Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De handen en de zijde van den Vorst des Levens

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De handen en de zijde van den Vorst des Levens

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

„En dit gezegd hebbende, toonde Hij hun zijne handen en zijne zijde”. Johs. 20; 20a

Wat was die dag der opstanding van Christus een heerlijke, een onvergetelijke dag voor Zijne discipelen en discipelinnen. De blijdschap op dien dag door hen genoten, was tevens eene profetie van de blijdschap, waarin later allen zouden deelen, die in Hem gelooven. Bijzondere verschijningen aan de vrouwen, aan Petrus, aan Jacobus en aan de Emmausgangers gingen vooraf, aan de avondverschijning des Heeren aan de discipelen, die, met uitzondering van Thomas, dien avond, allen met elkander vergaderd waren. Om de vreeze der Joden met gesloten deuren bij elkander, begint ieder daar te spreken, van hetgeen zij gehoord en gezien hadden. De heuchelijke tijding dat de Heere was opgestaan, en reeds aan enkelen verschenen was, deed met klimmende belangstelling luisteren, naar hetgeen daar werd medegedeeld. Met overtuigende bewijzen werden die mededeelingen gestaafd, zoodat er geen twijfel meer kan overblijven aan de waarheid, daar in broeder-, en vriendenkring verbreid. En toch was het wonder zoo groot in aller oog en schatting, dat men haast op aller aangezicht kon lezen, dat het bun eigenlijk te groot was, om het te kunnen gelooven.
Zij hadden ook wel de Schrift, welke zoowel de verhooging als de vernedering van Christus had voorspeld, — zij wisten ook wel, wat Christus hun te voren had gezegd, dat Hij uit de dooden zou opstaan , maar bij en boven dat alles, vergeten we niet, dat het allen menschen waren van gewone bewegingen als wij. En zoodra als wij menschen ons geplaatst zien voor een wonder, dat we met ons natuurlijk verstand nooit kunnen doorgronden, worden we gewaar, hoeveel er noodig is, om wat we niet kunnen begrijpen , toch volkomen te gelooven. Maar de Heere kent de zwakheden der zijnen. En waar Christus, onverwacht en ongedacht daar op een oogenblik in hun midden verschijnt en zich aan hen openbaart, doet Hij zulks onder het toonen van Zijne handen en Zijne zijde. In die handen zien ze de litteekenen der nagels, waarmede de handen en voeten des Heeren zijn doorboord, en in Zijne zijde zien ze nog de plaats waar de krijgsknechten met de speer in gestoken hebben.
Krachtiger en overtuigender bewijzen voor de waarheid, dat de levende, de uit het graf verrezen Christus voor hen stond, konden niet gegeven worden. Wat turen ze op dat gezicht! wat zien ze met ernstige blikken naar die veelzeggende bewijzen, dat deze Jezus waarlijk de Christus is, die op Golgotha is gekruisigd, en op den schedelheuvel, den allervreeselijksten dood gestorven is. Wie zal bet zeggen, wat in hunne harten is omgegaan bij het zien dier teekenen, door Jezus aan hen vertoond.
Bij dat zien moet zelfs de laatste twijfel wijken. Dat te zien spreekt zoo duidelijk en zoo krachtig, dat geen andere bewijzen meer noodig zijn. Neen ze hebben met geen geest verschijning te doen. ’t Is geen droombeeld, geen fantazie of verbeelding maar waarheid en werkelijkheid; Jezus leeft. Hij is uit de dooden opgestaan. Eenig is voor allen die gewaarwording. Eenig is de vreugde, welke aller hart vervuld. Eenig ook de dankstof daarin en daardoor voor hen bereid. Onbegrijpelijk was hun geweest, het sterven van Hem, die anderen uit de dooden had opgewekt. Als door droefheid verslonden waren ze getuigen geweest, van het vreeselijk lijden van hunnen Heere en Zaligmaker. Reeds het voorbereidend in kennis stellen, dat de Herder van Zijne schapen scheiden ging, had hunne harten al zoo zeer ontroerd. En toen die ontzachelijke ure aanbrak, dat zij zich gescheiden zagen van Hem, wiens gemeenschap hun zoo dierbaar en onmisbaar was, gevoelden zij zich als weezen van alles ontdaan en van alles verlaten. Maar de Heere had hun beloofd: Ik zal u geen weezen laten, Ik kom weder tot u. En ziet, daar wordt die belofte vervuld. Daar staat Hij voor hen, als de levende Christus, die dood geweest is en nu weder is levend geworden. Hij staat voor en onder hen als de groote overwinnaar, die over dood en graf heeft gezegevierd. „Vrede zij ulieden !” zoo vernemen zij van Zijn gezegende lippen. Vrede, niet slechts gelijk menschen dit elkander kunnen toewenschen, maar vrede, gelijk Christus als de Verwerver van den vrede, den vrede aan de Zijnen geeft. Daar worden de discipelen van onderricht en verzekerd, door het toonen van Zijne handen en Zijne zijde. Dat is het groote geloofsgeheim, voor hen daar in te lezen.
Vrede, is een woord, dat op Jezus lippen, alle heil omvat. Vrede heeft Hij verworven door den kostelijken prijs Zijns bloeds. Vrede, die alle verstand te boven gaat. Vrede, die voor al de schatten dezer aarde niet is te verkrijgen, maar die uit genade geschonken en door het geloof genoten wordt.
Zoo aangemerkt wordt het toonen van die doornagelde handen en van die doorstoken zijde, aanschouwelijk onderwijs, dat geen nadere verklaring meer ver-eischt. Door de zonde heeft de mensch den vrede met God verloren. Door Zijne offerande aan het kruis, heeft Christus die vrede, voor allen die in Hem gelooven hersteld. Al de armoede en al de ellende van den mensch in zijn natuurstaat aangemerkt kan met die weinige woorden worden omschreven: zij hebben geen vrede. En zoolang God uw vijand is, geniet dan, wat ge genieten kunt, maar dan zijt ge in één woord een beklagenswaardig schepsel. Dan is er maar o zoo weinig noodig of het gaat u als koning Beltsazar, toen hij aan zijn vorstelijke tafel gezeten, in zijn paleis, een hand op den wand zag verschijnen, die dat geheimzinnig schrift teekende, wat des konings knieën tegen elkaar stieten, en zijn aangezicht verbleeken deed. De dood op u te zien afkomen zonder dat ge vrede bij God gezocht en gevonden hebt, zal vreeselijk zijn. Vandaar dat de vrees en de benauwdheid zoo groot kunnen zijn van den mensch, die zaligmakend wordt ontdekt. Vandaar ook, dat het gebed en de smeekingen van een ontdekte ziel zoo ernstig kunnen zijn. Dan roept ge uit de diepte van uw zielsnood. Dan schreit en jammert ge tot God. Dan zijt ge gelijk aan een schipbreukeling, die het laatste stukje hout van onder zijne voeten voelt wegslaan. Vraag dan niet van welke waarde het den zoodanigen is het evangelie des Vredes te mogen hooren. Vraag dan niet of er met belangstelling wordt uitgezien, als de mogelijkheid der verlossing verkondigd wordt. Moogt ge dan worden ingeleid in het wonder der genade, en in dien aanbiddelijken weg van Verlossing, te hoog en te wonderbaar dan dat deze door menschen of engelen kan worden uitgedacht, dan gaat U het licht op in de duisternis. Door het geloof Christus omhelzend, daalt de vrede Gods in uw hart, en bij de vraag, hoe kunt ge en hoe durft ge zulk eene weldaad U toe te eigenen, kan Gods kind getuigen : dat heb ik gezien en gelezen in de doorboorde handen en in de doorstoken zijde van mijnen Heer en Heiland , waarbij hij als tot mijne ziel heeft gesproken en gezegd: dat alles neb ik willen ondergaan om uwent wil!
Welk een geheel eenige avond is dit geweest in het leven van de discipelen des Heeren, toen zij op den dag van Christus opstanding den opgewekten Christus hebben gezien, onder de meest duidelijke en afdoende bewijzen, dat de Heere waarlijk was opgestaan. Johannes teekent er dan ook nadrukkelijk bij aan, dat de discipelen verblijd waren, dat zij den Heere zagen. Dat is met soberheid van woorden veel gezegd. De waarheid behoeft geen opschik, geen omslag. Alleen geeft het ons veel te denken. Vooral als wij daarbij bedenken hoe zij den Heere Jezus hebben gezien.
Zij hebben Hem niet slechts gezien, gelijk zoo velen Hem te voren hadden gezien als een groot profeet, machtig in woorden en werken voor God en al het volk. Ze hebben Hem niet slechts gezien, gelijk velen Lazarus hebben gezien, als de uit het graf herrezene, maar ze hebben Hem gezien, met de teekenen zijner overwinning. Zij hebben Hem gezien in het geloof, dat Hij de Heere was, die macht had zijn leven af te leggen en die macht had om het zelve weder aan te nemen. Zij hebben Hem gezien met een toeëigenend geloof, dat hun in die handen en in die zijde deed zien en lezen, wat natuurlijk verstand nooit kan verstaan. „Gij zijt duur gekocht”, zoo schrijft Paulus later aan de gemeente van Corinthe. En dit is het, wat het geloof ziet en leest, waar de Heere zich aan de Zijnen openbaart, als de Opstanding en het Leven.
Duur gekocht, — dat bewijzen die teekenen in des Heilands handen en in zijne zijde. Geen wonder dat later een Petrus schrijft aan zijne medegeloovigen: „U, die gelooft is Hij dierbaar.”
Nu zijn geen helsche banden om zijn gezegende handen gelegd. Nu drukt geen kroon van doornen, door booze menschen gevlochten, zijne slapen, nu ligt Hij niet meer in het sombre en donkere graf, alsof Hij voor altijd ware neergeveld. Neen, de dood kan Hem niet houden. De wachters aan het graf konden zijn lichaam niet bewaren. Al de macht der oversten des volks was niet in staat het keizerlijk zegel aan den grafsteen vastgehecht, te beveiligen.
De grafsteen, hoe zwaar ook, is weg-geslingerd. De wachters zijn gevloden, het graf is geopend, de Heere is waarlijk opgestaan, en Hij toont aan de Zijnen, dat Hij het is, die op Golgotha was gekruisigd, maar die overeenkomstig zijn eigen voorzegging ten derden dage zou opstaan.
O zalig gezicht! Die dood was is weder levend geworden.
Om wien men zoo bitterlijk heeft geweend, kan en mag men zich nu verblijden met groote blijdschap. Vragen waar men te voren tegen aanzag als tegen onverklaarbare raadselen, zijn nu opgelost.
Geheel het leven, zijne prediking, zijne wonderwerken, — in één woord, geheel de openbaring van Christus wordt nu in een geheel eenig licht gezien. De zon der Gerechtigheid is nu opgegaan, om nooit weer onder te gaan. Van heerlijkheid tot heerlijkheid zal het licht dat nu ontstoken is, steeds heerlijker schitteren. Wat Jezus’ discipelen nu zien is tevens profetie en voorbereiding van hetgeen later volgen zal.
Want wat de discipelen nu in werkelijkheid zien, dat zullen zoo vele anderen zien in het geloof. Dan leest ge, daartoe verwaardigd, in hetgeen de Heere zijne discipelen toonde, de kwitantie van al uw schuld bij God gemaakt. Daartoe toch leed en stierf Immanuel, om aldus Zijn volk zalig te maken van hunne zonden. Daartoe stond Hij op uit de dooden, om nu de door Hem verworven zaligheid, ook in dadelijkheid toe te passen. Nu zien Hem alleen zijne discipelen en discipelinnen, maar eenmaal zal alle oog Hem zien, ook die Hem doorstoken hebben.
Nu was er reeds groote blijdschap onder de vrienden en vriendinnen des Heeren, toen zij den herleefden Christus mochten aanschouwen.
Maar grooter nog zal de vreugde zijn van alle door Jezus’ verloste zielen, als zij bij Christus wederkomst op de wolken, Hem zullen aanschouwen, die hen dan in zijne eeuwige heerlijkheid zal doen deelen.
Is op het Paaschfeest U de levende Christus gepredikt als de groote Overwinnaar van dood en graf, van vloek en toorn, dan zal dit de heerlijkste vrucht dier prediking zijn, als ge door het geloof iets hebt mogen zien, van hetgeen Jezus jongeren zagen, toen de Heere aan den avond van den opstandingsdag in hun midden verscheen.
Bij het lezen van uw naam in die doornagelde handen herinnert ge U het woord der profetie: Ik heb U in mijne handpalmen gegraveerd. Amen, zegt het geloof, en uwe ziel smaakt vrede. Vrede door bloed gekocht. Vrede door Hem verworven, die de zijnen heeft liefgehad met een eeuwige liefde. Vrede, die alle verstand te boven gaat.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 april 1912

De Wekker | 4 Pagina's

De handen en de zijde van den Vorst des Levens

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 april 1912

De Wekker | 4 Pagina's