Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onze liturgische geschriften (IX)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onze liturgische geschriften (IX)

Algemeen deel

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wanneer nu uit het kamp der bestrijders van onze liturgische Geschriften wordt aangevoerd, dat deze formulieren schadelijk en verwerpelijk zijn, wijl zij de bezieling des Heiligen Geestes in ons dooden, dan wil ik gaarne de eerste zijn om te erkennen dat hierin schuilt een waardeeringselement. Dat men den vollen nadruk legt op de werkzaamheid des Heiligen Geestes is goed, is noodzakelijk. Wanneer zijn adem ons en met name den prediker niet roert, wanneer hij niet stijgend tot de hoogte: „Gods Geest getuigt met onzen Geest” dan voorzeker wordt de gansche eeredienst een klinkend metaal, een luidende schel! Maar dan geldt dit niet alleen voor onze formulieren, maar ook voor onze psalmen, ook voor het Woord des Heeren enz.
Hoe menige psalm wordt niet Zondag aan Zondag uit sleur aangeheven. Wanneer een gansche gemeente haar God in psalmen looft en aanstemt:

Looft, looft den Heer, mijn ziel, met alle krachten,
Verheft zijn naam zoo hoog, zoo heilig te achten,
Och of nu al wat in mij is, hem prees.”

Of wanneer zij in schuldbelijdenis voor den Heere neerknielt en wij hooren dat roerend, hartverbrijzelend lied:

Zoo Gij in 't recht wil treden, O Heer, en gadeslaan
Onze ongerechtigheden,
Och, wie zal dan bestaan ?

Ik vraag: hoevelen zullen er dan onder zijn, die hier „in geest en in waarheid” hun stem, hun hart verheffen.
Wat zouden wij dan een klein getal vinden, wanneer wij het hart kenden gelijk God het kent.
Maar deugen daarom onze psalmen niet; zijn daarom onze psalmen een dood element? Of ligt de schuld in het kille, roerlooze hart des menschen? Het antwoord hierop zal voor ieder wel niet moeielijk noch twijfelachtig zijn.
Insgelijks hoe menige bladzijde uit 's Heeren Woord wordt in menigen huiselijken kring afgerammeld: en hoe wordt dikwerf het voorlezen uit Gods Woord bij den aanvang van den dienst gering geschat, let maar eens op de „telaatkomers!”
Dat Woord doodt den Geest niet, noch ook onze psalmen, maar de mensch is dood, dat is de oplossing.
Zoo ook gaat het met onze liturgische geschriften, zij zijn vol warmte, vol bezieling, vol ademtochten des Geestes, vol gloed van 's Heeren Woord. Toegestemd wordt dat zij werktuigelijk en uit sleur kunnen worden voorgelezen en aangehoord, maar ditzelfde kan ook gezegd van onze psalm ver heffing en van het lezen van 's Heeren Woord. Maar dan beslist hier 't antwoord op de vraag „bij wie de. schuld.” Mij dunkt hieruit wordt het tastbaar dat onze liturgische geschriften de werkzaamheid des Heiligen Geestes niet in den weg staan. Al wordt hij het Doops- en Avondsmaalsformulier een formuliergebed uitgesproken, daarom behoeft zulks het parool des gebeds in geest en in waarheid nog niet op te heffen.
De toestand der Corinthische gemeente, waar menigeen zich aan geestelijke waaghalzerijen overgaf (1 Cor. 14) is de begeerlijkste niet en op verre na niet het hoogste standpunt, dat de gemeente van Christus kan bereiken.
Gods Geest is een geest der vrijheid — gewis — maar hier wordt toch niet bedoeld een vrijheid, die de deur voor willekeur en losbandigheid open zet, maar zulk een vrijheid, die de hoogste orde insluit, Het verdient dan ook opmerking, dat de Apostel Paulus juist aan die Gemeente van Corinthe, waar men een geestelijke werkzaamheid zonder trens of teugel kende, met alle nadruk schreef: „Laat alle dingen geschieden tot stichting”, en even verder al weer diezelfde vermaning, maar nu nog sterker uitgedrukt „Laat alle dingen eerlijk en met orde geschieden.”
Deze uitspraak kan als het Schriftuurlijke beginsel voor onze liturgischen bundel geiden, en de waarde van deze uitspraak wordt verhoogd, als wij in 't oog honden dat zij gegeven werd aan een gemeente, die meende zulk een hoog geestelijk standpunt verkregen te hebben.
Gesteld eens dat wij geen liturgische geschriften hadden — wat dan?

K. (Kampen) S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 juli 1912

De Wekker | 4 Pagina's

Onze liturgische geschriften (IX)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 juli 1912

De Wekker | 4 Pagina's