Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gelooven in voorwaardelijk leven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gelooven in voorwaardelijk leven

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Indien wij nu met Christus gestorven zijn, zoo gelooven wij, dat wij ook met Hem zullen leven”. Rom, 6:8

Alle leven is niet hetzelfde leven. Er is een natuurlijk en er is een geestelijk leven, zoo spreken we als menschen, als Christenen. als we in de waarheid der Heilige Schrift onderwezen zijn. Daargelaten het planten leven en het dierlijk leven , wat hier thans buiten bespreking blijft. Het leven van den natuurlijken mensch is een Adamitisch leven, zeer onderscheiden van het leven, dat zich openbaart in Gods wedergeborenen. De wedergeboren mensch bezit een nieuw leven, een geestelijk leven, een leven waardoor hij als een voor God gerechtvaardigde zondaar, zich van alle anderen onderscheidt. Dat leven is een gelukkig leven, want daar is aan verbonden het goddelijk kindschap der geloovigen, vrede met God, met één woord, al de zegeningen door Christus voor de Zijnen verworven. Dat geestelijke leven, heeft een levensgrond, een levensaard, levensvreugd en levensvrucht. Dat leven is in beginsel onsterfelijk en onvergankelijk. Paulus bewijst en verklaart dit, door in bovenstaande woorden den Romeinen er op te wijzen, welke eene nauwe en innige vereeniging er is, tusschen Christus en de geloovigen. De geloovigen zijn ééne plant met Christus geworden in de gelijkmaking Zijns doods en zoo zullen zij het ook zijn in de gelijkmaking Zijner opstanding. Zij zijn met Christus gestorven en zullen ook met Hem leven. Om van dat leven volkomen zeker te zijn, hangt alles af van de vraag of we waarlijk met Christus gestorven zijn. Het leven, het geestelijke leven, hier door den apostel bedoelt, is daarom een voorwaardelijk leven. Dat wil zeggen: tot dit leven komt ge alleen door den dood. Dit is voor den natuurlijken mensch, die dit leven niet kent iets raadselachtigs. Het is een wonder-spreuk, waarmee bet ongeloof, gelijk met zooveel andere waarheden spot, ofschoon het ons in Gods heilig Woord, duidelijk genoeg wordt geleerd.
Verklaring en getuigenis gevende van dit leven spreekt Paulus in zijne brieven gedurig van het gekruist zijn met Christus. Zoo lezen we, om uit vele, maar één voorbeeld te noemen, in Gal. 2:20. „Ik ben met Christus gekruist. Dit wordt ook genoemd een sterven, een afleggen van den ouden mensch, naardien er geen rechtvaardiging is zonder heiliging.
Men kan ook niet dood zijn en leven te gelijk. Men is wedergeboren, en die wedergeboren is, die bezit geestelijke leven, of men is niet wedergeboren, en dan is men beslist ook zonder geestelijk leven. De openbaring welke men bij veel menschen aantreft, alsof ze bet eene oogenblik de zaak bezitten en op het andere oogenblik van alles ontbloot zijn, berust op onkunde en dwaling. Over bet meer of minder bewust zijn van het leven, gaat het nu niet, dat is geheel wat anders. De vraag is voor alle dingen, om tot duidelijkheid en zekerheid voor uzelven te komen, bezit ge bet leven, het nieuwe, het geestelijke leven, ja of neen.
Dat die vraag uiterst gewichtig is, en over uw heden en over uw toekomst beslist, gevoelt ieder. En we herhalen de opmerking: bij dit allergewichtigst onderzoek moet eerst worden uitgemaakt of ge waarlijk met Christus gekruist en gestorven zijt. Want, vergeet het niet: dit is de voorwaarde tot het leven, in dien zin, dat ge nooit geestelijk leven kunt bezitten als ge niet vooraf met Christus gestorven zijt. Dit wel te bedenken, en goed onder den aandacht te houden, werpt al aanstonds een treurig licht op zooveel menschen, die wel van leven willen spreken, maar van dat gestorven zijn met Christus, eenvoudig niets weten en niets verstaan.
Nog treuriger is het, wat ook niet zelden gebeurt, als men dan de zoodanigen op dit eene noodige wijst, dat ze dan trachten op allerlei wijze, den slag te ontkomen. Bij den oprechte is goedwilligheid. Farizeërs en eigengerechtigen daarentegen willen rijk zijn, zonder ooit arm zondaar voor God te zijn geworden. Men doet het voorkomen, soms nog wel met groote woorden, alsof men werkelijk een voor God gerechtvaardigde is, terwijl men afkeerig is en vijandig zelfs, als men op heiligmaking aandringt, zonder welke niemand den Heere zien zal. Paulus spreekt hier in den tekst een gewichtige en tevens troostvolle waarheid uit, als hij van de geloovigen, met insluiting van zijn eigen persoon, getuigt, te gelooven, dat zij met Christus zullen leven. Nu reeds, in beginsel, en hiernamaals, op volmaakte wijze tot in eeuwigheid. Bij dit „gelooven” komt het vooral aan, op welken grond dit rust. Is die grond twijfelachtig of onzeker, dan kan er van ware troost geen sprake zijn. Is die grond daarentegen vast en onbedriegelijk, dan is daardoor uw heden en toekomst gewaarborgd.
Alle bewijzen voor de waarheid, welke de apostel bedoelt, zijn saamgevat in dit ééne: de eenheid der geloovigen met, en hun geloovig eenzijn in Christus. Die in Christus is, die is een nieuw schepsel. (2 Cor. 5).
Christus is de levensgrond en de levenskracht van Zijne geloovigen, gelijk de wijnstok dit is van de ranken. Elke rank hetzij klein of groot, leeft uit den wijnstok. Niet de wijnstok uit of door de ranken, maar de ranken leven uit en door den wijnstok. Vandaar dat het woordje „indien”, in den tekst van zoo groote beteekenis is. Christus stierf aan het kruis, maar Hij stierf niet gelijk een mensch sterft, die voor zijn eigen zonde sterft. Christus stierf als Borg en Midde aar voor Zijn volk. Hij stierf om hunne zonde, want zelf was Hij zonder zonde. In Hem is derhalve de zonde van al Zijn volk gestraft. Zijn dood komt den geloovigen ten goede. In Hem als Borg wordt al Zijn volk aangemerkt. „Al is het” zoo zegt onze Heidelberger, dat mij mijn geweten aanklaagt, dat ik tegen alle de geboden Gods zwaarlijk gezondigd en geen derzelve gehouden heb, en nog steeds tot alle boosheid geneigd ben, nochtans God, zonder eenige verdienste mijnerzijds, uit loutere genade mij de volkomene genoegdoening, gerechtigheid en heiligheid van Christus schenkt en toerekent, evenals had ik nooit zonde gehad noch gedaan, ja als hadde ik zelf al de gehoorzaamheid volbracht, die Christus voor mij volbracht ’heeft, in zooverre ik zulke weldaad met een geloovig hart aanneem. Hieruit blijkt op welk een vasten en onfeilbaren grond het rust als de apostel hier leert: wij gelooven, dat wij ook met Hem zullen leven. Leven niet slechts hier, als door Gods Geest wedergeborenen en door het geloof met Christus vereenigden, die, zoolang zij op aarde zijn nog een zondig lichaam omdragen, maar die, ook namaals met Christus, uit de dooden opgestaan, in eeuwige heerlijkheid zullen leven. Dat gelooft ge alzoo op grond van de openbaring Gods in Christus Jezus. Dat is dus maar niet een schoolsch systeem, of een afgetrokken dogma, maar dit is praktikale waarheid. Daarin geoefend te zijn en daarin zich voortdurend te oefenen, strekt tot verheerlijking Gods, tot waardeering en verheerlijking van het Middelaars-werk en de Middelaarsverdienste van Christus. En niet minder strekt dit tot meerdere verzekering des geloofs.
Het is onmogelijk, dat ge in Christus zijnde, niet zoudt voortbrengen vruchten der dankbaarheid. De leer van vrije genade maakt geen zorgelooze noch goddelooze menschen. Integendeel. Wie in Christus is, die is met Christus gekruist, en zal de zonde als zijn vijand haten en lust tot alle gerechtigheid hebben. Het gedurig gewaar worden van al uw zwakheden en struikelingen, zal u leed en droefenis veroorzaken, en nooit wordt ge met de zonde als zonde verzoend. Het is een eigenschap van het leven, te worstelen tegen den dood. In die worsteling roept Paulus uit (Rom. 7): Ik ellendig mensch, wie zat mij verlossen van het lichaam dezes doods. Maar door het geloof zijne eenheid met Christus bewust, laat hij er als in éénen adem op volgen: ziende op mij zelven is het verloren, maar ziende op Christus den grooten overwinnaar, zeg ik, en mag ieder kind Gods, roemende door het geloof mij nazeggen: In Christus is de verlossing volkomen. Ook voor Gods kind blijft echter de zonde oorzaak van veel gemis. Gemis onder meer: van de geloovige toeëigening. Vandaar dat meermalen is opgemerkt, dat een nauw en teeder godzalig leven de weg is tot een ruim en gemakkelijk sterven. Wel moet men nu hieruit niet afleiden, dat het altijd opgaat, dat een nauw leven tot een ruim sterven leidt, want het tegendeel is vaak gebleken. Maar toch, als het leven slordig en onverschillig is, kan het sterven nooit ruim zijn. Al gaat een ziel dus nog naar den hemel, dan is hier de hemel in de ziel helaas maar al te veel gemist
Van daar dat Paulus uit het leven in gemeenschap met Christus zulk een sterke drangreden afleidt, om tegen alle zonde te waken en te bidden. Die der zonde gedood is, hoe zal bij in dezelve leven! Van wien iemand overwonnen is, dien is hij tot een dienstknecht gesteld.
Heerscht de zonde nog over u, dan bewijst dat klaar en krachtig, dat ge nog haar dienstknecht zijt en hoe zult ge dan kunnen zeggen: Ik geloof eeuwig met Christus te zullen leven.
Een leven in de gemeenschap met Christus, die dood geweest is en nu eeuwig leeft, is een leven, dat zich onderscheidt van hetgeen louter natuurlijk leven is. Het onderscheidt zich niet alleen in oorsprong maar ook in aard, in openbaring, in vrucht, in alles.
In dat zeggen „wij gelooven” ligt dan ook een onbeschrijfelijke vertroosting voor alle oprechte harten. Als dat zeggen een waar en oprecht belijden is, van hetgeen ge zelf door Gods Geest hebt geleerd, dan is dit geloofstaal, die het hoofd doet opheffen uit allen druk. In en door datzelfde geloof kon Job in al zijn lijden verklaren: Ik weet mijn Verlosser leeft.
In en door dat geloof kon een Habakuk zich in den Heere verblijden, al zou er geen rund meer op den stal zijn, en dat er geen vrucht aan den wijnstok noch aan den olijfboom zijn zou, In dat geloof is de zwaarste vervolging doorstaan met heldenmoed, en hebben Gods kinderen van alle eeuwen met een Paulus beleden: „Ik vermag alle dingen door Christus, die mij kracht geeft. Dan moogt ge bedroefd zijn bij den dood eener in Christus ontslapene, maar wetende, dat ze niet verloren zijn, maar eeuwig leven met en door Christus, kunt ge getroost zijn in de hope van een zalig weerzien. En wordt ge bij oogenblikken fel bestreden, en grijnst de dood u nog aan als een geweldige vijand, die u beven en sidderen doet, als maar uwe geloofslamp helder mag branden, dan ziet ge door het licht des geloofs dat de dood ontwapend is. En waarom zoudt ge dan een ontwapende, een overwonnen vijand nog vreezen. Neen, dan zegt ge met een David: De Heere is mijn Herder, mij zal niets ontbreken, ook in de ure van mijn sterven niet.
Gekruist worden met Christus is pijnlijk, want dan gaan de scherpe nagelen ook door uw vleesch. Zonder pijn wordt de oude mensch niet gedood. Maar gelukkig, wie het door Gods genade mag kennen en die weet, wat dit beteekent, die zal het niet licht achten om zich zelven te verloochenen en eiken dag achter Christus een kruisdrager te zijn. Maar de genade Gods maakt alles goed. Die met Christus lijden, die zullen ook met Hem verheerlijkt worden. Die met Hem sterven, die zullen ook eeuwig met Hem leven.
Zoo uitgebreid en heerlijk is de vrucht van Christus opstanding, dat we Paulus wel mogen nazeggen: Indien we alleenlijk in dit leven op Christus waren hopende, zoo waren wij de ellendigste van alle menschen. Maar neen, des Christens hope strekt zich uit tot over dood en graf, en die hoop is een levende hoop, die nooit beschaamt.

Maar blij vooruitzicht dat mij streelt!
Ik zal ontwaakt, uw lof ontvouwen,
U in gerechtigheid aanschouwen
Verzadigd met uw godlijk beeld.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 april 1912

De Wekker | 4 Pagina's

Gelooven in voorwaardelijk leven

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 april 1912

De Wekker | 4 Pagina's