Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De geschiedenis der Doleantie (21)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De geschiedenis der Doleantie (21)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want het eigenlijk verschil tusschen De Liefde en de la Saussaye was niet, dat de Liefde den kinderdoop verwierp en dat Saussaye dien erkende, maar hier botsten op kerkelijk gebied het ultra juridische en het ethisch irenische beginsel tegen elkander aan. De Liefde, die zelf een martelaar voor zgne overtuiging geworden was, kon onmogelijk vatten, hoe men in een kerk met een belijdenis die men zeide te gelooven en lief te hebben, lijdelijk kon aanzien, dat deze zelfde belijdenis door predikanten en andere ambtsdragers werd verminkt en vervalscht. Wel werd er geprotesteerd, maar De Liefde eischte een daad, en tot deze daad waren zelfs mannen als Groen niet te bewegen, hoeveel minder de la Saussaye en Beets, die een ethische opvatting van de tucht waren toegedaan. Verzoening of overeenstemming tusschen beide beginselen was niet mogelijk, want in de toekomst zouden deze beiden zich hoe langer hoe verder van elkander verwijderen: het juridisch confessioneele en het ethisch-irenische, en op het laatst tegen elkander over staan en elkander gaan bestrijden.
Maar evenzeer was van af dit oogenblik samenwerking onmogelijk. Nu de richtingen zich onder de vrienden zoo duidelijk hadden afgeteekend, kan het niet verwonderen dat in het Aprilnummer der Vereeniging van het volgende jaar 1855 met groote letters de aankondiging te lezen stond: De gewone halfjaarlijksche bijeenkomst van christelijke vrienden te Amsterdam zal ditmaal geen plaats hebben. De christelijk-philantropische werkzaamheid zal waarschijnlijk worden opgevat in eene vergadering van leeraars en leden der Ned. Herv. kerk, waarvan wij tijd en plaats hopen bekend te maken in een eerstvolgend nummer. Zoo was de Vergadering der christelijke Vrienden voor goed ontbonden. Niet bij verrassing, want 3 dagen voor het samenkomen had Wormser reeds aan Groen geschreven: „Van de bijeenkomst op 24 en 25 October heb ik geen verwachting. De Amsterdamsche heeren (vergeef mij de uitdrukking) moeten er bij gesleept worden, doch men weet in die standen zijn bepaalden onwil door het bewaren van een zeker decorum minder aanstootelijk te maken, terwijl men tevens zorgt dat anderen niet voort kunnen. Ik verneem dat Ds. Binnenweg de vergadering zal bijwonen. Mij dunkt, onder verbetering, dat het goed zou zijn Dinsdag avond te trachten tot een bepaalde oplossing te komen, om te weten hoe Ernst en Vrede wil en ook de Heeren die altoos wijfelende zijn. Men noemt dit bepaald de Haagsche richting, de richting van de Nederlander. Ds Hasebroek heeft mij nu tweemaal met betrekking tot het schrijven van Beets gezegd (dat door hem beaamd wordt) dat het maar goed is dat beide richtingen fiks voor den dag komen en tegen elkander botsen, ofschoon hij erkent dat ons standpunt zuiver is en het hunne valsch; van eene botsing verwacht hij toenadering. Ik ben van het laatste zoo zeker niet, maar acht het noodig dat wij vrij worden. Het verschil is: wij zoeken reformatie van godsdienst waaraan wetenschap bevorderlijk moet zijn; — zij zoeken wetenschap, en meenen dat deze reformeeren zal. (Brieven II. p. 114).
Groen zelf schijnt de donkere verwachting van zijn vriend Wormser niet te hebben gedeeld. Dat het op den duur tot een scheiding tusschen het juridisch confessioneele en het ethisch-irenische beginsel zou moeten komen, kon een zoo vooruitziend man als Groen niet ontgaan, ’t Kon hem allerminst verborgen zijn dat de overgroote meerderheid der aanwezigen zijn gevoelen in zake de Belijdenis niet deelde, maar naar gansch andere paden zocht, dan waarop hij wilde wandelen. Maar op dezen afloop had hij niet gerekend. Althans in 1872, dus vele jaren later, schreef hij: Ten langen leste mochten wij bij het aannaderen der Octobermeeting, ook volgens Da Costa, ,een heilzame crisis tegemoet zien”; ten eerste wegens de uitspraak de Synodale commissie in zake het beroep van Ds. Meyboom te Amsterdam, van Ds. Zaalberg te ’s Gravenhage; ten tweede wegens den kerkbedervenden invloed der Theol. Faculteiten aan ’s lands hoogescholen. Doch tevens waren er voorboden van treurigen afloop en tweeërlei smartelijke teleurstellingen. Vooreerst de weerzin van de meeste bevriende leeraars tegen het teekenen van het „Eindprotest”, ten tweede de Antikritiek van het adres over de Theol. Faculteit van Wormser aan den Koning, waarin Beets het gedrag der Regeering alleszins verdedigbaar had gekeurd. (Brummelkamp, Levensbeschrijving pag. 371).
Een dag na het uiteengaan schreef Da Costa reeds een enthousiast bericht aan Groen, hoe na breedvoerige explicatie Heldring en de Liefde en straks ook Hasebroek, elkander de hand gegeven hadden. Maar Groen schrijft bij dit bericht in een noot: Illusie! bij wederzijdsche oprechtheid der bedoeling alleszins verklaarbaar. En wanneer Da Costa zegt dat er zijns inziens „enkel stof tot dank en vreugde” is, wegens onze zoo gelukkig aangevangen meetings in haren nieuwen vorm” en daarbij ook „de oprichting van de Vereeniging van Leeraren en Leden” noemt, noteert Groen bg dit laatste: „Dood geboren. De teekening der lijst althans is het eenig levensbericht.”
Da Costa deelt hem mede dat hij hem eerstdaags eenige punten voof: de meer definitieve regeling der meetings zal aanbieden en Groen schrijft daarbij: „Een voortaan overtollige zorg”. Half vergoeilijkend komt Da Costa nog terug op het incident en meent dat de afkeuring van de Liefde’s „onbescheiden thesis” niet zoo onbepaald gemeend was, als zich misschien de predikanten wel hebben voorgesteld. „Den vorm afkeurende, was menigeen het met de zaak zelve toch eigenlijk eens.”

L. (Leiden) J.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 maart 1912

De Wekker | 4 Pagina's

De geschiedenis der Doleantie (21)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 maart 1912

De Wekker | 4 Pagina's