om te bouwen op valschen grond. Dan kan alleen dat Brood Gods, dat uit den hemel nederdaalt, de kracht de troost en de blijdschap onzes levens zijn. Hoe heerlijk is ’t dan als persoonlijk aan ons bevestigd wordt de zalige kracht van het woord van Christus: „Ik ben het brood des levens,”
Ziet, laat ons onszelve in dit stuk beproeven n.l. of wij dien honger naar Christus gevoelen. Diep treurig is ’t, als ons hart vol is van allerlei buiten Christus. O, de mond kan veel zeggen, maar ’t hart is er soms verre van.
Wie weinig behoefte gevoelt moet schade lijden. Immers, als ’t hart in de ware behoefte leeft, wordt er ook veel gevraagd van Christus en — wie veel vraagt krijgt veel van Hem.
Christus het Brood des levens, o dat is eene waarheid voor den geloovige zoo heerlijk, want zij zegt, dat al de behoeften bevredigd kunnen worden.
Wij hebben hierbij nog op iets noodzakelijks te letten.
Om te eten is een mond noodig. Als er spijze gereed staat doch men laat baar onaangeroerd, baat zij niet. Wat zou een hongerige aan spijze hebben, als hij ze niet gebruikt. Nu is Christus het Brood des levens. Dit is Hij voor arme zondaren. Nu hebben wij dan ook den Christus als zoodanig te gebruiken. Waardoor? Door het geloof. Het geloof is de mond, de geestelijke mond, waarmede Christus, als het levensbrood gebruikt moet worden.
Wie Hem niet door het geloof leert aannemen mist de zalige verkwikking, welke de vrucht is van het eten van het levensbrood. Hij geniet niet de geestelijke blijdschap. Hij blijft van verre staan. Dikwerf dringt de vraag zich aan zijn ziel op: „is dat levensbrood wel voor mij ?” Allerlei bezwaren doen zich op. De Satan betwist hem het recht om zoo maar Christus aan te nemen en tracht hem wijs te maken, dat Christus wel voor anderen, maar niet voor hem is, Maar er kan ook zijn geestelijke schuchterheid, bij het zien op eigen zonde en het gewicht der zaak.
Hoe dit ook zij — als geloofslicht over den Christus en zijn weg met de ziel ons bestraalt en geloofskracht om Hem aan te nemen in ons hart is gelegd, dan wijken alle bezwaren, dan zien wij alleen op Hem, die goddeloozen rechtvaardigt om zijns zelfs wille.
Op dat geloof komt bet dan aan als middel om het Brood des levens te leeren gebruiken.
Ongetwijfeld, het is ’n gave Gods.
Zoo leert ons de Heilige Schrift.
Zoo wordt het ook ervaren.
Maar het is ’n gave, welke Christus ook mededeelt.
Naar zijne vrijmacht. O, zeker. De een bezit die gave meer dan de ander. Daarom leve de bede gedurig in ons hart: „Heere, vermeerder ons het geloof.” Ja, dan zullen wij Christus kunnen aannemen en gebruiken als het Brood des levens. Voorts, het geloof houdt aan. Strijd en twijfelmoedigheid moge soms de ziel terug dringen — toch zal het geloof weer doorbreken en tot dien Christus de toevlucht doen nemen niet alleen, maar Hem ook leeren aannemen als dat Brood Gods, dat ook voor onze ziel uit den hemel nederdaalt. Dan leeren wij zijn Woord aangrijpen en zijne beloften vasthouden.
Zalig wie in Christus alleen het Brood des levens mag vinden; Zalig wie aan Hem behoefte gevoelt.
Driewerf Zalig, wie door het geloof Hem gebruiken mag als de hemelsche spijze voor de ziel.

A. (Aarlanderveen) J.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 januari 1912

De Wekker | 4 Pagina's

Het Brood des lerens

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 januari 1912

De Wekker | 4 Pagina's