Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

1 Cor. 6:1 tot 6

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

1 Cor. 6:1 tot 6

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

A. V. te E. wenscht omtrent deze verzen eenige opheldering. Zij luiden aldus:
„Durft iemand van ulieden, die eene zaak heeft tegen een ander, terecht gaan voor de onrechtvaardigen en niet voor de heiligen? Weet gij niet dat de heiligen de wereld oordeelen zullen? En indien door u de wereld geoordeeld wordt, zijt gij onwaardig de minste gerechtszaken? Weet gij dan niet, dat wij de engelen oordeelen zullen? hoe veel te meer de zaken, die dit leven aangaan? Zoo gij dan gerechtszaken hebt, die dit leven aangaan, zet die daarover, die in de gemeente minst geacht zijn. Ik zeg u dit tot schaamte. Is er dan alzoo onder u geen, die wijs is, ook niet één, die zoude kunnen oordeelen tusschen zijn broeders? Maar de eene broeder gaat met den anderen broeder terecht en dat voor ongeloovigen.”
De leden der Corinthische gemeente worden hier bestraft dat zij zaken, dat is twistzaken, b.v. over geldzaken, erfenissen , oneenigheden enz, voor den hei-denschen rechter brengen, inplaats van die door broeders uit de gemeente zelve te laten beslissen. Het was n.l. den Joden geoorloofd onder de Romeinsche heerschappij, burgerlijke zaken door Joodsche rechters te laten beslissen, en daar de christenen door de Romeinen in de eerste eeuw na Chr. als eene Joodsche secte werden beschouwd, was ook dit den. christenen geoorloofd. Wanneer de Romeinsche proconsul te Corinthe gerechtsdag hield, dan kwamen de partijen, die over tijdelijke goederen verschil hadden, tot hem. Die partijen mochten uit de voornaamsten der stad gezworenen kiezen, die over hen uitspraak zouden doen, want volgens bet Romeinsche recht was noodig dat de rechtenden vertrouwen hadden in de personen, die over hen als rechters zouden zitten. Dit heette „tot rechters stellen.” Waar nu de partijen hun eigen rechters kozen, drukten ze daarmede uit volkomen vertrouwen in hun rechters te stellen.
De Apostel keurt het nu af dat de christenen heidenen tot rechters over hunne twistzaken kozen. De christenen zijn geroepen heiligen, die in den oordeelsdag met Christus de wereld zullen oordeelen. En zouden zij die eenmaal de wereld zullen oordeelen, dan niet in staat zijn de burgerlijke zaken onder christenen te beoordeelen? Ja, zelfs de engelen die gezondigd hebben, zullen door de christenen in dien grooten dag geoordeeld worden, hoeveel te meer moeten zij dan in staat zijn de zaken die dit leven aangaan te beoordeelen. Neen zij mogen geen heidensche rechters hiervoor kiezen, twisten onder christenen moeten door broeders uit de gemeente worden beslecht. Men zet toch niet het mindere over het meerdere en heidenen die eens in den oordeelsdag veroordeeld zullen worden over heiligen die wereld en engelen zullen oordeelen? Zoo dan christenen gerechtszaken over ’t burgerlijk leven hebben, zetten zij daarover personen die door de gemeente voor niets geacht worden, n.1. heidenen?
Zoo toch moét vers 4 verstaan worden. Het grieksche woord dat vertaald is als gebiedende wijs „zet daarover”, kan even goed vertaald worden door: „zet gij daarover?”, en „die in de gemeente minst geacht worden”, zijn geen leden der gemeente maar heidenen, want er staat letterlijk in het Grieksch: „de voor niets geachten in de gemeente”. Werden door den Apostel gering geachte gemeenteleden bedoeld, dan zou hij geschreven hebben in het grieksch: „de in de gemeente gering geachten”. Ook is onze vertaling in strijd met vers 5, waar de Apostel juist voor rechtszaken tusschen broeders der gemeente wijzen en niet in de gemeente minst geachten als rechters wil laten optreden. In vers 4 zet de Apostel dus zijne vragen, in vers 2 en 3 gedaan, voort en vraagt: Zoo gij dan gerechtszaken hebt, zet ge daarover heidenen, die in de gemeente als niets geacht zijn? En vervolgens in vers 5: Hebt gij dan niemand in de gemeente die als rechter kan optreden tusschen broeders? Is daar geen wijze, geschikt tot oordeelen ? Moet gij dan naar de heidenen, de ongeloovigen gaan, zooals gij doet. Dat zeg ik u tot schaamte, dat moest geheel anders zijn.
Er zijn ook wel uitleggers die vers 4 de uitdrukking „zet die daarover” als gebiedende wijs vertalen, doch dan voegen zij het woord „liever” er aan toe en vertalen dit vers aldus: zoo gij dan rechtszaken hebt, die dit leven aangaan, zet liever die daarover die in de gemeente minst geacht zijn (dan heidenen), doch deze vertaling is onnauwkeurig, daar gelijk wij reeds zeiden, met de minst geachten in de gemeente, geen gemeenteleden maar heidenen bedoeld worden. Geen zaken over dit tijdelijk leven, waarover broeders ’t niet eens kunnen worden, brenge men voor den heidenschen rechter, maar voor broeders uit de gemeente, die er over oordeelen moeten.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 februari 1912

De Wekker | 4 Pagina's

1 Cor. 6:1 tot 6

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 februari 1912

De Wekker | 4 Pagina's