Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Art. 36 onzer Confessie (II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Art. 36 onzer Confessie (II)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zou het mogelijk zijn dat de beschouwing als zou de Overheid niet do roeping hebben alle valsche godsdienst enz. uit te roeien, dichter bij de Schrift is dan die der zestiende eeuw? zoo vroegen wij in ons vorig artikel.
Deze vraag komt eenigszins overeen met de vraag van J. L. ons gedaan, n.l. of eene confessie zoo stringent in strijd kan zijn met de cultuurontwikkeling dat de kerk zelf er van afziet de doorvoering te eischen?
Wij gelooven dat men hier niet van cultuurontwikkeling maar van ontwikkeling van het dogma moet spreken. En dan zeggen wij: het is mogelijk dat over een dogma of leerstuk in later eeuwen meer licht opgaat dan er tot nog toe geweest is. In den feilen strijd tegen Rome in de eeuw der Reformatie viel het volle licht veel meer op de leerstukken die den weg der zaligheid betreffen, dan op het leerstuk van de roeping der Overheid inzake de ware en valsche religie.
In de Luthersche kerk werd zelfs aangenomen dat de Overheid recht had te bepalen tot welken godsdienst de onderdanen moeten behooren naar den regel: „Die de regeering heeft, mag ook bepalen hoe de godsdienst moet zijn.” Het idee van eene staatskerk, als de heerschende en alleen bestaansrecht hebbende kerk, zat ook de Gereformeerden in merg en been. Nu is er ontwikkeling van het dogma. De Heilige Geest geeft in den loop der tijden meer helderheid over waarheden, die vroeger niet zoo diep ingedacht werden. Zoo kon dus ook het dogma over de roeping der Overheid duidelijker zijn dan in den tijd toen Art. 36 werd opgesteld. Wij zeggen nu nog niet dat het inderdaad zoo is, doch stellen vooralsnog de mogelijkheid ervan. En omdat die mogelijkheid bestaat, is er ook mogelijkheid dat een kerk eene enkele uitdrukking in hare belijdenis moet herzien. Onze belijdenisschriften, hoe voortreffelijk en Schriftuurlijk ook, zijn en blijven altijd menschenwerk, dus voor verbetering vatbaar. De vraag of do confessie in strijd kan zijn met de ontwikkeling, zoodat de kerk van hare doorvoering afziet, is dan ook te ruim gesteld, wij zouden liever zeggen: een enkele uitdrukking van de confessie kan wel wijziging noodig hebben.
Of die wijziging werkelijk noodig is, hangt nu af van de vraag of er thans werkelijk meer licht is opgegaan over de roeping der Overheid in zake de uitroeiing van valsche godsdiensten.
In den tijd toen onze confessie word opgesteld, zocht men do roeping der Overheid af te leiden uit de voorbeelden des Ouden Verbonds in zake de handelingen van godvruchtige koningen, die de valsche profeten doodden en de Baäls-priesters slachtten. Dat nu was ook de roeping der Gereformeerde Overheid. Later ging er meer licht op over het verschil tusschen Israël als theocratie en de Nieuw Testamentische kerk. In Israël als theocratie was Kerk en Staat één. Die zich afscheidde van de Kerk. scheidde zich van Israël als theocratische staat. Die de burgerlijke wet in Israël overtrad, zondigde rechtstreeks tegen de Gods-regeering in Israël. In de Nieuw-Testamentische kerk is het echter anders. Kerk en Overheid zijn daar niet één. Ieder heeft een eigen terrein. Het idee van Staatskerk, opgekomen in de dagen van Constantijn den Groote, is in de 19de eeuw als onschriftuurlijk door velen veroordeeld, die eene vrije kerk in den vrijen staat de meest Bijbelsche verhouding achten. De Overheid moet vrijheid van godsdienstoefening voorstaan en mag geen vervolging instellen tegen eenigen godsdienst, die de wetten des lands eerbiedigt, oordeelen velen. Ook beweren zij dat het Nieuwe Testament geen bevel geeft om valschen godsdienst, bet rijk des Antichrists of afgoderij uit te roeien.
Hierin ligt veel waars. Inzonderheid in Engeland, Schotland en Amerika oordeelen vele Gereformeerden dat er eene vrije kerk in den vrijen staat moet zijn en alle geloofsvervolging ongeoorloofd, onbijbelsch is. Daarom mogen wij hen niet veroordeelen, die bezwaar hebben tegen de bedoelde zinsnede in Art. 36. Wij erkennen: er is omtrent de roeping der Overheid meer licht, doch voegen er bij, het licht is nog niet helder genoeg om te beslissen. Daarom hebben wij tegen de schrapping van de bedoelde zinsnede, enkele bezwaren.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 juni 1912

De Wekker | 4 Pagina's

Art. 36 onzer Confessie (II)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 juni 1912

De Wekker | 4 Pagina's