Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De geschiedenis der Doleantie (35)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De geschiedenis der Doleantie (35)

Hoofdstuk III

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op den 10 Nov. 1867 deed Dr. Kuyper zijn intrede te Utrecht — de stad met de zeven Kerkhoven — noemde hij haar later, waar hij al spoedig tot de ontdekking kwam weinig medestrijders te zullen vinden voor zijn kerkelijke idealen. Dit lag niet alleen in den aard van het Utrechtsche volk, maar evenzeer in den toestand der Herv. gemeente aldaar. Het modernisme was zoowel van den kansel als uit den Kerkeraad verwijderd. De orthodoxie had op alle punten gezegevierd en daarmede was men volkomen tevreden. Hooger idealen had men destijds in Utrecht niet. Rustig en kalm leefde de Utrechtsche orthodoxie voort alsof voor haar de strijd achter den rug was, en de andere gemeenten slechts haar voorbeeld hadden te volgen.
De atmosfeer was er dus duf, althans voor een man als Dr. Kuyper, die brandde naar een gelegenheid om het zwaard uit de schede te rukken. Volgens het Utrechtsche standpunt moest men tevreden zijn met het verkregene, en dit nu dankbaar genieten, met kracht de aanvallen die op de orthodoxie werden ondernomen afslaan ; maar volstrekt den strijd niet zoeken. Volgens Dr. Kuyper moest de strijd thans eerst beginnen, want niet de bevloerde wateren, maar de bruischende stroomen dragen leven, brengen heil, was zijn leuze. Daarbij waren hem nu de omstandigheden gunstig, want daar was in de Utrechtsche gemeente een kwestie hangend, de kwestie van de Visitatie. In de Herv. Kerk n.l. heeft om de drie jaren persoonlijk en in dien tusschentijd schriftelijk in elke gemeente vanwege eene commissie uit de Classicale Besturen, een onderzoek naar den toestand der gemeenten , de geregelde opvolging en de handhaving der kerkelijke besluiten en de ambtstrouw en christelijken wandel der gemeenteleden plaats.
Geschiedt dit onderzoek schriftelijk, dan worden in drie onderscheiden tabellen vervat de betrekkelijke vragen door het Classicaal Bestuur aan den Kerkeraad opgezonden. Deze kerkvisitatie in haar oorsprong meer Luthersch dan Gereformeerd en moeilijk met het presbyteriale kerkrecht te vereenigen, maar volkomen passend in de organisatie van 1816, was menigeen een doorn in het oog, een ijdele vorm, een ergerlijke nieuwigheid, een synodale inkwisitie, een openbare leugen, eene handeling in strijd met de bedoeling. 't Was de vraag, aldus Groen, of een Kerkeraad voor goede munt mocht, ja moest opnemen, een Kervisitatie, die, door de houding der Synode slechts een middel te meer der ontduiking van art. XI, slechts een dekmantel der ongerechtigheid werd. Dit oordeel was scherp maar naar waarheid en zelfs Dr. Vos geeft toe dat er gegronde reden tot ergernis was. Hoedanig was nu de toestand te Utrecht? Reeds in 1857 had Ds. Barger aan de visitaties die vroegen naar de onberispelijkheid in belijdenis en wandel van den ouderling, de wedervraag gedaan: Welke belijdenis hier werd bedoeld? Het antwoord daarop luidde in dezer voege: Wanneer br. B. mijne particuliere opinie hieromtrent verlangt te weten, wil ik hem die gaarne mededeelen; maar mocht hij eene officieele interpretatie verlangen, dan kan ik hem die niet geven.
Op dit antwoord, verklaarde Barger, dat hier uit den aard der zaak geene andere dan officieele interpretatie gelden kon; en toen de voorzitter der Visitatores verklaarde, dat hij die niet geven kon, deed Barger het koene voorstel: „dat de Vergadering deze beide Heeren, die ons hier vragen komen voorleggen, welke zij zelve niet verstaan zou terugzenden tot hunne Commissen ten, tot dat zij zich op dat punt het noodige licht verschaft zullen hebben.” Het voorstel van Barger werd afgestemd, en de zaak liep door tot 1866 , zeer voorzichtig had men eenvoudig in de kolommen de opmerkingen van enkele leden ingevuld en het overigens geheel in het midden gelaten, wat de kerkeraad als vergadering van deze antwoorden dacht. In 1866 maken echter enkele leden van den kerkeraad uit: „dat zij het beneden de waardigheid der Vergadering achtten te antwoorden op een vraag, welker bedoeling niemand verstaat en gedaan wordt door afgevaardigden van een lichaam als de Synode, dat de handhaving der Belijdenis, in de eerste plaats opgenomen zoo ten eenenmale verzuimt.” Toch werden ook toen de vragen nog ouder gewoonte beantwoord. Anders werd dit bij de kerkvisitatie van 1867, toen niet enkele ambtsdragers hunne meening afzonderlijk uitspraken , maar de Kerkeraad als officieel lichaam de vraag naar de handhaving der Belijdenis aan de Synode beantwoordde. „Hij deed dit door de aanneming van het volgende voorstel dat door ouderling Schijn-vliet was ingediend: „De Kerkeraad verklaart, op de vraag naar de belijdenis der kerkeraadsleden niet te kunnen antwoorden, omdat hij voorgesteld wordt uit naam van een lichaam, dat zelf zijn roeping tot handhaving der Belijdenis (zie Algem. Regl. art. 11) ten eenenmale verwaarloost. Van dit besluit werd aan het Classicaal Bestuur kennis gegeven dat thans voor de vraag stond: wat te doen ? Want hier was de hoofdvraag bij de kerkvisitatie onbeantwoord gebleven, en dit niet bij verzuim maar met voorbedachten rade en met mededeeling van de redenen. Wat zou het Classicaal Bestuur doen. De Kerkeraad ter verantwoording roepen. De tabellen terugzenden en gelasten, dat de Kerkeraad van Utrecht alsnog naar het „Reglement op de Visitatie” deze vraag zou beantwoorden. De Kerkelijke Besturen deden niets. Zij namen de tabellen, zooals Utrechts Kerkeraad die goed gevonden had in te vullen, eenvormig aan, legden het Besluit waarvan deze vergezeld waren naast zich neer, en maakten alzoo hun eigen gezag tot een bespotting.

L. (Leiden) J.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 juli 1912

De Wekker | 4 Pagina's

De geschiedenis der Doleantie (35)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 juli 1912

De Wekker | 4 Pagina's