Kerk en Staat
Gelijk te verwachten was, heeft de benoeming van Dr. A. Noordtzij heel wat stof opgejaagd. Alle richtingen in de Herv. Kerk hebben er zich over uitgesproken, en zelfs de studenten hebben zich in deze zaak gemengd. Dit laatste was nu al een sterk staaltje van kerkisme, want wat heeft een student aan de Rijks-universiteit nu toch te maken met het kerkelijk standpunt van zijn docent. Aan de universiteit gaat het om de wetenschap, zonder meer; en de studenten, die de dwaasheid begaan hebben tegen deze benoeming te protesteeren, hebben zich in de oogen van ieder weldenkende eenvoudig belachelijk gemaakt. Maar studenten doen wel eens meer domme dingen, waarover ze in later jaren zich noch schamen.
De modernen hebben deze benoeming al heel kalm opgenomen. Nu er toch goen kans was dat er iemand van hun kleur benoemd werd, bleef het hen precies gelijk of er een confessioneel of ethisch man werd benoemd. En over het kerkelijk standpunt van den benoemde, is voor zoover wij weten, niet een moderne gestruikeld. Dat kon eenvoudig ook niet. In de kringen der modernen wordt niet gedweept met „volkskerk” en wat dies meer zij. Daar staat de kerk zoo hoog niet. 't Gaat bij de modernen maar om de wetenschap; en ik geloof wanneer de modernen een keuze hadden moeten doen tusschen een beslist ethisch man en Dr. Noordtzij, zij stellig aan den laatste de voorkeur hadden gegeven. De ethischen zijn den modernen te halfslachtig en te weinig belijnd, en zij kunnen niet begrijpen hoe hun kritisch beginsel zich met hun Christus-beschouwing en hun Christus-beschouwing zich met hun kritisch beginsel verdraagt.
Ook de confessioneelen hebben zich waardig gedragen. Zij zijn ons, eerlijk gezegd, zelfs meegevallen. De Gereformeerde Kerk heeft wel een zacht protest doen hooren, maar 't was in zeer gematigde bewoordingen vervat en erkend werd, dat de benoeming formeel in den haak was, om de eenvoudige reden dat de Regeering in zake de Theol. Faculteit niets meer met e enige kerk heeft uit te staan.
Het felst waren de ethischen, want deze hadden stellig op de benoeming van een der hunnen gerekend en wij gelooven dat er onder hen inderdaad waardige volgelingen van Valeton worden gevonden. Mannen als Dr. van der Flier kennen wij op Oud-Testamentisch gebied genoegzame kennis en bewaamheid toe, om als professor te kunnen optreden.
't Was dus te voorzien, dat wanneer een confessioneel man in de plaats van Valeton werd benoemd, de ethische partij zich niet weinig gebelgd toonen zou, hoeveel te meer nu de benoemde een gereformeerde was. Mannen als van Gheel Gildemeester en Slotemaker de Bruine: Mr. van Laar van de welbekende „Beukelaar” en Dr. Bronsveld schijnen letterlijk een oogenblik buiten zich zelven te zijn geweest, en de heide eersten hebben een protestbeweging tegen deze benoeming op touw gezet, die van niets anders dan van een zeer enghartig kerkisme getuigt.
Aanvankelijk fluisterde men zoo hier en daar, dat er bij de Synode zou worden aangedrongen op overplaatsing van de beide kerkelijke hoogleeraren naar Amsterdam, waardoor natuurlijk de Theol. Faculteit te Utrecht op kunstmatige wijze het bloed zou worden afgetapt. Het Nieuws van den Dag schreef reeds van een Exodus van Utrechtsche Studenten naar Amsterdam, om daar de colleges van Prof. Obbink te volgen, maar dit zullen wel geruchten blijven. Men stuurt thans van de zijde der ethischen aan op een protest van de Synode bij de Hooge Regeering in zake deze benoeming. Maar de Regeering zal dit protest, indien de Synode er werkelijk toe overgaan mocht om tegen deze benoeming te protesteren, rustig naast zich neerleggen en eenvoudig tot de Synode zeggen: „Laat mij met rust en bemoei u met uw eigen zaken. Niet gij, maar ik draag de verantwoordelijkheid voor deze benoeming”. Maar wij gelooven niet dat de Synode de dwaasheid zal hebben een zoodanig protest in te dienen. Want de modernen hebben tegenover het drijven van Gheel Gildemeester c. s. al gezegd: „Dien kant niet op. De theologische faculteiten moeten blijven zuiver wetenschappelijke instellingen. De Regeering moet daarom in het benoemen van hoogleeraren volkomen vrij zijn, niet gebonden aan eenig kerkgenootschap. Verandering kan hier slechts leiden tot naderen der wetenschap, tot aan banden leggen van de vrijheid der Regeering om bij hare benoemingen alleen met de eischen der wetenschap rekening te houden, en aan de vrijheid der Theol. Faculteiten, om de wetenschap en haar alleen te dienen”.
Ook de confessioneelen zullen dezen weg niet opgaan. Alleen mannen als van Laar en Bronsveld zouden in staat zijn de zaak tot het uiterste te drijven. De Beukelaar dreigt zelfs met het verbreken van de coalitie en de vorming van eene staatkundige op politieke groep, waarvan de eerste voorwaarde om lid te worden dan zeker deze zal zijn: de ondergeteekende verklaart dat hij lid is van de Ned. Herv. Kerk en verbiedt zich door onderteekening dat hij deze kerk ook op staatkundig terrein met al zijn vermogens zal dienen en alle wetsontwerpen zal toetsen aan haar belang.
Wij dwepen allerminst met de coalitie. Dat is bekend. Maar de coalitie te verbreken omdat de minister een Gereformeerd man in de Theol. Faculteit te Utrecht benoemde, de heer van Laar houde het ons ten goede, maar dat was in ons oog belachelijk, een daad, verstandige menschen onwaardig.
L. (Leiden) J.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 juli 1912
De Wekker | 4 Pagina's